<^> 10 <^>

700 38 1
                                    

'Een mens' hoor ik de andere twee roepen.

Ze komen naast de eerste staan.

'Hoe kwam je in de vertrekken van prinses Wynnie' vraagt de ene.

'Nou... uhm-' zeg ik.

'Heeft niemand gemerkt dat je een mens was' vraagt de ander mij onderbrekend.

'Het.... uhm-'

'Waar kom je officieel vandaan' vraagt de tweede.

'Ehm-'

'Waarom was de prins bij je' vraagt de derde.

'Nou-'

'We brengen haar naar mijn vader' zegt de eerste.

'Serieus' vragen de andere twee.

De eerste knikt en trekt me mee de cel uit. Daarna een trap op en een lange, witte gang door. Tot we in een grote zaal komen. Een troonzaal zo te zien. Er staan aan iedere kant tien, marmeren zuilen. Eromheen groeien ranken van rozen. Er is een groot wit marmeren podium waar drie tronen op staan. Op de middelste troon zit een oudere man. Hij heeft grijze haren, felblauwe ogen en hele mooie kleding van zijde aan. Op zijn hoofd draagt hij een gouden kroon met blauwe diamanten. 'Vader' zegt de eerste.

Hij trekt me in een buiging. 'Zoon' zegt de man, 'wie is dat?'

'Weten we niet' zegt de tweede man die snel aan komt lopen.

'Hoezo weten jullie dat niet, Camlin' vraagt de man.

'We vonden het meisje in de vertrekken van de prinses. Samen met de prins. Toen we in het bos liepen spoelde het bruin uit haar haren door de regen. Toen we hier kwamen merkte we pas dat ze in slaap was gevallen. De prins is beneden en we haalden uw zoon Sire, hij heeft ons al op ons kop gegeven.'

De man staat op en loopt naar mij toe. 'Mag ik je tong zien' vraagt hij.

Ik knik en steek mijn tong uit. 'Een ronde tong' zegt hij, 'een mens?'

Ik sluit mijn mond weer en kijk hem angstig aan. Wat willen ze van me? Of van de prins? 'Laat haar los zoon' zegt hij, 'mensen zijn geen vijanden.'

De jongen laat me los en doet een stap weg. 'Wat is je naam' vraagt de man.

'Dacey' zeg ik zacht.

'Hoe kwam je in het kasteel van de demonenkoning?'

'Ik... ik... miss Zinerva nam me mee daarheen.'

'Miss Zinerva' vraagt de jongen.

Ik knik. 'De dochter van Lord Condon en Lady Rigantona.'

'Mmh.'

De man loopt een rondje om me heen en als hij weer voor me staat glimlacht hij naar me. 'Ik zal je nieuwe kleding geven' zegt hij, 'daarna wil ik graag horen hoe je bij hen terecht kwam?'

Ik knik. 'Oké.'

'Breng haar naar Vevay' zegt hij tegen de jongen, 'breng haar daarna naar de zitkamer.'

'Ja vader.'

De jongen loopt weg en ik loop snel achter hem aan. Hij loopt het witte kasteel door en hij stopt pas na een paar minuten. Hij klopt op de deur. De deur word opengedaan door een meisje van mijn leeftijd. Ze heeft blonde haren en grijze ogen. In haar oren zitten drie oorbellen aan de linkerkant. 'Uwe hoogheid' zegt ze met een reverence.

Als weer opstaat kijkt ze naar mij. 'Geef haar nieuwe kleding en breng haar naar de zitkamer van mijn vader' zegt hij.

Daarna loopt hij weg. Ze glimlacht naar mij. 'Kom binnen liefje' zegt ze, 'ik help je wel.'

Ik loop naar binnen en we komen in een slaapkamer. 'Wat is je naam liefje' zegt terwijl ze naar de kast loopt.

'Dacey' zeg ik zacht, 'en jouw naam?'

'Vevay.'

Ze loopt naar me toe en geeft me een handdoek. 'Vind je het erg als ik bij je blijf?'

'Nee' zeg ik, 'niet erg.'

Ze glimlacht en ik begin mezelf af te drogen. Ze legt droge kleding neer op het bed wat ik aantrek. Het is een witte, A-lijn jurk. Om mijn middel zit een blauwe band. 'Hij staat je leuk' zegt ze met een glimlach.

'Bedankt' fluister ik.

'Ik zal je naar de koning brengen.'

'De koning' vraag ik bang.

'Ja, de jongen die je hier bracht is zijn zoon. De kroonprins, Fionan.'

'Oh.'

'Laten we maar gaan.'

The Demon PrinceWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu