III

232 12 0
                                    

Ze was bang. Bang om terug te gaan. Het liefst wou ze hier blijven. Het voelde hier veilig en vertrouwd aan. Alleen wist ze dat ze hier niet voor eeuwig kon blijven. Ze moest iets doen. De zon was langzaam maar zeker aan het zakken en het zou niet lang meer duren voordat het donker was. Ze wou allesbehalve in het donker in het bos blijven. Ze had dan wel een zaklamp in haar rugzak zitten. Alsnog zou ze het doodeng vinden. Pijnlijk wreef ze over haar arm. Dat zullen blauwe plekken worden, dacht ze bij zichzelf. Ze begreep nog steeds niet waarom ze het deden. Steeds minder had ze vertrouwen in de toekomst. Hij verdween langzaam uit haar zicht net zoals het nut van het leven. Want wat is het nut van elke dag blauwe plekken? Het waren niet zo zeer de blauwe plekken die zeer deden, het waren vooral de mensen die ze aanrichtten. Nog steeds begreep ze het niet waarom ze het deden. Ze zou er wel achter komen. Ooit.

Een vogel zong zijn avondlied. De lucht werd donkerder en het zag er naar uit dat het zou regenen. Ze hadden onweer voorspelt. De lucht was al heel de dag grauw maar nu pakten de donkergrijze wolken zich samen en leek het alsof ze elk moment konden uit barsten.


Eenzaam verdrietWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu