Hoofdstuk 6

5 0 0
                                    

Samen liep ik met Will naar beneden. Luuk was al verdwenen, dus we konden het overal met elkaar over hebben. Niet dat we daar gebruik van maakten, het was namelijk stil. Het enige geluid kwam van de doffe stappen die we maakten op de trap. 

Soms keek ik even naar Will en zag een kleine frons op zijn gezicht. Ik wilde weten waar hij aan dacht. Ik wilde weten waarom hij tegen Luuk had gemopperd. Ik wilde het liefst in zijn hoofd kruipen en elk detail van zijn gedachten in me opnemen (nee, dat is niet creepy). Maar dat zei ik niet, ik vroeg er niet eens naar. Het enige wat ik deed was lopen. 

Toen we beneden waren checkten we uit. Met we bedoel ik Will en ik, Luuk keek gewoon een beetje verveeld rond. 'Fijn verblijf gehad?' vroeg de receptioniste vrolijk met een neppe glimlach. We knikten allebei. 'Fijn...' zei de vrouw en vulde wat in op de computer. Toen mochten we gaan. Luuk huppelde naar de deur die voor ons open werd gehouden door twee mannen. Een van die gasten keek fronsend naar onze volle tassen. Ik keek de man even aan en hij wende zijn blik snel naar wat anders. 

Samen liepen we naar de haven, de plek waar alles was begonnen (voor ons). We gingen onopvallend op een bankje zitten en keken alle kanten uit. Ik keek of ik die vrouw weer zag, Luuk waarschijnlijk ook. En Will? Ik weet niet waar hij naar zocht, maar het was waarschijnlijk niet de vrouw. Hij keek vaak naar het water, naar de plek waar hij was gedumpt en de boot zelf waar hij twee erge maanden had doorgebracht. Samen bleven we een tijdje zo zitten. We zagen vele boten komen en ook weer weggaan. Sommige vriendelijke mensen groette ons (wij zeiden hoi terug natuurlijk).

Na een tijdje waren we er zat van. Nou ja, ik was er zat van. Van het zitten had ik een houten kont gekregen en ik wou graag iets doen. We hadden niet voor niks uitgecheckt, toch? Dus ik stelde voor om te gaan. Luuk werkte eerst tegen, maar Will kreeg het voor elkaar om hem mee te krijgen. Will leek nogal chagrijnig dus we lieten hem met rust. Luuk en ik gingen samen een gesprek aan over waar we heen zouden gaan. We hadden beiden namelijk geen flauw idee. Het hotel zou stom zijn, want daar waren we uitgecheckt en zo. 'We zien wel... onderweg' zei ik zo zelfverzekerd mogelijk tegen Luuk en hij knikte. 

Met z'n drieën liepen we het stadje uit. We waren nog niet eens een paar kilometer van de stad verwijderd toen we in een bos belandden. Het was een heel groot bos waar waarschijnlijk niemand kwam. Bij de eerste boom stond ik even stil en keek naar Will voor goedkeuring, maar dat merkte hij niet en liep doodleuk door. Oké... dacht ik en liep achter Will aan. 

Zo liepen we een tijdje door. Will liep stil voorop en Luuk en ik kletsten samen over van alles en nog wat. Na een tijdje zetten we een klein kamp op. ieder zorgden we voor onze eigen slaapplekken. Luuk maakte een vuurtje en Ik ging samen met Will wat eten bereiden. We aten die avond een soort van pasta met wat champignons. Het was niet veel, maar wel genoeg. Na het eten gingen we slapen. 'Ik blijf wel wakker, voor als er iets gebeurd...' stelde ik voor. De jongens keken me aan. 'Nee, ik blijf wel wakker, ga jij maar slapen' zei Will. 'Ben toch niet moe...' zei hij terwijl hij met een stok in het vuur prikte. Ik knikte en ging liggen. Luuk bleef zitten, waarschijnlijk om even alleen met Will te praten. Ik sloot mijn ogen en dommelde langzaam weg met de stemmen van de jongens op de achtergrond.

De volgende dag pakten we weer in en liepen door. Gelukkig had Will weer een goed (meer een beter) humeur en kletste even met Luuk. Zo ging het een hele tijd door. 

Een week later waren we al ver gekomen. We waren onder weg een treinspoor tegen gekomen en volgde die. We liepen dus door totdat we bij een stationnetje aankwamen en namen de eerste trein die we zagen en stapten even later halverwege weer uit ergens in the middle of nowhere. Die reis was wel goed geweest voor mijn voeten. Ze deden door het lopen nogal pijn en ik had het vermoeden dat als ik mijn schoenen uit zou doen, een paar blaren zou tegen komen. Bij het uitstappen kreunde ik even. Mijn voeten moesten weer even wennen aan het staan. Luuk glimlachte om mijn reactie en noemde mij een mietje. Daar werd ik niet echt blijer van.

Het magische boekWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu