'Oké, je tijd hier is voorbij, 007. Dat betekent dat je nu weg gaat. Je gaat als een normale tiener in de maatschappij leven. Over je tijd in het laboratorium mag je met niemand praten,' zegt dokter Sidley. Ik knik en vang de tas die hij me toegooit. 'Trek dit aan, het is koud buiten. De kleren die je van hier hebt willen we graag houden,' zegt hij en loopt weg, nadat hij de tralies achter zich heeft gesloten. Ik rits de tas open en haal de inhoud eruit. Ik kleed me snel om. Mijn lange vossenstaart steekt door een gat achterin mijn broek. Ik plof op mijn bed en wacht tot dokter Sidley terug komt.
Niet dokter Sidley maar een mollig dametje komt naar mijn kooi. 'Zo, je bent klaar. Loop even met me mee,' zegt ze en opent de tralies. Ze loopt voor me uit door een lange gang. 'Hierzo,' hoor ik iemand fluisteren en ik draai me om. '021! Je bent er nog!' zeg ik verbaasd als ik hem zie zitten met zijn grote flaporen en lange voortanden. 'Ja, natuurlijk. Waar ga je heen?' vraagt hij. 'Ze zeggen dat ik nu weg ga, dat ik de maatschappij in ga. Ik vind het best eng, 021,' ratel ik en hij neemt mijn handen beet. 'Er is niks om je zorgen over te maken, 007. Je bent een geweldige meid, dat vinden ze daar buiten vast ook,' zegt 021 geruststellend. 'Maar wat als ze dat niet vinden? Straks vinden ze me alleen maar raar?' vraag ik bang. 'Als ze dat vinden zijn ze psychisch niet in orde,' lacht 021. Ik lach met hem mee totdat een zweep tegen mijn rug klapt. 'Je moet luisteren, 007!' roept iemand. Ik draai me snel om en zie dokter Sidley staan. 'Het spijt me, dokter Sidley. Het zal niet meer gebeuren,' zeg ik en loop snel naar het dametje toe. 'Oké, voordat je naar buiten gaat, 007, heb je een identiteit nodig. Daarom krijg je van ons een paspoort. Daarop staan dingen zoals je naam, je geboortedatum, je lengte, et cetera. Onder die identiteit zul je je leven gaan leven. Je mag niemand vertellen wat hierbinnen gebeurt, dat deze plek bestaat,' zegt ze en geeft een klein boekachtig voorwerp. 'Houd het goed bij je,' zegt ze en haalt nog iets uit een kast. 'Je hebt nu nog een chip voor als je ooit zou ontsnappen, maar die heb je nu natuurlijk niet meer nodig en het kan op deze manier alleen nog maar naar ons laboratorium leiden. Daarom gaan we het weghalen,' zegt ze en trekt een zakje open. Ze haalt er een scalpel uit. 'Stroop je mouw op,' zegt ze en ik doe wat ze zegt. Ze zet de scalpel op mijn arm en gaat al snel door mijn huid. Door de pijn klem ik mijn tanden stevig tegen elkaar. Al snel is de chip te zien en met een pincet haalt ze hem uit mijn arm. Ze legt een gaasje over de wond en bindt er daarna een verband omheen. 'Zo, je bent klaar om te gaan,' zegt ze en ruimt de gebruikte spullen en de chip op. Ik trek de mouw van mijn hoodie omlaag en pak mijn paspoort van de balie. 'Ik breng je even naar buiten,' zegt de vrouw en over haar witte outfit trekt ze een lange bruine jas aan.
Ik loop achter haar aan door een lange, vochtige tunnel. 'Loop alsmaar rechtdoor en je komt vanzelf in de stad,' zegt ze als ze de deur opent. Ik stap naar buiten en gelijk knalt de deur achter me dicht. Ik draai me om en sla tegen de deur. 'Wacht! Hoe moet ik nou eten?!' roep ik. 'Wacht nou! Kom terug!' roep ik huilend en zak tegen de deur aan.
Ineens vliegt de deur open. Dokter Sidney richt een geweer op me en ik sta snel op. 'Hoepel op,' zegt hij boos. 'Maar dokter Sidney, hoe moet ik nou aan eten komen? Waar moet ik nu slapen?' vraag ik huilend. 'Weet ik veel, dat is mijn zorg niet. Nu wegwezen, 007!' snauwt hij. 'Ma-' 'Niks maar! Wegwezen!' roept hij naar me. Geschrokken stap ik achteruit. Met een harde knal gooit hij de deur dicht. Ik zucht en kijk om me heen. Ik sta op een heuvel midden in een groot bos. Wat had ze ook alweer gezegd? Loop alsmaar rechtdoor en je komt vanzelf in de stad.
Ik begin te lopen en kijk ondertussen om me heen. Dit heb ik nog maar weinig gezien. Ze hebben me plaatjes getoond van grote, drukke steden waar niemand meer opvalt. Zelden bossen als dit, een plek waar iedereen opvalt.
Na wat voelt als uren gelopen te hebben kunnen mijn benen me niet meer dragen. Ik maak een grote stapel bladeren bij een boom en ga daarop liggen. Al snel val ik in slaap.
Ik wordt wakker van stemmen. 'Jakob, wat doe ik met haar?' vraagt een mannelijke stem. 'Ik weet het niet, mensen mogen niet buiten de paden maar dit is een mens maar ook een vos,' mompelt iemand die blijkbaar Jakob heet. 'Laten we haar meenemen naar huis. Als ze wakker wordt kan ze het ons misschien uitleggen,' stelt de eerste persoon voor. 'Ben je gek? Straks valt ze ons aan!' zegt Jakob geschrokken. 'Maar pa, als we haar gewoon in de logeerkamer leggen en wij blijven in de woonkamer, dan kan ze toch niks doen?' stelt de naamloze persoon voor. 'Louis, je kan niet zomaar alles en iedereen mee nemen naar ons huis. Wat zou je moeder daar wel niet van vinden? Je neemt meisjes die je niet eens kent mee naar huis,' zegt Jakob. 'Laat mama erbuiten,' zegt Louis boos. 'Sorry, sorry,' verontschuldigt Jakob zich snel. 'We kunnen haar hier toch niet zomaar laten liggen?' vraagt hij verontwaardigd. 'Toch wel. Ze is hier toch ook gaan liggen?' zegt Jakob. 'Ik vind dat we haar mee moeten nemen. Kijk dan, ze is hartstikke mager, ze is gewond en met de winter op komst overleeft ze niet lang hier buiten in het bos,' zegt Louis. 'Al goed, al goed. We nemen haar mee maar jij moet haar tillen en als ze langer blijft dan een week betaal jij alles wat zij nodig heeft of gebruikt,' zegt Jakob. 'Oké,' zegt Louis en ik voel iets tegen me aan. Ik wordt opgetild en meegenomen. Te moe om nog langer wakker te blijven val ik weer in slaap.
JE LEEST
Fox
FanfictionZe heeft een vossenstaart. Ze heeft vossenoren. Ze kan onder water ademen. Ze kan zingen. Maar ze heeft geen thuis. Geen huis. Geen familie. Ze wordt vanaf haar geboorte jarenlang vastgehouden in een laboratarium. Ze onderzoeken haar, waarom is z...