Ik word wakker met een brandende pijn op mijn rug. Prins Fionan was absoluut niet vergevingsgezind. Hoe vaak ik hem ook smeekte om te stoppen, hij luisterde niet. Hij bleef doorgaan tot ik uiteindelijk niets meer zei en niet meer durfde te bewegen door de pijn. Ieder spiertje wat ik wel bewoog deed pijn.
Ook nu durf ik me niet te bewegen. Ik lig nog steeds op het bed waar hij me geslagen heeft. Na een paar minuten word de deur opeens open geduwd. 'Slaafje' zegt hij, 'ben je wakker?'
'Ja meester' fluister ik.
'Goed zo' zegt hij, 'hoe voel je je?'
'Niet goed.'
'Waarom niet?'
'De wonden doen pijn.'
'Tja.'
Hij legt zijn hand opeens op de wonden. Ik gil het uit. 'Stil slaaf' zegt hij kwaad, 'of er komen nog meer zweepslagen bij.'
Ik snik en bijt op mijn lip om nog een gil terug te houden. 'Ik zal ze zo verzorgen' zegt hij, 'maar je moet zelf rechtop gaan zitten.'
Ik ga langzaam rechtop zitten. Maar wat ik ook doe, de pijn blijft. Als ik rechtop zit staat hij op. 'Blijf daar' zegt hij, 'ik ga wat zalf halen.'
Ik knik. 'Ja meester.'
Hij loopt weg en komt terug met een pot. Langzaam begint hij de zalf die erin zit op mijn rug te wrijven. Gelukkig verdwijnt de pijn een beetje. 'Kleed je aan' zegt hij, 'daarna breng ik je naar de eetzaal. Je gaat vandaag gewoon aan het werk. Na het diner kom ik je ophalen. Duidelijk slaaf?'
'Ja meester.'
'Oh en als je iemand vertelt wat ik heb gedaan... dan krijg jij straf en word je uitgemaakt voor leugenaar. Niemand zal je geloven. Is dat ook duidelijk slaaf?'
'Ja meester.'
'Goed, kleed je dan aan.'
Ik sta op van het bed en doe mijn kleding weer aan. Daarna loop ik achter hem aan naar beneden. Hij brengt me naar de eetzaal en laat me daar achter.
De rest van de dag werk ik samen met Arely in stilte. Ze vraagt me in de ochtend wel wat er was gisteren. Ik zei dat ik gewoon duizelig en was en veel hoofdpijn had. Dus hebben we besloten dat we beide niet veel geluid maken, anders kan de hoofdpijn misschien terug komen. Natuurlijk weet ik dat die hoofdpijn niet echt is.
Na het diner komt hij me inderdaad halen. Hij brengt me niet naar zijn kamer, maar naar de kerkers. Hij loopt meteen door naar één van de achterste cellen. 'Ik laat je met die demon praten' zegt hij, 'ongeveer vijf minuten. Daarna breng ik je naar mijn kamer.'
'Ja meester.'
Hij opent de celdeur en duwt me in de cel. Daarna sluit hij ons snel op. Prins Weylyn staat tegen de muur aan geketend. 'Uwe majesteit' zeg ik geschrokken.
Snel ren ik naar hem toe. Hij houd zijn hoofd gebogen en ademt zwaar. Ik til zijn hoofd op en hij opent langzaam zijn ogen. 'Dacey' vraagt hij verbaasd.
'Bent u oké?'
'Ja, ik ben gewoon moe. Jij... ben jij oké?'
'Niet echt, prins Fionan heeft me geslagen met een zweep.'
'Hij deed wat?! Waar is hij?
'Buiten de cel. Denk ik ten minste.'
'Haal hem, nu! Ik wil een hartig woordje met hem spreken!'
'Nee' zeg ik, 'alstublieft. Straks doet hij me weer pijn.'
'Hij zal je geen pijn meer doen. Niet als ik je bescherm.'
Ik zucht diep. 'Hoe kunt u me beschermen als u hier word gehouden. Met boeien om zelfs.'
'Dan wil ik iets dat je doet Dacey, geef nooit toe aan hem! Nooit meer.'
'Ik zal het proberen.'
De cel word weer opengemaakt. 'Dacey' zegt prins Fionan, 'kom hier.'
Ik loop naar hem toe en fluister nog 'Het spijt me' voordat ik wegloop.
Fionan sluit hem weer op en loopt daarna naar boven. Ik loop snel achter hem aan. Hij brengt me terug naar mijn kamer en laat me daar achter. Ik val huilend op bed en huil mezelf ook in slaap. Ik wil hier weg!
JE LEEST
The Demon Prince
FantasíaIn mijn leven zijn een paar volken belangrijk geweest. De mensen, waar ik er zelf één van ben. De demonen, waar ik bij woon. En de elfen, de vijand. De mensen kon je herkennen aan hun ronde tong en hun boerenbouw. Hun haar kleuren zijn allerlei kleu...