De stoet reed een dorp binnen. Het was aan het miezeren en het zag er naar uit dat het elk moment kon gaan stortregenen. Ze waren al vaker een dorp binnen gereden, maar deze keer zou het heel anders gaan. De kruisvaarders hielden halt en een aantal hoge heren stapten af. Ook Odo stapte af en wilde achter de rest aanlopen. Robert keek Odo vragend aan. 'Wij verdienen het om in een warm huis te slapen.' legde hij uit. 'We gaan aankloppen bij wat huizen en vragen om voedsel.' Robert stapte nu ook af. Hij bleef echter staan toe kijken hoe de ridders aanklopten. Het zag er op het eerste gezicht onschuldig uit, maar dat veranderde al snel. Het begon harder te regen en een aantal mensen kwamen in protest. Als de rijke mensen van de kruistocht in hun huis zouden verblijven, waar moesten zíj dan slapen? Odo was nog redelijk en had een huis geregeld waar ze konden verblijven. De bewoners zouden beneden slapen en Odo, Robert, Eileen en nog twee ridders zouden in de luxe bedden van het gezin slapen. Ze zouden mee eten met het gezin. Helaas was niet iedereen zo. Toen al de edelmannen de huizen van de rijke hadden genomen, begonnen de ridders de huizen van arme mensen binnen te stormen. het ging zo snel. Ze klopten niet en vroegen het niet. Ze stormden gewoon binnen en gooide de bewoners uit hun huis. Het ging van schelden naar schreeuwen en van schreeuwen naar slaan, van slaan naar wapens en van wapens naar de dood. Er klonk geschreeuw en gegil van de mensen die uit hun huis werden gezet. 'Onze ridders moeten ook ergens kunnen slapen.' zei Odo toen hij zag hoe de ridders de huizen binnen vielen. Robert keek van een afstand vol afschuw toe hoe de ridders kinderen uit huizen trokken. Een aantal bewoners verzetten zich en vochten terug. Dat was een slecht idee, want daardoor werden de ridder alleen maar boos. Ze trokken hun zwaarden en regen iedereen die zich verzette aan hun zwaard. Boeren kwamen naar buiten met knuppels en hooivorken om hun families te verdedigen. Terwijl de rijke bewoners van het dorp binnen bleven in hun grote huizen en alles negeerde. Robert wendde zijn gezicht af toen hij zag hoe bloed door de straten stroomde. Regenwater mengde zich met bloed en als een klein riviertje liep het bloed van onschuldigen mensen door de goot. Het werd weggespoeld alsof er niks gebeurd was, maar de lichamen van dode mensen en het geschreeuw verraden wat er gaande was. Er werd harder gegild en kinderen zagen hoe hun ouders voor hun ogen werden doodgestoken. Er klonk bliksem en de lichamen van doden mensen lagen verspreid over de straten als mijnen in een mijnenveld. Overige bewoners renden hun huis uit. 'MAMA!' gilde een peuter, maar Robert durfde niet te kijken. Hij dacht weer aan de brand die hij had gesticht. Vier doden. Er waren vier mensen gestorven door hem. Kinderen hadden geen ouders meer door hem. Was deze afslachting ook zijn schuld? Hij probeerde zichzelf te overtuigen dat dit niet zijn schuld was. Hij had gezegd dat hij dit niet wilde. Maar deed niks om het te voorkomen. Een aantal boeren die mee liepen op kruistocht uitte hun woede op een bakker, die weigerde al zijn brood aan de kruisvaarders te geven. Ze sloegen met blote handen de man in elkaar tot hij niet meer bewoog. Het was al donker geworden en Robert deed de gordijnen dicht om het geweld niet te hoeven zien. Het geluid van geschreeuw galmde door het huis. De bewoners en logees van het huis probeerde het zoveel mogelijk te negeren, maar het lukte Robert niet. Hij was niet meegegaan op kruistocht om een dorp uit te moorden. De heer des huizes heette Michael Bloys en bracht het eten persoonlijk naar Roberts kamer. De kamer waar Bloys normaal zelf sliep. Hij vertelde Robert dat de ridders naar buiten waren gegaan om te vechten. Robert zuchtte, bedankte de heer voor het eten en liep naar de kamer van Odo. Hij zat door het raampje naar buiten te kijken. 'Kunnen we onze ridders niet bevelen terug te trekken?' vroeg Robert. Hij had een stuk brood meegenomen van het bord dat Bloys had gebracht en nam een hap. Odo schudde van nee. 'We hebben al het eten nodig voor de rest van de tocht.' Odo had zijn zin nog maar net afgemaakt toen ze geklop op de deur beneden hoorden. Ze keken elkaar geschrokken aan. Toen klonk er een enorme bonk en gerinkel van harnassen. Odo stormde de kamer uit en rende de trap af. Toen hij aankwam in de sierlijke hal van het grote huis zag hij een paar boeren staan. 'Dit huis is al bezet!' riep hij boos. 'Hoe durven jullie dit huis uit te zoeken. Dit is huis is veel te goed voor jullie.' De boeren keken Odo boos aan en eentje gaf de jonge bisschop een stomp in zijn gezicht. 'Dit is ons dorp!' Odo kreunde van de pijn. Een ander boer trapte Odo tegen zijn scheen. Robert stormde de trap af om zijn vriend te helpen. De boeren die in het dorp woonden kwamen massaal in opstand en Odo was niet de enige die klappen kreeg. Robert trok zijn zwaard en zwaaide het dreigend heen en weer. 'Verlaat het huis.' zie hij. 'Verlaat ons dorp.' zei de jongste van de boeren bijdehand terug. Hij had lang rood haar, sproeten en een mond vol rotte tanden. Odo herpakte zichzelf en mengde zich weer in de discussie. 'Hoe durven jullie een prins te bedreigen en hoe durven jullie een bisschop te slaan.' De roodharige boer haalde zijn schouders op en trok een dolk. Michael Bloys had zijn gezin verzameld en zat achter in de keuken achter een tafel. Alleen de jongste dochter zat onder een tafel in de gang. Ze nieste en de boeren keken onder de tafel. Een boer met een lange baard trok haar onder de tafel vandaan. Het meisje begon te huilen. Ze had blonde krulletjes, die keurig in twee staarten zaten gebonden met linten. 'Als jullie het huis niet verlaten steek ik het meisje neer.' Robert zag in zijn ooghoek hoe de 15 jarige zoon van Bloys uit de keuken kwam lopen om zijn zusje te beschermen. Robert gebaarde dat hij weg moest gaan, maar hij bleef staan. De boer met de baard hield een mes tegen de keel van het meisje. Toen haar broer dat zag rende hij in paniek op de boeren af. Hij liep recht in het zwaard van de roodharige jongen. Hij hapte naar adem en rochelde. Bloed druppte op de blinkende houten vloer. De jongen greep naar het zwaard dat dwars door hem heen was gegaan. Hij trok het uit zijn buik en viel slap op de grond. Zijn zusje gilde toen ze het zag gebeuren. Robert kokhalsde toen hij het gapende gat in het kind zag. 'Ik ga nu aftellen en als jullie bij één nog niet uit het huis zijn, gaat ze eraan.' zei de boer, die het kleine meisje vast hield. '3.' Hij bewoog langzaam zijn mes naar de keel van het meisje. '2.' Het mes raakte nu de keel van het huilende meisje. 'Ée-' de boer wilde één zeggen, maar werd gestopt door een pijl die dwars door zijn schouder zat. Het meisje rende gillend naar de keuken waar haar vader zat en de andere boeren renden weg. In de deuropening van de hal naar de keuken stond Eileen. In haar hand hield ze een boog, die voor de sier aan de muur had gehangen. Robert en Odo keken haar verbaasd aan. Ze had hun gered.
Die avond bleven ze in het huis van Michael Bloys en zijn familie. Ze probeerde de familie te troosten en tilden het lichaam van het kind naar zijn kamer. Daar legde ze het in bed en legden een deken over zijn lichaam. Dokters en lijkschouwers hadden nu geen tijd. De meeste renden buiten over de straat om gewonden te verzorgen en de lichamen bij elkaar te leggen op het grote plein voor de kerk. Rond 3 uur stopte het geschreeuw op straat, maar Robert kon nog steeds niet slapen. Af en toe hoorde hij een slepend geluid, het geluid van een lichaam dat over de straat werd gesleept. De regen bleef doorgaan en probeerde al het bloed van de straten te wassen. Een bijna onmogelijke klus. Robert voelde zich afschuwelijk en kon zich niet voorstellen dat er iemand in dit dorp kon slapen. Door hun verblijf waren die boeren binnengekomen. De zoon van Bloys was door hen vermoord en toch bleven ze slapen. Na lang liggen denken viel hij in een onrustige slaap. Hij droomde dat William de jongen was die werd vermoord en schrok de volgende ochtend met een schreeuw wakker.
JE LEEST
De Vervloekte Troon en de Familie zonder Glorie
Historical Fiction1178, Henry Winchester, een jonge prins, en zijn broers, Robert en William, krijgen allemaal een stuk land van hun pas overleden vader. Henry's broers zijn het echter niet eens met de verdelingen en krijgen een heftige ruzie. Een ruzie die dreigt t...