Hoofdstuk 1: Het Land

286 18 8
                                    

‒ ‒ ♛‒

'Ik moet jullie helaas mededelen dat jullie vader, de koning van Raina, is gestorven.'
De raadsman van de gestorven, oude koning stond in het midden van de zaal. Hij was uitgekozen om het slechte nieuws te brengen. Vlak achter hem in de grote hal stonden twee bedienden die bedroefd naar de grond staarden.
 Voor de raadsman stonden drie jonge mannen. Één van hen, de langste van de drie, hief zijn hoofd op, in een poging om zijn verdriet te verstoppen.  Hij staarde met waterige ogen naar het plafond van de zaal. Dikke bruine balken ondersteunden het dak. De jonge man leek zijn tranen in te slikken en keek naar de brenger van het slechte nieuws. Zijn harde, blauwe ogen boorden zich in die van de raadsman.
'Dat doet ons alle drie veel verdriet, Kerwyn.' zei hij zacht. Hij wendde zich tot de andere twee, die beiden niks zeiden. Ze leken na te denken. Wat nu?
 'Nu vader dood is, gaat de rol van koning over op mij. Ik weet dat hij ons alle drie wat heeft beloofd, vlak voor hij stierf. Mij beloofde hij de kroon van Raina , die ik met veel trots en waardering zal dragen.' zei hij kalm en zakelijk alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Alsof hij de taken verdeelden voor een missie. Hij moest wel, anders zou het uit de hand lopen. Hij hoopten dat zijn broers er geen probleem van zouden maken. Ze moesten door.
De enige jongen met blond haar hief zijn hoofd snel op. Hij had prachtige lange blonde krullen en blauwe ogen. Hij keek zijn broers boos aan. Hij was niet de jongste, maar was wel de kleinste en de felste en heette Robert.
Raina was het land van hun vader. Er woonden veel rijke mensen en de koning was er erg machtig. William, die het land had gekregen, zou in een prachtig kasteel gaan wonen en enorm machtig worden. Hij was de nieuwe koning.
 'Ik krijg alleen maar een paar velden van moeder in Druma. Vader heeft mij laten stikken, terwijl hij jullie heeft beloond met land en geld.' siste hij minachtend. Hij leek geen verdriet te hebben over het verlies van zijn vader. Hij maakte zich meer zorgen over zíjn toekomst en dan vooral zijn macht.
William, de oudste, keek hem streng, maar nog steeds kalm aan. 'Daar heeft hij een goede reden voor gehad Robert.' zei hij misprijzend. Robert hield zijn mond, met een nog fellere blik in zijn ogen keek hij nu naar zijn broer. William verwees naar de opstand, die Robert geleid had een aantal weken geleden. Boeren gingen de straat op met fakkels en schreeuwden voor gerechtigheid. Ze wilden af van de koning van Raina. Robert beloofden ze dat hij een eerlijke koning zou worden. Hij zou ze gelijk behandelen, maar niks was minder waar.

 De jongste broer, die tot nu toe zijn mond nog niet had opengedaan, richtte zich nu tot William. 'Nu er waarschijnlijk een oorlog uitbreekt, kan ik met een gerust hart zeggen dat ik binnenkort uit dit land verdwijn.' zei hij zacht. Zijn stem sloeg over. Hij zat duidelijk wel met de dood van zijn vader, de man die het gezin nog bij elkaar hield.
 Zowel William als de raadsman Kerwyn keek hem fronsend aan. 'Wat bedoel je? Waar ga je dan heen?' vroeg William bezorgd. Henry, de jongste broer, was veel te jong vond hij, om alleen in een kasteel te gaan wonen. Amper volwassen was hij. Hij kon nog niet eens een snor laten staan, laat staan zichzelf verdedigen. De wereld was lelijk en er lag altijd gevaar op de loer.
 Robert snoof luidruchtig en iedereen keek hem aan. 'Naar een mooi stuk land van hem zeker! Hij heeft genoeg geld van vader gekregen om er een mooi kasteel te kunnen bouwen.' sneerde hij.  William keek Robert kil aan en snoerde hem alweer de mond. Toen wendde hij zich tot zijn jongste broer. 'Is het waar, Henry?' Henry knikte bevestigend.
 Zijn vader had hem een forse som geld achter gelaten , Robert kreeg de velden van zijn moeder en het koninkrijk ging naar William.
'Ik heb een stukje grond gekocht in Dorsan.'
Dorsan zelf was niet van hem, maar hij kon hier niet blijven. De herinnering aan zijn vader deed te veel pijn en bovendien wilde hij graag uit de conflicten van zijn broers blijven. Het was altijd bonje tussen de twee. Het lichaam van zijn vader was amper koud en de twee waren nu al weer bezig over macht.
 'Dus ook al woon ik op andermans land, ik heb hier niks mee te maken! Ik hoef nog niet dood.' William keek hem begrijpend aan. 'Ik hoef ook geen oorlog hoor.' Hij keek Robert waarschuwend aan. 'Ik vind het prima zo.' William was bijna tien jaar ouder dan Henry en daardoor voelde hij zich verantwoordelijk.
 Robert keek zijn broers hoofdschuddend aan. 'Dan zal ik ook vertrekken. Ik ga naar Druma.' zei hij. William haalde zijn wenkbrauw op. 'Heeft dat een bepaalde reden?' vroeg hij. Robert haalde zijn schouders op. 'Ik wil gewoon mijn stuk land bekijken. Dat mag toch?' vroeg hij uitdagend. William knikte langzaam. 'Goed, dan scheiden hier onze wegen. Vaarwel.' Hij knikte naar ze en liep de zaal uit,  de bediendes op zijn hielen.

Helemaal alleen bleef Henry achter in de grote zaal. Het was al donker buiten en het enige dat de kamer nog verlichtte waren een aantal kandelaars en de stralen van de maan. Hij staarde naar het schilderij van zijn vader, dat boven de grote openhaard hing. De man keek streng op het schilderij. Hij droeg zijn mooiste pak en zijn wilde baard zat goed in model. Het licht van de maan scheen op zijn ogen en even leek alsof hij knipperde. Alsof hij weer leefde.
Henry knielde neer op de koude houten vloer en ging zitten. Hij voelde zich zo alleen en klein in de grote hal, zonder gezelschap. Het weerspiegelde zijn gevoelens. Hij leek de enige die rouwde om de dood van hun vader. Hij had zich nog nooit zo alleen gevoeld. 

De Vervloekte Troon en de Familie zonder GlorieWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu