Hoofdstuk 15: Rowan

1.3K 107 3
                                    

 Ik sta voor Tristans deur in Hambro huis. Het is half tien. Ik moet eigenlijk over een half uur weer binnen zijn. Zachtjes klop ik op de deur. De klink gaat naar beneden  en als de deur open gaat, moet ik naar beneden kijken. Voor me staat Bran. In levende lijve. Zijn groene ogen op me gericht. ‘Hallo Rowan.’ Zegt hij met zijn kinderstemmetje. Verbaasd kijk ik hem aan. Achter hem aan schuifel ik de kamer in. Als ik binnen ben, ga ik op zoek naar Tristan. Midden in de kamer ligt een matras met een dekbed en een kussen. Bran springt erop en gaat zitten. Tristan zit op zijn bed en wenkt naar me. Ik loop behoedzaam naar het bed en ga naast hem zitten. Een kleine ruimte tussen ons in. ‘Wat is dit?’ vraag ik zacht. Hij bijt op zijn lip als ik hem aankijk. Bran loopt naar me toe. Vertwijfeld kijk ik naar Tristan, maar die staart naar Bran. Alsof ook hij geen idee heeft, wat het kind gaat doen. Bran pakt mijn hand vast. Een kinderhandje dat koel aanvoelt. Zodra zijn palm de mijne raakt, stromen er herinneringen binnen. Ik zie een deur, van waarachter geschreeuw klinkt. Ik herken Tristans stem erin. Ik kan niet verstaan wat er gezegd wordt. Als Tristans stem stopt, hoor ik een vrouwenstem praten. Een paar minuten later maakt mijn hand de deur open. Mijn hand? Brans hand,  zijn herinnering. Hij laat mij zijn herinnering zien? Ik vroeg wat dit was aan Tristan. Hij kan herinneringen laten zien? 

Als de herinnering stopt, laat Bran mijn hand los en glimlacht. Ik zoek blindelings naar de hand van Tristan. Die al snel, zelf mijn hand vastpakt. ‘Bran, Rowan, Rowan, Bran.’ Zegt hij met een schorre stem. ‘Hallo.’ Bran kijkt me weer aan met die groene ogen. Ik schraap mijn keel en beantwoord dan zijn begroeting. ‘Kunnen we een spelletje doen, Tristan?’ Zijn stemmetje brengt me terug naar het besef, dat hij pas een kind is. Tristan knikt naar hem. ‘Vindt Rowan dat ook leuk?’ Bran draait zich om naar mij. ‘Zullen we een spelletje doen, Rowan?’ Ik knik, nog steeds verdwaasd, naar het kind. Hij loopt op zijn sokken naar Tristans bureau in de hoek. Het valt me nu pas op, dat daar een aantal dozen met spelletjes staan. Hij rommelt even tussen de dozen. Tristan duwt zijn voorhoofd tegen mijn wang. ‘Fijn dat je er bent.’ Zegt hij schor. Ik ben nog steeds zo ondersteboven van het hele gebeuren, dat ik weinig reactie geef.

Tristan zit op het stoepje van Raglan als ik buiten kom. Zijn rugzak ligt naast hem. Op het moment dat ik naast hem ga staan, voel ik zenuwen. ‘Je bent vroeg.’ Constateer ik. Hij bijt op zijn duimnagel. ‘Weten je ouders dat ik ook kom?’ Ik haal mijn schouders naar hem op, terwijl ik mijn jas aantrek. Het is kouder dan ik dacht. ‘Zoiets.’ ‘Zoiets?’ herhaalt hij met overslaande stem. ‘Rowan.’ Het klinkt beschuldigend. Hij begint richting zijn eigen huis te lopen. ‘Dan ga ik echt niet mee hoor.’ Ik ren achter hem aan en pak zijn arm vast. ‘Ze weten wel dat ik iemand meeneem. Ik heb alleen nog niet uitgelegd wie. Dat doe ik liever persoonlijk.’ Ik sjor aan zijn arm. Op dat moment komt mijn vader de oprit oprijden. Hij is vroeg. Hij is nooit te vroeg. ‘Daar is mijn vader al.’ Flap ik eruit. Tristan stopt meteen met tegenstribbelen en blijft als een stijve plank staan. ‘In die Audi?’ zegt hij zacht. Ik knik.

Mijn vader stopt recht voor onze neus. Hij zet de motor af en stapt meteen uit. ‘Hallo Rowan.’ Zegt hij op een zakelijke toon tegen mij. ‘Hoi pap.’ Mijn stem klinkt schor en ik schraap mijn keel. ‘Dit is Tristan.’ Zeg ik tegen hem. Hij knikt naar mij en steekt zijn hand naar Tristan uit. ‘Aiden O’Connor.’ Zijn stem een stuk milder. Niet zo zakelijk. ‘Tristan Grey.’ Mijn vader keek Tristan maar half aan, tot het moment waarop Tristan zijn achternaam noemt. Pap houdt Tristans hand net iets langer vast dan normaal en bekijkt hem nog eens goed. Ik loop om de auto heen om mijn tas te pakken, die nog bij de voordeur van Raglan ligt. Mijn vader loopt ondertussen naar de achterklep en maakt die open. Tristan gooit zijn tas erin. Vlak daarna gooi ik die van mij er ook in. Pap gaat weer achter het stuur zitten en Tristan en ik op de achterbank. ‘Gordels aan.’ Zegt mijn vader streng. Ik trek aan de gordel en klik hem snel vast. Dan zoek ik Tristans hand en verstrengel mijn vingers met die van hem. Ik voel dat hij nog steeds zenuwachtig is.

Zielkrachten 1: VerbondenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu