6

34 5 2
                                    

'Ik bied het dubbele!' roept een man. 'Niemand zegt nog iets. 'Bij deze is Fox verkocht!' roept meneer Kodilet en duwt me naar de man toe. 'Wacht eens, wat is er met haar arm?' vraagt de man. 'Oh, da's niks. Binnen een week is het weer over. Ze kan gewoon even geen zware voorwerpen tillen,' zuigt hij uit zijn duim. 'Oké,' mompelt de man wantrouwend. 'Fox, zijn je kleren al droog?' vraagt meneer Kodilet. 'Ze zijn nog niet helemaal schoon, meneer,' zeg ik snel. 'En waarom niet?' vraagt hij. 'Ik moest iets lekkers gaan maken, anders zou dat niet klaar zijn, meneer,' antwoord ik. 'Oké, dat is goed. Ga dan maar gauw verder met je kleren, dan klets ik even met het bezoek,' zegt meneer Kodilet en ik loop gauw naar boven, naar de wasmachine.
Ik zie dat hij klaar is en prop mijn kleren in de droger. Nu nog wachten...

Als mijn kleren eindelijk droog zijn kleed ik me om. Ik loop in mijn trui, joggingbroek, beanie en gympen terug naar de woonkamer. 'Ah, je bent klaar om te vertrekken,' zegt meneer Kodilet als hij me opmerkt. 'Waarheen, meneer?' vraag ik bang, weer een nieuwe plek. 'Je gaat met meneer Hodeluk hier mee, ik heb je aan hem verkocht,' zegt meneer Kodilet. Ik knik. 'U kunt gaan,' zegt meneer Kodilet. De man knikt. 'Fijn dat u haar aan mij wil verkopen,' zegt de man. 'We gaan,' zegt hij dan tegen mij en pakt mijn arm stevig vast. Ik klem mijn tanden op elkaar van de pijn.
We komen bij een auto en meneer Hodeluk doet de deur voor me open. 'Zitten,' zegt hij en duwt me richting de achterbank. Ik ga snel in de auto zitten en doe mijn gordel vast. Meneer Hodeluk stapt voorin en trapt het gas in.

We komen aan bij een enorm huis, rond het huis is een grote, symmetrische tuin aangelegd. We rijden over een lange, rechte oprijlaan naar het huis.

Hij parkeert de auto en we lopen naar binnen. We komen in een hoge, brede hal aan en lopen gelijk door naar een kamer aan de andere kant van het gebouw.
Er zijn veel spiegels aan de rijkelijk versierde muren gehangen. Het lijkt bijna de spiegelzaal van het paleis van Versailles. 'Mikkel!' roept meneer Hodeluk. Een jongetje van een jaar of acht komt aanrennen. 'Ja, papa?' vraagt hij. 'Dit is je nieuwe oppasmeisje, wees lief voor haar oké?' zegt de man en kijkt me even aan. Ik staar geschrokken naar het jongetje. Oppasmeisje.
Als meneer Hodeluk weg loopt ga ik snel achter hem aan. 'Meneer Hodeluk, ik kan toch geen oppasmeisje zijn? Ik kan niet eens goed voor mezelf zorgen! Ik ben pas sinds gistermiddag buiten mijn kooi in het bos, ik kan echt niet voor uw zoontje zorgen,' vertel ik snel en wacht bang op zijn reactie. 'Klotezooi!' schreeuwt hij boos. 'Die kerel zei dat je dat wel zou kunnen,' zucht hij. 'Ik kan het vast wel leren?' stel ik voor in een poging om de man te kalmeren. 'Nee, daar is geen tijd voor. Ga weg en laat me je nooit meer zien,' zegt hij en wijst richting de uitgang. Ik knik en loop snel de kamer uit.

Ik ren over de oprijlaan bij het huis vandaan. Als ik het huis niet meer kan zien verander ik in een vos, zo kan ik me veel sneller verplaatsen. Ik ren door het hoge gras richting de stad in de verte.

Als ik bij de stad in de buurt kom verander ik weer in een mens en zak tegen een boom aan om even uit te rusten, ik ben kapot.

Ik val in slaap, alweer in het bos, terug bij af.

Die ochtend wordt ik wakker van een stem. 'Manou!' roept iemand. Ik ga rechtop zitten. 'Manou, ben je daar?' vraagt de persoon en ik hoor voetstappen mijn kant op komen. 'Sorry, ik ben Manou niet,' zeg ik. Ik trek mijn beanie goed over mijn oren en kom dan tevoorschijn. 'Heb je mijn meisje gezien? Zeg alsjeblieft dat je haar hebt gezien,' vraagt de vrouw. 'Ik heb haar niet gezien,' zeg ik en schud mijn hoofd. De vrouw zucht en laat haar schouders hangen. 'Ik hoop toch zo dat ze in orde is,' zucht ze en begint te huilen. 'Maar ik zal u helpen zoeken,' zeg ik snel, niet wetend wat ik moet doen. 'Oh, zal je dat echt doen?' vraagt ze tussen de snikken door. 'Ja,' zeg ik en leg een hand op haar schouder. 'Hoe ziet uw meisje eruit?' vraag ik als ze weer iets gekalmeerd is. 'Ze is ongeveer 1.20 meter lang, ze heeft lang zwart haar in twee vlechtjes en een hele lichte huid. Ze- Ze had een roze jasje aan en haar donkergroene spijkerbroekje,' vertelt de vrouw en barst weer in huilen uit. 'Niet huilen mevrouw, we zullen haar heus wel vinden,' zeg ik en geef haar voorzichtig een knuffel. 'Straks is ze aangevallen door een of ander eng beest, eem vos ofzo,' snikt de vrouw. Dat raakt me, dat raakt me diep. Straks is ze aangevallen door een of ander eng beest, een vos ofzo. Ik ben een halve vos... 'Laten we gaan zoeken, oké?' stel ik voor en zet een stap het bos in. De vrouw knikt en komt achter me aan. 'Ik heet Inge,' zegt ze en geeft me een hand. 'Fox,' zeg ik als ik haar hand aanneem.
Als ik weer verder loop merk ik dat Inge niet achter me aan komt en draai me om. Ze staart geschrokken naar me. 'Is er iets?' vraag ik rustig. 'Je- Je hebt een staart-t,' mompelt ze bang en zet een stap bij me vandaan. Nog voordat ik iets kan zeggen rent ze weg. Als ik achter haar aan wil gaan, duikt ze de bosjes in. Die vind ik niet meer terug.

Als een vos ren ik door het bos, slalom ik tussen de bomen door en spring ik over boomwortels.
Dan ineens hoor ik gesnik. Ik sta meteen stil en spits mijn oren. 'Help!' roept een klein stemmetje. Ik ren in de richting van het gehuil en zie een meisje van een jaar of zeven dat in een net van dikke touwen onderaan een boom hangt. Als een mens loop ik op haar af. 'Shh, niet huilen,' zeg ik en ze kijkt me bang aan. 'Voor mij hoef je niet bang te zijn hoor, ik haal je alleen uit het net,' zeg ik en pak een steen van de grond. Met de steen snijd ik de touwen door tot er een groot genoeg gat is om het meisje eruit te laten. 'Klim er maar uit, ik vang je op,' zeg ik en gooi de steen weg. Het meisje kijkt me even bang uit maar klimt dan toch uit de val. Ze valt in mijn arm en slaat haar armpjes dan om mijn nek. Ze begint hard te huilen. 'Hé, rustig nou maar. Je zit niet meer vast, je bent veilig,' sus ik haar. 'Ik was zo bang, mevrouw,' huilt ze. 'Zeg maar Fox, goed?' vraag ik en kijk haar aan. Ze knikt en legt haar hoofdje op mijn schouder.
Al snelt valt ze in slaap. Ik loop rustig met haar richting de stad.

Dus, waar baseerde ik de naam van meneer Hodeluk op?

Op het woord hogedruk.

En de autocorrectie op m'n telefoon verandert het steeds naar hondenlul.

FoxWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu