H14: De ondergrondse stad

93 7 2
                                    

'Als je je zus terug wil zien, zul je je bij ons moeten aansluiten. Zo niet, dan zal je geliefde zusje deze wereld verlaten. Dat wil je toch niet... Als je haar wil terugzien, kom dan ALLEEN naar de kleine brug vlak bij de snelweg. Als je niet alleen komt, zal dat nare gevolgen hebben..

Met heel vele groeten
Irena'.

_______________________________
Pov. Lukas

De wind waait hard in het mijn gezicht. Ik trek mijn rits nog een beetje hoger. Het is erg koud voor een zomeravond. Haastig loop ik verder langs de rivier. De koude wind helpt ook niet echt om wat warmer te worden. Enkele druppels vallen op mijn gezicht. Ik kijk naar omhoog en zie donker regenwolken. Tijd voor een onweertje, denk ik bij mezelf. Waarom net nu? Ik haat de regen! Ik kijk terug voor me, voor ik val over een steen ofzo, want dat zou natuurlijk zeer schaamtelijk zijn, aangezien ik in de gaten gehouden wordt. Ik voel ogen overal. Ik weet dat het niet de schaduwjagers zijn, omdat we akkoord waren gegaan dat het teveel riscico was om iemand mee te sturen. Dus als het geen bondgenoten zijn, dan zijn het vijanden. In de verte zie ik de brug. Het is nog net te ver om te zien of er iemand staat, maar ik ben er heel zeker van dat er wel iemand zal zijn. En met die iemand bedoel ik Irena. Bij de gedachte van die naam, bal ik mijn vuisten. Ze heeft mijn zusje ontvoerd. Als ze Louise een haar heeft aangeraakt dat vermoord ik ze. Niemand komt aan mijn familie! En zeker niet mijn achtjarige zusje. Ik adem eens rustig uit en versnel mijn pas. Hoe eerder ik er ben, hoe sneller het voorbij zal zijn. Dat denk ik toch. In stilte hoop ik dat de schaduwjagers al een plan hebben. Dat ze dan iedereen zullen bevrijden op een of andere manier. De brug komt steeds dichterbij en ik wordt ook steeds meer en meer zenuwachtig. Na nog enkele minuten wandelen, kom ik aan bij de brug. Ik zie niemand, maar ik weet dat ze er zijn. En dan in een van de donkere hoeken komen een stuk of tien mensen tevoorschijn. En dan, wanneer de laatste schaduw te voorschijn komt, zie ik Irene.

De feeks.

Ze ziet er exact uit zoals op de foto die de schaduwjagers mij hebben laten zien. Ze draagt weeral een lang, zwart kleed. Haar ogen zijn zwaar geschminkt, waardoor ze een mysterieuze schijn heeft. Random haar staan enkel vrouwen, geen enkele man. Een struise vrouw houdt een klein lichaampje vast en legt het dan voorzichtig op de grond, alsof ze het niet pijn wil doen. Even staar ik naar het lichaampje en dan herken ik de paarse stof en de lange, blonde paardenstaart. Ik roep de naam van mijn zusje uit en ren naar haar toe. Ik wou net mijn arm uitsteken, maar ik vlieg plots de enkele meters verder. Vaag zie ik nog iets van een groene wolk.

Getver, ze is een heks. Ze heeft magische krachten en die heeft ze net op mij gebruikt. Ik wrijf aan mijn neus en zie dat er bloed aan mijn hand hangt. Ik adem diep uit en kijk dan Irena neutraal aan. Ik heb er niets aan als ik haar kwaad maak, ik moet zorgen dat ik op een goed blaadje kom te staan. Ze heeft een gemene grijns op haar gezicht. Wanneer ze ziet ze mijn aandacht heeft, spreekt ze.

'Luister jongeman, je komt niet aan je zusje voordat ik het zeg. Wanneer je dat wel doet of er maar aan denkt om dat de doen, zal jou moeten uitschakelen. En geloof me, dat was een waarschuwing, de volgende keer zal je er niet met alleen een bloedneus van afkomen. En dit geldt ook voor andere dingen die ik niet zou doen. Dus hou je koppie erbij.'

Ik knik braafjes, maar hou mijn lippen stijf op elkaar. Om mijzelf tegen te houden om er iets gemeens uit te flappen. Ze blijft me recht in e ogen kijken en na enkele minuten geeft ze een knikje naar de mannen en zegt tegen me dat ik naar Louise mag gaan. Snel loop ik naar haar toe. Ze ligt slapjes op de grond. Ik neem haar hoofd en leg het voorzichtig op mijn schoot. Ik aai voorzichtig op haar hoofd. Haargezicht is niet normaal bleek. Ze heeft iets mee van een vampier, al weet ik honderd procent zeker dat ze dat niet

is omdat ik gewoon ruik dat ze een mens is. Ik ben als enige van mijn familie een weerwolf. In het begin had ik het er heel erg moeilijk mee, zeker om me aan te passen. Na maanden het een geheim te houden, heb ik het hun verteld. Het was dat of een volledige breuk met hen. De leugens die ik hen altijd moest vertellen. Het werd mij teveel, maar het werd mijn ouders ook te veel. Ze wisten wel dat er iets aan de hand was met mij, maar niet wat. Dus toen ik het hen die ene avond vertelden. Jah dat was een van de moeilijkste dingen in mijn leven. Mijn moeder die nam het redelijk op. Zij negeerde me maar een paar dagen en toen kwam ze gelukkig tot het besluit dat ik nog steeds haar zoon was. Louise trok er zich totaal niets van aan, zij was eerder heel enthousiast, want nu kende ze een van haar megacoole sprookjesfiguren en die kon haar bovendien voor altijd beschermen.

Het Verdwenen Medaillon (VOLTOOID)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu