Hoofdstuk 26

1.4K 143 40
                                    

Song for this chapter: Beside You - 5 Seconds Of Summer

• Harry's point of view •

Ik kon het niet haar aandoen om alleen te gaan lopen, wie weet rent iemand zoals Toby achter haar aan. Dus ik ben zelf gaan rennen, de kant van de school op. Als het goed is kom ik haar straks tegen en dan gaan we naar huis. Ik zet een kop thee en we blijven de rest van de dag op de bank liggen. Het is tenslotte erg slecht weer vandaag. Hoewel het pas een uur of één is, de zon is weg en het is gewoon donker. Ik voel zelfs af en toe wat regendruppels vallen op mijn hoofd.

De afstand van wanneer de regendruppels op mijn hoofd vallen, wordt steeds kleiner en de regen valt inmiddels met bakken uit de lucht. Ik ren nog steeds door en auto's toeteren naar me. Mijn krullen plakken aan mijn slaap en ik voel waterdruppeltjes langs mijn wangen dwalen.

Ik kom voor de honderste keer aan bij een zebrapad en tref iets aan wat alleen in mijn nachtmerrie's voorkwam. Ik zie iemand levenloos liggen voor een auto met zijn of haar rug naar me toe. Ik heb geen idee wat hier is gebeurd, maar ik moet helpen. Ik wil naar Emma, maar ik kan deze persoon niet hier laten liggen. De jongen van rond de 18 die waarschijnlijk net een auto had staat en dit meisje heeft aangereden staat buiten zijn auto. Ik zie dat het een meisje is die daar ligt door haar lange, natte haren die warrig door elkaar zitten.

Als dit Emma was zou ik haar ook helpen en het heel erg vinden, dus ik ga haar helpen heb ik besloten.

Als ik er naar toe ben gerend, haal ik met mijn handen mijn haar naar achter en bedenk wat ik moet doen. Mensen staat om me heen en de jongen die haar heeft aangereden is aan het huilen.

Ik besluit het meisje maar om te draaien op haar rug en op het moment dat ik dat doe weet ik dat dit veel erger is dan een nachtmerrie. Dit is teveel voor nachtmerrie, dit is hel. Ik ben beland in een film die hopelijk zometeen over is. Dit kan niet waar zijn, dit kan niet.

Ik merk niet eens dat ik tranen over mijn wangen heb stromen door de regen.

Mijn wereld is in elkaar gezakt en aan de kant gezet, het enige wat ik zie is Emma die hier levenloos op het vieze asfalt ligt met een klein bloedplasje onder haar hoofd.

''Bel verdomme 112!'' Ik herken Toby zijn stem en wil hem zo hard slaan nu, ik weet dat dit zijn schuld is. Maar ik moet nu slim zijn en op Emma letten. ''Weet je wat, ik doe het zelf wel.''

Ik kan niet bewegen, ik kan niks meer. Ik wacht op het moment dat ik wakker word uit deze hel en mijn armen om Emma heen heb. Het moment dat ik weet dat ik haar vast heb en nooit meer los laat. Het moment dat ik weet dat haar nooit iets zal overkomen, omdat ik haar in mijn armen heb

''Dude! Wat doe je?'' Dit keer herken ik de stem niet dus draai mijn hoofd om richting het geluid. ''Hier, laat me Emma oppakken.'' Zegt hij, maar ik duw hem weg en schrik van mijn eigen bewegingen. Hij ligt op de grond door de zet die ik hem heb gegeven en mensen kijken me aan. Maar dat deden ze volgens mij de hele tijd al. Deze jongen kende Emma duidelijk.

Ik pak zonder na te denken de levenloze Emma op en ren weg, terwijl ik achter me sirene's hoor. Shit, iemand heeft toch de ambulance gebeld, was ook te verwachten.

Het voelt slecht om haar zo vast te houden. Normaal zou ze trappelen en gillen en we zullen samen lachen, maar nu hangt haar hoofd slap over mijn arm en is mijn gezicht waarschijnlijk niet te beschrijven verdrietig. Waar ik ook loop, mensen schrikken en houden hun handen voor de mond. Sommige gillen zelfs en van afstand hoor je ze naar adem happen.

''Doet het pijn dat ik zo hard ren?'' Vraag ik aan Emma, maar ik krijg geen antwoord. Want ze is er niet. En ik weet ook niet of ze er ooit nog wel zal zijn.

