7

123 9 40
                                    

Don opent zijn ogen wanneer een warme gloed zijn gezicht beroert. Hij kijkt verbaasd naar de glazen kroonluchter die boven zijn hoofd aan het saaie, grijze plafond hangt. Er ligt iets zwaars op zijn benen, maar hij heeft geen energie om te gaan kijken wat er ligt. Even blijft hij liggen, genietend van het ochtendzonnetje. Dan beweegt het ding dat op zijn benen ligt. Het dode gewicht verdwijnt. Link leunt vervolgens wel met al zijn levende gewicht op Dons linkerbeen.

"Auw, auw. Ga van mijn been af!" zegt Don. Zijn stem is er niet beter op geworden en hij vraagt zich af of Link hem wel gehoord heeft. Blijkbaar wel, want het gewicht verdwijnt nu ook van zijn linkerbeen. Link gaat meteen overeind staan. Heel even kijkt Link hem angstig aan, maar dan breekt er toch een glimlach door op zijn gezicht. Don kijkt hem met half opgetrokken wenkbrauwen aan.

"Is er iets?" vraagt hij.

"Nee, niks. Ik ben blij dat je wakker bent." zegt Link snel. Don tilt zijn wenkbrauwen helemaal op, maar laat ze vervolgens weer zakken. Als Link het niet wil vertellen dan wil Link het niet vertellen, punt. Plotseling vliegt de deur open. Joost komt binnengelopen.

"Link, ik..." begint hij, maar Link onderbreekt hem meteen.

"Hoelang ben je al bij bewustzijn?"
vraagt hij.

"Ehh, een paar minuten, maar..." luidt het antwoord van Joost. Nu is het Don die hem onderbreekt.

"Was jij bewusteloos? En wat doet die kroonluchter hier?"

"We probeerden de hulpdiensten te bellen, maar toen ontplofte de lamp en van de glassplinters ontstond de kroonluchter." zegt Link

"Toen belde ik opnieuw de hulpdiensten en jij begon te schreeuwen en toen werd het zwart. Oh, en we hadden een kleine onenigheid maar Link, luister dan, ik.." vult Joost vervolgens aan.

"Wacht wat, ik snap er niets van. Wie maakte dan van de glassplinters dit ding? En..." onderbreekt Don Joost opnieuw.

"Dat weten we ook niet maar Link..." onderbreekt Joost Don op zijn beurt terwijl hij Link dwingend aankijkt.

"Ok, Don eerst luisteren we naar Joost en dan leg ik het uit." zucht Link.

"Ik had een droom," zegt Joost.

"Ja, en," snauwt Don verbaasd.

"Effe stil. Dit gaat over jou," zegt Joost geïrriteerd.

"Don is een vampier. Is dat wat je wilt zeggen?" mompelt Link zacht.

"Ik ben een wat?" Don stem schiet een beetje de hoogte in, maar dat is eigenlijk niet te horen, zo schor en rauw is hij.

"Ja, ik droomde dat je een vampier was." zegt Joost nu ook voorzichtig.
Don kijkt hen aan alsof ze zojuist hebben verteld dat egels kunnen vliegen. Dan begint hij te lachen. Hij klinkt als een hyena op sterven na dood en Joost en Link kijken hem bezorgd aan.

"Het is echt zo hoor," zegt Link een beetje beledigd.

"Ja ja, wie van jullie heeft dit verzonnen?" vraagt Don nog steeds met een glimlach op zijn gezicht. Als ze hem nog steeds bloedserieus en met een beetje medelijden aankijken, begint hij toch wel een beetje te twijfelen.

"Kom op, dit is toch wel een grap hè?" vraagt hij met twijfel in zijn stem. Link zucht en zegt:

"Was het maar een grap. Ik was vannacht bij je toen je opeens een nachtmerrie kreeg. Je ging opeens overeind zitten en keek verwilderd om je heen. Je schreeuwde toen je mij zag iets van: blijf van haar af ofzo. Toen viel je weer in slaap of bewusteloosheid of wat dan ook. Na een paar minuten werd je weer wakker en ging je heel rustig overeind zitten. Je ogen stonden heel rustig en de rillingen liepen over mijn rug, omdat je niet keek zoals jij. Alsof iemand anders door jouw ogen keek. Toen glimlachte je en zag ik je scherpe hoektanden. Ze glinsterden in het maanlicht. Ze waren echt wel vijf centimeter groot ofzo. Ik schrok me helemaal dood, maar toen zakte je weer ineen. Ik ben daarna ondanks alles in slaap gevallen geloof ik."

"Heb je dat niet gedroomd?" vraagt Don voorzichtig.

"Ik weet bijna 100 procent zeker dat ik het niet heb gedroomd," antwoordt Link stellig.

"Ik heb wel gedroomd, maar het voelde heel echt," mengt Joost zich ook in het gesprek.

"Wat heb jij dan precies gedroomd?"
vraagt Link nieuwgierig als hij weer op het bed gaat zitten. Joost gaat aan de andere kant van Don ook op het bed zitten en zegt:

"Ik droomde dat ik door een grot liep. Ik weet nog dat het heel koud was en dat het plafond volhing met vleermuizen. Één van de vleermuizen liet zich vallen en vloog vlak over mijn hoofd heen. Hij lande voor mij op de grond en veranderde in jou, Don. Je keek gewoon normaal en zag er ook verder normaal uit. Totdat je voorzichtig glimlachte. Ik vond het raar dat je voorzichtig glimlachte, want jij glimlacht altijd zelfverzekerd.
Ik zag je hoektanden wel, maar ik was niet bang. Net zoals toen je van vleermuis naar mens veranderde, voelde het heel logisch dat je het kon. Net zoals met mijn vorige droom, die ik een paar dagen geleden had en waar ik zag dat glassplinters zich tot een kroonluchter zouden vormen, wist ik zodra ik wakker werd dat het waar was wat ik had gezien. En sorry Link dat ik zo stom deed gisteren. Ik was helemaal klaar met de dag, de nacht, jou en ook jou, Don."

"Het is je vergeven," glimlacht Link.

"Dus ik ben een vampier?" vraagt Don ongelovig, die de laatste zinnen van Joost negeert.

"En dit van de laatste dagen was je verandering!" roept Joost enthousiast.

"Jouw ingewanden moesten zich aanpassen aan het feit dat je vampier werd!" Joost klinkt zeker van zijn zaak en ook Link knikt goedkeurend.

"Dat zou misschien kunnen, maar ik ben recentelijk niet gebeten door een vampier geloof ik. Ik heb de deur altijd op slot en 's nachts de ramen gesloten," zegt Don nog niet helemaal overtuigd.

"Hoe je een vampier werd, maakt niet zoveel uit. Hoe gaat het in de toekomst? Ben je nu genezen of zak je straks weer weg? Dat is de vraag," zegt Joost.

"Als hij een vampier is zou hij dan niet bloed moeten drinken om te genezen?" oppert Link.

"En waar halen we dan bloed vandaan?" vraagt Don sceptisch.

"Je mag mij wel bijten," zegt Link serieus. Don kijkt Link vol walging aan.

"Dat ga ik dus echt niet doen," antwoordt hij.

"Misschien is het op korte termijn je enige oplossing," staat Joost Link bij.

"En wees gerust. Ik vind het ook een naar idee, maar als jij erdoor beter wordt, tja," Link hoeft zijn zin niet eens af te maken, Don snapt wat hij bedoelt. Het blijft lange tijd stil. Dan zegt Don:

"Ik heb honger." Link en Joost kijken hem raar aan. Niet om wat hij zegt, maar hoe hij het zegt. Hij zegt het alsof hij het niet zeker weet. Alsof hij het raar vindt dat hij honger heeft.

"Ik heb geen honger, maar toch ook weer wel," zegt Don met een frons.

"Wat bedoel je?" vraagt Link alsof hij al weet wat Don gaat antwoorden.

"Ik heb geen zin in eten, maar toch honger op de één of andere manier. En dit voelt veel instinctiever." Opeens beseft Don wat hij net heeft gezegd.

Hij heeft geen trek in eten, maar in bloed.

De keuzeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu