II

325 16 0
                                    

Doordat de muziek weg was, dacht ze terug aan wat er zich daarnet afgespeeld had. Het beeld was op haar netvlies gebrand. Ze probeerde haar gedachten te verzetten maar het lukte haar niet. Door de kale takken heen kon ze het beekje al zien. Ze ademde even diep in langs haar neus en rook de geur van het vochtige bos en kabbelend water. Ze duwde de takken een klein beetje opzij zodat ze erlangs kon. Langs de oever ging ze in het vochtige gras zitten. Haar rugzak die altijd klaargemaakt was voor momenten als deze, gooide ze met een plof naast haar. Terwijl ze daar zat keek ze naar het stromende water en dacht ze na. Was het slim om te vluchten? Waarschijnlijk niet. Maar op dat moment had het haar niets kunnen schelen. Ze was naar haar kamer gerend en daar de rugzak vanonder haar bed gegrist. Niemand wist dat ze hier was. Het was haar plekje. Ze kwam hier vaak als ze niet wist wat ze moest doen of om even tot rust te komen. Het was al een tijdje geleden sinds ze hier was geweest. Tijdens de winter kon ze niet. Het was vaak erg mistig en er was altijd wel neerslag. Bovendien werd het vroeg donker. In de nacht was het hier pikkedonker. Je kon geen steek zien wat het hele gebeuren eng maakte. Daarom kwam ze enkel overdag.

Met een afgekraakte tak ploeterde ze in het water. Het water was erg proper; nergens in dit bos was er afval te bekennen. Waarom moest zij dit overkomen? Wat had ze fout gedaan? Het waren allemaal vragen die dag in en dag uit door haar hoofd spookten.


Eenzaam verdrietWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu