Hoofdstuk 32: Rowan

943 89 10
                                    

Rowan

Gefrustreerd vertel ik over vanmiddag. Hier heb ik geen geduld voor. Ik wil weten wat Dex heeft gevonden. In plaats van dat hij het vertelt, wil hij eerst weten hoe het vanmiddag met Bran ging. ‘Bran is erg sterk.’ Zeg ik met ratelende stem. Ik wil het er zo snel mogelijk uit hebben. ‘Hij kan krachten absorberen. Niet alleen degene die op hem gericht zijn, maar degene die hij kan zien. Hij is snel. Als je je blik om hem richt kan het zijn dat hij een paar tellen later in een boom zit. Zijn zijwaartse zwaartekracht is goed ontwikkeld. Het shape shiften wisten we natuurlijk al.’ Verwachtingsvol kijk ik hem aan. Tristan zit te knikken en denkt na. ‘Kom op nou, Tristan.’ Mijn stem een beetje zeurderig. Ik kan er niks aan doen. Die spanning is niet om uit te houden. Hij laat een scheve grijns zien. Dan pakt hij mijn arm en trekt me tegen zich aan. ‘Wat ben je toch ongeduldig.’ Zegt hij in mijn oord, voordat hij een kus op mijn mond drukt. Ik duw hem weg. ‘Hou op, Tristan.’ Ik probeer me los te spartelen uit zijn greep. Na een paar minuten geef ik het op. Dit win ik toch niet. Ik leg mijn hoofd op zijn benen en zet mijn voeten op het bed. Uit zijn achterzak haalt hij vier opgevouwen a-viertjes en geeft ze aan mij. Gretig vouw ik ze open en begin te lezen.

‘Dus,’ zeg ik als ik klaar ben met lezen, ‘die vent die ons aan heeft gehouden zit overal achter? De moorden, het onderzoek. Waarom is hij zo bezig?’ Tristan haalt zijn schouders op als ik het zeg en pakt mijn laptop van het bureau. Hij klapt het scherm open en drukt op de aan knop. ‘Wat ga je doen.’ Geen antwoord. Zijn blik gefocust op het scherm. Als hij hem open heeft, gaat hij naar de internetbrowser en zoekt op de profetie. Ik schud mijn hoofd en trek het ding naar mijn schoot toe. ‘Die profetie vind je nooit op het normale internet. Je moet binnen de magische sites zoeken.’ Niet begrijpend richt hij zijn blik op mij. ‘Magische sites?’ Een glimlach speelt om mijn lippen. Knikkend leg ik hem uit dat de magische wereld sites heeft waar de gewone mensen niet kunnen komen. Nou ja, niet. Bijna niet. De kans is erg klein dat ze precies die volgorde aanhouden. Ik begin te klikken door een aantal internet websites tot ik op de magische versie van een zoekmachine uitkom. Dan laat ik de laptop terug naar Tristan glijden. ‘Zoek maar.’ Driftig begint hij te typen. Al snel vind hij een aantal pagina’s. De derde pagina die hij aanklikt, laat de profetie zien:

Hij, die in bezit is van meerdere gaven, zal gerechtigheid laten gelden over degene die beweert gerechtigheid uit te dragen.


We staren allebei naar de zin. Natuurlijk hadden we erover gehoord. Er is een profetie en blabla, maar dit is de eerste keer dat we de woorden voor ons zien. ‘Er staat helemaal niet in hoeveel gaven degene bezit.’ Ik kijk Tristan aan terwijl ik het zeg. ‘Hoe weet iedereen dat het Bran is? Jij hebt ook meerdere gaven en er zijn er vast nog meer op de wereld met meerdere gaven. Kijk maar naar Senne en Sylvan en de meeste van ons.’ Tristan pakt mijn armen vast om me te kalmeren. Hij straalt het zelfs uit. Zijn warme handen zorgen dat het kippenvel op  mijn armen verdwijnt. ‘Bran heeft vier gaven die we kennen. Sterk vanaf dat hij baby is. Niemand die ik ken, heeft meer dan twee gaven en grote gaven gaan niet samen met een afwijkende andere grote gave. Absorptie is een grote gave.’ Zijn ogen boren zich in de mijne. ‘Maar,’ begin ik, ‘Ezra heeft dat ook en kan ook nog Deflectie.’ Tristan gaat daarop meteen verder, ondertussen hoofdschuddend. ‘Deflectie werkt ongeveer hetzelfde als Absorptie. Het is niet raar, als iemand beide bezit. Bran kan absorberen en zich zijwaarts voort bewegen. Die krachten zie je nooit samen. Zeker niet ook nog in combinatie met shape shiften en herinneringen overdragen. Daarom denkt iedereen dat Bran het kind van de profetie is. De vraag is waarom John Lyons bang is voor gerechtigheid? Wat heeft hij te verbergen voordat hij begon te jagen op het kind?’

Starend naar het plafond, liggen we naast elkaar. Ieder in onze eigen gedachten. Ik snap nog steeds niet waarom Robb dood moest. Mijn hersenen blijven daarover malen. Het enige dat ik kan bedenken is dat er werd gedacht dat Robb het kind was. Maar dat slaat nergens op. Hij was een tovenaar. That’s it. Meer gaven had hij niet. Ik draai me op mijn zij naar Tristan. Zijn ogen zijn dicht, zijn hoofd lichtjes gedraaid. Het lijkt eerder alsof hij slaapt. ‘Tristan.’ Ik fluister het. Geen reactie. Slaapt. Dat is duidelijk. Hoe kan hij nou slapen met al deze informatie? Ik leg mijn hoofd op zijn schouder en kruip dichter tegen hem aan. Zoals gewoonlijk is hij lekker warm. Dat is het voordeel van shape shiften. Je lichaamstemperatuur ligt iets hoger. Voor hem maakt het niets uit. Voor mij ideaal, aangezien ik een koukleum ben. Uiteindelijk val ik, door Tristans warmte, ook in slaap.

Ik schiet om elf uur wakker. Totaal in paniek. Zeker wetend dat ik te laat ben voor mijn examen. Tristan zit in het raamkozijn te tekenen. ‘Waarom heb je niet geroepen.’ Zeg ik verwijtend tegen hem. ‘Ik heb mijn examen gemist.’ Ik sta mijn broek al over mijn kont te sjorren als Tristan zegt: ‘Je examen is pas om een uur, Girl.’ Ik laat me op het bed zakken. Hij heeft gelijk. Met spijkerbroek kruip ik weer onder het dekbed. Bestudeer Tristans contouren in het zonlicht. Geconcentreerd is hij bezig met zijn tekening. Heeft niet door dat ik hem bestudeer. ‘Wat teken je?’ Zijn aandacht gaat naar mij. Hij laat een stilte vallen voordat hij zegt: ‘Mijn moeder.’ Dat verbaasd me. Nog niet eerder heb ik gehoord dat hij zijn moeder aan het tekenen. ‘Zijn jullie al naar het dorp geweest voor vrijdagavond?’ Zijn ogen schieten van schrik naar mijn gezicht. ‘Hoezo? Wil je weten of ik wel een pak heb gekocht?’ Zijn ogen glinsteren van pret en hij lacht een scheve glimlach. Alsof hij iets in zijn schild voert. Zijn tekenblok legt hij in de vensterbank, voordat hij naar me toe komt lopen. Dan pint hij mij onder zich vast. ‘Vertrouw je me niet?’ grinnikt hij en dan kust hij me. Intens. Dat is even geleden en ik verlies mezelf volledig in de kus. Klamp me aan hem vast. Bang dat hij weggaat. Mijn vingers verstrengelen zich in zijn haar. Terwijl hij me kust, sjort hij aan het dekbed en laat zichzelf eronder glijden.

Ik laat me op de stoel naast Noëlle glijden. Een enorme glimlach op mijn gezicht. De zorgen van gisteren naar de achtergrond. Noëlle kijkt me vragend aan. ‘Hij heeft een pak.’ Het is een conclusie. Noëlle kijkt me verrast aan. ‘Had je dat niet verwacht dan?’ Ik weet niet wat ik had verwacht, dus ik haal mijn schouders op. ‘Weet niet. Denk dat ik ergens bang was dat hij niet wilde gaan.’ Mijn stem zacht. Nu pas beseffend dat ik daar het bangst voor was. De blaadjes voor Engels worden al uitgedeeld. Ik draai op mijn stoel, als de opgaven ook worden uitgedeeld en begin als ik mijn bladen heb. Concentreer me op de vragen.

Als ik klaar ben, raap ik mijn tas van de vloer en loop ik de aula uit. Redelijk gegaan, denk ik. Het was lastig. In de grote hal, neem ik de trap naar boven. Ik klop twee keer op de achterste deur van Isabel haar kamers. Even wachten en nog twee keer. De deur gaat langzaam open. Een paar tellen later komt het zwarte katje de post omgelopen. Hij mauwt even naar me en loopt dan met opgeheven staart voorbij. Ik trek de deur achter hem dicht. ‘Kom Bran.’ Samen lopen we de trap weer af en de deur uit. Bran huppelt vrolijk mee. Zijn staart zwierig in de lucht.
Terwijl Bran naast me loopt, steken we het grasveld over. Op weg naar de bomenlijn. Ik probeer door te lopen. In de hoop dat de kat niet te veel aandacht trekt. Mijn blik gaat naar hem en hij kijkt terug. Hij mauwt kort. ‘Niet teveel aandacht trekken, Bran.’ Sis ik naar hem. Ik ben blij als we de beschutting van de bomen bereiken. We zijn er amper in, als Bran terug veranderd in zichzelf. ‘Had je niet nog twee meter kunnen wachten?’ Ik probeer boos te klinken, maar hou het niet goed genoeg vol. Hij rent rond door het bos. Over de grond en tegen de bomen omhoog. Hoofdschuddend ga ik op een stam zitten, tot hij is uitgeraasd.

Ik hou mijn hand geopend in de lucht en laat de wind draaien op mijn hand. Steeds sneller, waardoor een grotere wervelwind ontstaat. Als ik het zover heb, dat het half zo groot is als Bran, stuur ik het op hem af. Meteen strekt Bran zijn handen en de wervelwind wordt erdoor opgenomen. Een paar tellen later kaatst het vanuit Bran zijn handen, tegen een boom. Gaat het bos uit en neemt een aantal takken en bladeren mee in zijn reis. ‘Goed zo.’ Complimenteer ik Bran. Glunderend kijkt hij me aan. ‘Ik ga je testen vanmiddag, oké? Je moet zeggen als het teveel is.’ Hij knikt en kijkt me nog steeds lachend aan. Op dat moment stapt Noëlle de bomenlijn binnen. Ze kijkt Bran aan. ‘Hallo.’ Haar klingelende stem draagt door het bos. ‘Ik ben Noëlle. Jij bent Bran, toch?’ Noëlle kijkt vriendelijk naar Bran. ‘Ja. Ben jij een vriendin van Rowan?’ Noëlle knikt en richt haar blik dan op mij. ‘Weet je het zeker?’ Ik knik alleen maar.

Zielkrachten 1: VerbondenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu