5

127 12 46
                                    

Don opent zijn ogen. Fel licht stroomt via zijn ogen zijn hersenen binnen en hij begint te knipperen. Hij hoort vaag een stem. Ergens kent hij de stem wel, maar hij weet niet meer waarvan. Als hij probeert te bedenken waar hij de stem van kent, raken zijn gedachten vast in de witte mist die in zijn hoofd overheerst. Hij geeft het op en sluit zijn ogen weer.

"Don!" Hoort hij een andere stem roepen. Pas na een paar tellen realiseert hij dat hij zelf Don heet en dat de stem dus zijn naam roept. Voorzichtig opent hij opnieuw zijn ogen. Hij ziet vage gezichten boven zijn hoofd zweven. Één van de gezichten heeft een gele muts op. Dit gezicht zegt weer iets wat hij niet kan verstaan. Door de combinatie van de gele muts en de stem zou er een belletje moeten gaan rinkelen, maar de klepel is weg. Don probeert heel hard te bedenken waar hij de stem van kent. Blijkbaar gebeurt er iets, want de twee stemmen zeggen nu opgewonden iets tegen hem. Opeens wordt de mist helderder en kan Don één bij één optellen.

"Link," zegt hij. De stemmen zwijgen geschokt. Dons stem is een half gefluister. Een rauw en schor gekras. De mist blijft nog even helder, dus kan Don horen dat Link zegt:

"Ja Don. Ik ben Link. Dat klopt."
Don verplaatst zijn blik naar het andere vage gezicht en probeert hem te herkennen. Wanhopig probeert hij scherp te stellen, maar het lukt hem niet. De mist in zijn hoofd wordt weer dikker en opnieuw sluit hij zijn ogen. Meteen wordt hij bij zijn schouders gepakt en door elkaar geschud. Geïrriteerd opent hij zijn ogen. Kan hij niet gewoon zijn ogen dicht doen? Dat mag toch? Waarom zou dat niet mogen?

Blijkbaar besluit zijn maag om zich ook te laten horen, want er schiet een steek door zijn buik. Zijn ogen worden groot en hij schiet overeind. De hoofden deinzen geschrokken terug. Hij kermt van de pijn en slaat zijn armen om zijn buik. Één van de hoofden verdwijnt uit zijn blikveld. Even later komt hij weer terug met een felrood ding in zijn handen. De steek wordt steken en hij voelt zijn maaginhoud omhoog komen. Zweetdruppels verschijnen op zijn voorhoofd. Opeens beseft hij wat dat felrode ding is wat het tweede hoofd nu naast zijn bed heeft gezet. Hij proeft een zurige smaak achter in zijn keel en buigt naar de emmer toe.
De kamer vult zich met een zurige stank als Don zijn maaginhoud in de emmer leegt.

"Gelukkig was ik net op tijd." Hoort hij iemand zeggen. Don haalt diep adem. Een nieuwe steek steekt hem in zijn buik en hij slaakt een zacht gilletje. Vervolgens kotst hij nogmaals in de emmer. Als hij klaar is blijft hij trillend zitten. Zijn haar plakt aan zijn hoofd en zweet loopt over zijn rug. De hoofden blijven stil. Een nieuwe steek laat hem ineenkrimpen. Hij buigt weer naar de emmer en kokhalst, maar zijn maag is leeg.

Hij gaat hijgend liggen. Tranen biggelen over zijn wangen en druppen op de grijze dekens als de steken blijven komen. Hij klauwt in de dekens in een poging enig houvast te hebben. Link en de andere man pakken zijn handen vast om hem houvast te geven. Op hun gezichten staan ongeloof en medelijden. De steken komen minder vaak waardoor hij rustiger kan ademhalen. Een laatste steek laat hem naar adem happen. Het enige pluspuntje van deze hel is dat de witte mist geklaard is. Hij weet nu eindelijk wie de eigenaar van het andere gezicht is en vraagt:

"Wat doen jullie hier? Hij schrikt van zijn eigen stem, rauw en zacht.

"We kwamen je helpen," zegt Link voorzichtig. Don fronst.

"Hoe kwamen jullie binnen dan?" vraagt hij. Voordat iemand kan antwoorden begint hij te hoesten. Gelukkig is het een gewone hoestbui en is het even later alweer over. Zijn keel voelt aan als schuurpapier en zijn mond is een woestenij vol droogte. Joost loopt naar de badkamer en pakt een glas water. Zwijgend geeft hij het glas aan Don, die hem gulzig opdrinkt. Een vage glimlach verschijnt op zijn gezicht.

"Mensen onderschatten simpel kraanwater," zegt hij.

Niemand reageert op hem en er valt een ongemakkelijke stilte.

"Om antwoord te geven op je eerste vraag: ik heb het slot opengebroken met een simpel pasje," zegt Link trots.
Joost is weer verdwenen, dus Dons flauwe glimlach bereikt alleen Link. Even later komt Joost met een stapel kussens in zijn armen binnenlopen. Hij laat de kussen op het bed vallen. Link weet blijkbaar wat Joosts idee is, want hij pakt een paar kussens. Don kijkt zijn vrienden verbaasd aan. Link legt de kussens achter Dons rug tegen de muur. Zo kan Don rechtop tegen de kussens zitten.

"Awh, dankjulliewel jongens," zegt Don.

"Geen dank hoor," zegt Joost. Link knikt bevestigend. Weer valt er een stilte. Nu is het Joost die de stilte onderbreekt en zegt:

"We hebben gekeken of je iets hebt gegeten wat bedorven was, maar dat was niet zo. Toen hebben we opgezocht of er een gif bestaat met deze symptonen, maar dat leverde ook niets op."

"Heb je de yoghurt, havermout en magnetronmaaltijd bekeken?" vraagt Don. Joost knikt, maar Link schudt zijn hoofd.

"We hebben de havermout niet gecheckt," zegt hij als hij opstaat. Hij loopt de kamer uit, Joost en Don in stilte achterlatend. Er valt alweer een ongemakkelijke stilte. Zoveel woorden hangen in de lucht, maar geen van tweeën voelt de neiging om er een paar van uit te spreken. Woorden die belangrijk leken voordat Don wakker werd, maar die nu niet meer passen. Woorden die uitgesproken moeten worden, maar waarvan niemand ze durft uit te spreken, omdat er te weinig tijd voor schijnt te zijn. Beide beseffen ze dat hun misschien niet zo veel tijd rest, maar niemand weet waar te beginnen, dus blijft het stil.
Uiteindelijk is het Joost die de zware stilte verbreekt.

"Heb jij ergens in huis een lichaamsthermometer?" vraagt hij. Don denkt even na.

"In de badkamer boven de wastafel in dat kastje met de spiegel erop, staat een bakje met een thermometer erin,"
zegt hij vervolgens. Joost loopt de kamer uit op het moment dat Link binnenloopt. Ze botsten bijna tegen elkaar aan, maar Link weet dat te voorkomen door gauw een stap achteruit te doen. Joost kijkt hem vragend aan, maar Link schudt zijn hoofd.

"Met de havermout is niets mis, alleen de plek waar jij het opbergt Don," zegt hij verwijtend. Don reageert niet. Hij vraagt aan Link wat ze nog meer gedaan hadden in de tijd dat hij buiten bewustzijn was. Die vertelt vervolgens het hele verhaal. Don schiet in de lach wanneer hij vertelt dat ze zo geschrokken waren van de kerkklok. De lach veranderd in een hoestbui, dus Link staat op om wat water te halen. Joost komt op dat moment terug met de thermometer en weer botsen ze bijna tegen elkaar aan.

"Hier," zegt Joost als hij de thermometer aan Don geeft. Die doet hem in zijn oor en drukt op het knopje. Hij leest de temperatuur van het display: 39 graden.

"Koorts dus," zegt Link, die met het gevulde glas water binnen komt lopen. Don drinkt het water op en geeft de beker terug aan Link, die hem op het nachtkastje naast zijn bed zet. Opeens komt de witte mist weer opzetten. Zijn zicht vertroebelt en het voelt alsof hij op woeste golven meerijdt.

"Ik zak weer weg," weet hij nog net uit te brengen voordat de witte mist zwart wordt en hem opslokt. Zijn ogen sluiten zich.

Hij is wakker geweest, dat is waar Joost en Link op hadden gehoopt. Maar of ze er iets mee opgeschoten zijn?

De keuzeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu