Deel 3 – Stevie
We are each of us angels with one wing, and we can only fly by embracing one another. ~Luciano de Crescenzo
21. The End
Mijn hoofd bonsde. De wond deed nog steeds pijn. De huid rondom de wond klopte, en ik vertrok mijn gezicht. Ik beet op mijn wang zodat ik de pijn minder zou voelen.
Nog geen 2 tellen nadat de engelen en mijn vrienden uit het zicht waren verdwenen, stopte “Gin” abrupt. De wolven hielden ook halt, maar na een wuif van zijn hand renden ze weer door. Niet veel later waren we alleen op het plein.. Nou ja, alleen....
Om ons heen lagen een stuk of 20 lichamen van half-wolf, half-mens wezens. Alsof ze tijdens het transformeren gestorven waren. Ze waren allemaal naakt, en dus ik keek weg van de lijken. Ik voelde me totaal niet op mijn gemak tussen al die doden, samen met iemand die Gin niet kon zijn.
Gin was dood.
'Stevie...' hij proefde mijn naam op zijn tong. Hij staarde langs me heen, alsof hij iets zag wat ik niet zag.
Ik nam geen moeite om te antwoorden. Ik was verward. Als hij Gin niet was, wie was hij dan wel?
Hij sidderde, en als een soort tweede huid stripte hij plots Gin van zich af. Ik kon het niet anders verwoordden. En wie er toen tevoorschijn kwam.... Ik had het kunnen weten!
'Abigor!' ik wist niet of ik boos moest zijn omdat hij me voor de gek had gehouden, of opgelucht dat ik dealde met iets dat ik al kende. Hij knikte langzaam.
'Het spijt me... van Gin. Ik had geen andere keus' mompelde hij, en hij krapte bij zijn slaap.
Hij voelde zich duidelijk ongemakkelijk.
Ik was verbaasd. Kennelijk konden demonen een schuldgevoel hebben? Nog bijkomend van de verbazing antwoordde ik: 'maar waarom wilde je mij meenemen, en niet de Messias?'
Die vraag spookte de laatste paar minuten ook al door mijn hoofd. Wat wilde hij in Godsnaam bereiken daarmee? Hij wist toch wel beter dan dat? Michaël zou mij nooit “inruilen” voor de Messias! Het welzijn van de wereld was veel belangrijker dan 1 klein mensenleven! Een sprankeltje verdriet welde op in mijn maag, maar ik onderdrukte het. Dit had niets te maken met gevoelens, maar met een veel groter iets, herinnerde ik mezelf eraan.
'Verwacht je dat ik je vergeef?' fluisterde ik. 'Wat... Waarom... Waarom zou je dat willen?'
Hij schudde alleen zijn hoofd, twijfel stond in zijn ogen.
'Ik heb geen idee' prompt draaide hij zich om, en liep weg. Even plotseling als hij weg was gelopen, kwam hij weer terug, en nam hij me bij de arm. Toen trok hij me met zich mee.
Ik voelde me ongemakkelijk. Ongemakkelijk en beschaamd.
Ongemakkelijk door de blikken die de weerwolven – nu in mens-vorm – op me wierpen, en beschaamd omdat ik niet wist hoe ik me moest gedragen.
Abigor had me een heel eind laten lopen, tot we na ongeveer een kwartier bij een soort kamp aan waren gekomen.
Er liepen zowel wolven als mensen door het kamp, en ik besefte dat dit kampement van de weerwolven van eerder moest zijn. Het kamp zelf was gestationeerd aan de rand van een bos, en het was vrij groot. Het verbaasde me hoeveel weerwolven er wel niet waren. Het was erg druk om me heen, maar niemand leek veel moeite te doen aangaande mijzelf.
Abigor had me een tent gewezen die voor mij bestemt leek te zijn, en had me daarna alleen gelaten.
Ik zat nu voor de tent, geïnteresseerd om me heen kijkend.
Een jong kind kwam dichterbij, en de blik in zijn ogen kon ik alleen maar afschrijven als nieuwsgierigheid. Zijn ogen waren groot en bruin, en hij was mager. Veel te mager.
'ik ken jou niet'.
De stem van de jongen was hoog en schril.
'Dat zal wel niet' mompelde ik, terwijl ik naar mijn handen keek, die in mijn schoot lagen. Ze namen geen moeite om me vast te binden, wat ik erg vreemd vond.
Ik kon toch zo weg komen, wisten ze niet hoe sterk ik wel niet was?
Ik wist niet wat me tegenhield. Maar ik wist dat ik nu niet weg kon lopen. Dit moest gebeuren. Ik moest hier blijven. Het moest gewoon.
'Jij bent raar' zei de jongen vervolgens, en hij trok een stom gezicht naar me.
'Jij bent raarder!' antwoordde ik, tong uitstekend naar het rotjong.
Het kind trok een pruillipje, en zette het plots op een krijsen.
Er kwamen 3 vrouwen aanrennen, en beiden keken woedend toen ze mij zagen.
Dachten ze dat het mijn schuld was dat het kind ging huilen? Het was dan wel zo, maar... Het kind had het zelf uitgelokt!
Ik sloeg mijn armen over elkaar, en negeerde de nijdige blikken die de 3 vrouwen me toewierpen.
'Laat haar met rust, en ga wat productiefs doen' snauwde plots iemand.
Ik keek op en zag dat het Abigor was, die naar me toe gestampt kwam.
De vrouwen maakten een angstig maar instemmend geluid en snelden toen weg. Abigor stond even op me neer te kijken met zijn felle grijze ogen, en zijn handen in zijn zij. Ik keek terug, tevergeefs proberend een reden te bedenken voor mijn verblijf hier. Hij had toch helemaal niets aan me?Opeens liet Abigor zich naast me op de grond vallen, trok zijn benen op en legde zijn kin op zijn knieën. Mijn verbazing werd groter met de minuut. Waarom gedroeg hij zich zo menselijk? Hij gedroeg zich nooit zo, zelfs toen hij nog “Nick” was! Wat was er in godsnaam aan de hand?
'Het... spijt me, Stevie...' mompelde hij, in het niets starend zoals hij al eerder deed.
Ik trok een wenkbrauw op.
'Wat spijt je?' vroeg ik, en ik draaide me naar hem toe.
'Hij komt voor je... En hij...' Abigor haalde diep adem, en zei even niets. Mijn verwarring raakte een hoogtepunt. Wie komt er voor me?
'Waar heb je het over?' vroeg ik, fronsend.
'De duivel. Satan. Als zoeker kan niemand anders dan de Duivel jou verslaan in een gevecht. En nu...', hij haalde even zijn schouders op, 'hebben we een oplossing daarvoor bedacht. Voor jou bedacht'.
Ik schrok, en mijn hart begon angstig te kloppen in mijn keel.
'Wat.. Bedoel je?'
Abigor keek even naar me op, in zijn ogen kon ik niets anders dan lichte spijt lezen.
'Hij komt voor jou. Hij zal je uit zijn weg ruimen, en dan kan niets hem meer stoppen'.
Abigor stond toen op, wierp nog even een blik op me, en liep weg.
Hij ging me vermoorden. En ik zou hem niet kunnen bevechten.
Ik sloot mijn ogen, en liet voor het eerst in al die weken mijn angsten me overspoelen.
Ik huilde bittere tranen om mijn lot. Dit was niet eerlijk, ik deed toch mijn best om de gehele wereld te redden, waarom moet ik nu sterven?
'Michaël, red me' fluisterde ik met verstikte stem, maar ik betwijfelde dat hij het hoorde. Hij had wel meer aan zijn hoofd dan een sterfelijk meisje, die hij een beetje aantrekkelijk vond.
Ik bad, voor het eerst sinds jaren, om hulp. Om redding. Om een ander lot.
Een andere wending in dit horrorverhaal dat mijn leven is.
Had ik maar zoveel geluk.

JE LEEST
Angels fall first
Romance"Een bos. Een betoverende jongen. Met de vleugels van een engel. Mijn leven zal nooit meer normaal zijn". Niet dat Stevie (15) überhaupt een normaal leven leidt. Maar het wordt wel heel vreemd als ze een enorme rol blijkt te spelen in de Apocalyps. ...