Wanneer ik thuis aankom open ik de deur en loop eindelijk weer rustig. Ik leg haar zo voorzichtig mogelijk op de bank en ren naar de keuken voor de telefoon. De telefoon gaat twee keer over en dan neemt Louis eindelijk op. ''Louis, k-kom.. A-a-asjeblieft. Emma is.. Ik weet niet wat er met haar is,'' Ik adem even goed uit, omdat ik merk aan mijn stem hoe hard ik eigenlijk aan het huilen ben. ''Volgens mij is ze dood.'' Zeg ik in één adem en ik hoor Louis lucht happen aan de andere kant van de lijn. ''Nee, je maakt een grapje.'' Zegt hij bezorgd, terwijl ik een witte doek nat maak onder de kraan, met de telefoon tussen mijn oor en schouder.

''Hier zou ik nooit een verdomme grapje van maken!'' Schreeuw ik. ''O-oké, ik kom. Ik kom er nu gelijk aan.''

De natte witte doek leg ik onder haar hoofd en druk een zacht kusje op haar paarse lippen. Mijn hand glijd over haar wang die spierwit is. Ze zag er vanochtend al bleek uit, maar dit is zoveel erger. Haar ogen zijn donkerder dan normaal en haar haar zit vol klitten. De trui die ze vandaag aanhad zit onder de modder en gaten. Ook haar jeans zijn gescheurd, nat en vies.

Het enige wat nog mist is haar glimlach. Maakt niet uit hoe ze eruit ziet, haar glimlach zal het altijd goedmaken. Ik probeer met mijn vingers haar mondhoeken omhoog te trekken, maar ze trekken weer terug naar een emotieloos gezicht.

Ik krijg een mini-hartaanval door de voordeur die met een klap opengaat. Ik was even vergeten dat Louis de extra sleutel had. ''Oh mijn god, wat- wat heeft ze zichzelf aangedaan?! Is ze gesprongen?!'' Hoe durft hij daar over te beginnen. ''Nee, Louis. Ze is aangereden.'' Hij komt naast me staan, terwijl ik op mijn hurken naar haar staar. ''Heb je de ambulance al gebeld?! Ze heeft hulp nodig!'' Hij raakt duidelijk in paniek, maar het is niet meer nodig geloof ik.

''Louis.. Volgens mij is het al te laat.'' Ik fluister het en Louis vraagt tientallen keren waarom ik dat zeg en hoe ik dat weet. Ik laat mijn hoofd op haar buik rusten, in de hoop dat ik haar hart nog hoor kloppen of dat haar buik op en neer gaat. Maar er gebeurd niks.

''Oh mijn god, Harry dit is niet aan het gebeuren. Dit is niet aan het gebeuren.'' Hij begint met zijn handen in zijn haren te ijsberen en het enige wat ik kan doen is zitten naast haar en kijken hoe ze wordt weggetrokken van mij. Hoe alles wat mij sterk hield, alles waarvoor ik niet dood ben, alles waarvoor ik nog leef verdwijnt. Het is weg, en het zal nooit meer terug komen.

Ik knijp mijn ogen dicht, om de tranen eruit te laten vallen en ik laat het gaan. Ik wrijf niet één keer in mijn ogen.

En dan komt de woede in me op. Ik sta op en gooi de barkrukken door de kamer. Ik gooi de glazen vaas met bloemen op de grond, waardoor Louis schrikt en me probeert tegen te houden. ''Ga weg!'' Schreeuw ik naar hem. Ik herken mezelf niet eens meer, ik wil zo niet doen tegen een vriend, maar ik ben kwaad op alles. Ik ben blij dat hij luistert als ik de voordeur open en dicht hoor gaan.

Wat ik kan omgooien, gooi ik om. Wat ik kan slopen, sloop ik. Mijn appartement ligt weer net zo overhoop als vorige week.

Als ik aankom bij de televisie kan ik me inhouden, dit ding gaat echt niet kapot nu. Ik bijt op de binnenkant van mijn wang om sterk te blijven, maar het lukt niet. Ik zak door mijn knieën en huil zo hard als ik kan. Ik schreeuw en zie door mijn gehuil heen, Emma liggen op de bank.

Nog steeds ben ik niet wakker geworden uit de hel en ik moet me beseffen dat ik opnieuw alleen ben.

Ze komt mijn leven in alsof het niks is en verlaat het ook weer alsof het niks is. Maar voor mij, betekende ze zoveel. Ik heb nooit geweten dat iemand in één week zoveel voor je kan betekenen.

Strong.Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu