Hoofdstuk 11: Het Verrassende Nieuws

95 8 1
                                    

Robert galoppeerde ver voor de ridders uit die met hem waren meegegaan vanuit het bos. Hij veegde de steeds opkomende tranen uit zijn ogen. 'Hou op', zei hij tegen zichzelf. Hij wilde niet dat mensen hem zouden zien huilen. Nu hij zijn beste vriend was kwijtgeraakt mochten mensen niet denken dat hij zwakker was geworden. Want dan zou hij een makkelijk doelwit zijn voor andere landheren of zijn broer William die zijn land maar al te graag zoud willen hebben. Hij was dicht in de buurt van zijn kasteel en kon elk moment aankomen. Robert twijfelde. Hij had iemand nodig om mee te praten. Iemand die dicht bij hem stond. Zijn eerste gedachte ging naar Eileen, maar die was te verdrietig om het verlies van Odo. Ze was zeker nog niet klaar om het er met hem over te hebben. Ze zat nu achterop het paard van Mick en keek onderzoekend om zich heen. Henry. Schoot door zijn gedachten. Hij stopte zijn paard. 'Is er iets mijn heer?' vroeg Mick bezorgd. 'Gaan jullie maar naar Druma. Ik moet nog even wat doen.' Eileen keek langs de brede schouders van Mick. 'Ik ga met je mee.' zei ze vastberaden. 'Nee, jij gaat met Mick en de rest mee naar Druma. Ik moet dit alleen doen.' Stanley rolde met zijn ogen. 'Waarom moeten koningen en prinsen altijd alles alleen doen?' zei hij geïrriteerd. Mick keek hem waarschuwend aan. Stanley was een gewone ridder en was al vaker in de problemen gekomen door zijn uitgesproken mening. 'Sorry, Waarom moeten koningen en prinsen altijd alles alleen doen, mijn heer.' zei hij zogenaamd netjes. Robert negeerde het. 'Ik ga en ik wil dat jullie allemaal naar Druma gaan.' Mick knikte en wenkte de rest. Robert draaide zijn paard in de richting van Henry's kasteel in Dorsan.

Hij keek omhoog, naar de hoge torens van Henry's kasteel. Robert wilde net de poort door lopen, toen hij werd tegengehouden door een wachter. 'U mag het kasteel niet betreden.' ze de ridder plechtig. Robert keek de wachter woedend aan. 'Hoe bedoel je? Ik ben Henry's broer!' riep hij. De wachter keek hem koel aan. 'Kóning Henry zult u bedoelen. En het spijt me zeer. Maar dit kasteel is voor niemand betreedbaar, ook niet voor familieleden. Ik heb duidelijke bevelen gekregen sir.' zei hij, niet onvriendelijk. Robert stampte gefrustreerd. Toen besefte hij wat de wachter had gezegd. 'W-wat? Koning? Mijn broer William is koning. Henry is een prins. Net als ik. Dus wat klets je nou uit je nek?' vroeg hij verward. De wachter fronste. 'Weet u niet dat uw broer is neergeschoten door een onbekende schutter?' vroeg de wachter. Robert schrok. 'Henry? Is Henry neergeschoten! Hoe? Waarom?' vroeg Robert. De wachter zuchtte diep. 'Neehee. Uw ándere broer is neergeschoten. Koning William. Heer Henry leeft nog en is nu zelfs koning van Raina.' zei de wachter. 'Kun je je dat voorstellen? Prins Henry koning! Ik had het nooit gedacht.' zei de wachter trots. Robert keek hem aan. 'Je bent behoorlijk brutaal voor een wachter, weet je dat.' zei hij streng. De wachter grinnikte. 'Bedankt.' was het enige wat hij zei. Robert schudde zijn hoofd. 'Weet je wat ik denk? Ik denk dat jij hartstikke hard aan het liegen bent. Mijn broer William dood? In nog geen 100 jaar.' mompelde Robert boos en hij prikte de wachter in zijn borst. 'Dus houd jij je snavel maar en laat me er nu door!' beval hij. De wachter vertrok geen spier. 'Ik zeg het je dat sir Henry zich in het kasteel van Raina bevindt.' zei de wachter. Robert draaide zich woedend om en stapte weer op zijn paard. 'Je zegt het maar! Maar als ik erachter kom dat je hebt gelogen, dan zwaait er wat!' schreeuwde hij kwaad. De wachter haalde zijn schouders op. 'U doet maar wat u niet laten kunt.' mompelde hij. Maar Robert had zich al omgedraaid en galoppeerde richting het koninkrijk Raina.

Aangekomen in Raina stapte Robert voor de zoveelste keer van zijn paard. Zijn benen waren stijf geworden door al de ritjes op zijn paard.  Hij werd binnen de poorten gelaten en een stalknecht nam zijn paard over. Robert herkende de stalknecht als die van Henry. Zou het dan toch waar zijn? Dacht Robert verbaasd. Net toen hij de stalknecht wilde vragen wat dit allemaal betekende, kwam Henry naar buiten. Robert hapte naar adem. Want op Henry's hoofd stond een kroon, de kroon die iedereen herkende als die van een koning. Robert staarde hem aan. Wéken lang had hij geprobeerd om zichzelf op de troon te krijgen. Hij had zijn broer aangevallen, maar had hem, diep in zijn hart, nooit kwaad willen doen. En nu stond Henry daar, met de kroon van zijn broer. 'JIJ VERRADER!' schreeuwde Robert. 'Hoe kun je?' Hij liep met grote passen op Henry af en keek hem strak aan. Je wachter vertelde me dat William dood is geschoten. Weet je zeker dat dat geen mannetje van jou was die ervoor heeft gezorgd? Wilde je niet stiekem alle eer en alle macht als koning?' siste hij. Henry werd rood van woede. 'Wat? Hoe durf je me daarvan te beschuldigen? Ik was kapot van verdriet toen ik voor mijn eigen ogen zag hoe William stierf.' riep hij. Robert lachte spottend. 'Tuurlijk joh! Maar waar is de moordenaar van William dan?' vroeg hij. Henry trilde van woede. 'Die heb ik vermoord. Vlak nadat hij William vermoorde. Ik kon niets meer doen. Alleen wraak nemen. En dat heb ik gedaan.' fluisterde hij. Robert keek hem met samengeknepen ogen aan. 'Ik geloof je niet.' zei hij ten slotte. 'Dus jij beschuldigt mij liever dan dat je rouwt om je broer? Hij is dood Robert! En alles waaraan jij aan kan denken is deze stomme kroon op mijn hoofd. Dus vraag je eerst maar eens af of je het werkelijk zo erg vind dat William stierf. Wil jíj niet gewoon alle macht en eer?' zei Henry ijzig. Robert hief zijn vuist en probeerde Henry te slaan, maar Henry reageerde snel en hield zijn vuist tegen. Robert staakte zijn poging om hem te slaan en keek woedend naar Henry op. 'Denk je dat ik het niet erg vind? Natuurlijk ben ik verdrietig! Maar mijn woede overstemd mijn verdriet. Ik ben gewoon boos. Boos op mezelf dat ik alleen maar ruzie met William heb gehad. Boos dat iedereen om me heen die mij dierbaar is sterft!' riep hij. Henry keek hem verward aan. 'Wat bedoel je?' vroeg hij. 'Alleen William is dood. Wie is er nog me-' 'Odo.' onderbrak Robert hem. 'Henry, ik heb de afschuwelijkste maanden van mijn leven gehad. Ik heb tientallen mensen zien sterven.' Hij staarde naar de grond. 'Oh.' Henry zuchtte. Hij wist niet zo goed wat hij moest doen aangezien hij Odo nooit zo had gemogen. 'Ik vind het heel erg voor je Robert.' zei hij zacht. Robert zweeg. Een traan gleed over zijn wang. Zo stonden ze een tijdje naast elkaar. Ze zeiden geen van beide iets en keken elkaar ook niet aan. Toen vermande Robert zich en kuchte. 'Laten we geen ruzie meer maken. Mijn beste vriend is dood en onze broer William is dood. Laten we naar binnengaan en rustig met elkaar praten.' zei Robert. Henry keek hem verbaasd aan. 'Ben je niet meer boos? Meestal blijf je veel langer boos.' zei hij. 'Ik ben nog steeds boos. Maar nu neemt het verdriet om onze broer en Odo het over.' zei Robert rustig. 'Zullen we naar binnengaan?' vroeg hij. Henry knikte. En samen liepen ze naar binnen.

'Ik wilde zo graag naar huis.' mompelde Robert. Henry knikte begrijpend. 'Ik zal een boodschapper naar je kasteel sturen. 'We kunnen een begrafenis houden voor zowel William als van Odo. Ook al hebben we Odo's lijk niet meer.' zei Henry. Robert knikte droevig. Toen lichtte zijn ogen op. 'Eileen. Eileen moet hier ook naartoe komen.' zei hij. Henry fronste. 'Wie is Eileen precies?' vroeg hij. Robert keek hem vrolijk aan. 'Mijn vrouw, Henry! Ik ben getrouwd!' riep hij. Henry glimlachte. 'Dus jij trouwt op een kruistocht? Typisch jij. Maar gefeliciteerd. Ik ben blij voor je.' zei hij. Robert straalde. Toen zag Henry weer verdriet in zijn ogen. 'Odo kan niets meer meemaken van dit alles. En William..' begon hij. Henry legde een hand op zijn schouder. 'William vergeeft je. Hij zou je nooit iets aan hebben gedaan en hij geloofde dat jij hem ook geen pijn wilde doen. Het komt goed Robert. Ik weet zeker dat hij het je vergeven had.' zei Henry zacht. Robert knikte vertwijfeld. 'Ik hoop het.' zei hij naar de grond kijkend. Hij zuchtte en keek naar Henry op. 'Jij blijft dus koning.' mompelde hij. 'Ik denk dat dat het beste is. William had mij denk ik niet vertrouwd met de kroon in mijn handen.' voegde hij eraan toe. Henry haalde zijn schouders op. 'Ik ben blij dat je het goed vind dat ik koning blijf. Als je wilt kan ik je mijn kasteel in Dorsan overhandigen. Maar ik weet niet of het volk daar blij mee is.' zei Henry voorzichtig. Robert schudde zijn hoofd. 'Het maakt allemaal niet meer uit Henry. Ik hoef Dorsan niet. Ik trek me voorlopig terug in Druma en hoop dat ik daar gelukkig ben met Eileen. Ik wil het goed maken met het volk. Ik heb behoorlijk wat geld uitgegeven.' zei hij met spijt in zijn stem. Henry zuchtte. 'Het komt wel goed Robert. Echt waar.' herhaalde hij. 

Robert dwaalde door de gangen van Henry's kasteel. Hij hoopte dat hij alles kon vergeten en gelukkig kon zijn met Eileen. Hij dacht aan hun bruiloft. Het was zo magisch geweest, hij wilde dat elke dag zo was. Hij ademde diep in en uit en bleef staan voor de grote schilderijen in de danszaal. Het was zijn hele familie. Zijn moeder, vader, WIilliam, Henry, hijzelf en zijn broer Sven. Hij staarde naar zijn toen nog kinderlijke ogen. De schilderijen waren een aantal jaren geleden gemaakt. Op het schilderij schatte hij zichzelf een jaar of 14. Een jaar voordat alles fout ging. Wat was de wereld toen nog onschuldig, dacht hij. Nog geen machtsgevoel, geen eer, gewoon een kind zijn. Hij had langer de kans gekregen om kind te zijn dan zijn broers. Sven moest koning worden, dus kreeg hij lessen in van alles en nog wat. William was altijd al serieus geweest en Henry moest volwassen worden toen hun moeder overleed.  De gebeurtenis die zijn familie brak. Zijn vader werd streng en gevoelloos en toen ook Sven nog stierf ging alles fout. Hijzelf ontspoorde volledig. Het begon klein, maar werd steeds erger. Tot de opstand van 1,5 jaar geleden. Hij had een dorp in vlammen op zien gaan. Alleen maar om zich te bewijzen. Maar wat bijna niemand wist was dat hij al eerder een huis in de fik had gezet. Henry was pas 14 en hij was 19. Samen met Odo was hij naar een dorpje gegaan. Er was één vrijstaande boerderij. Daarin woonde een groot gezin, maar dat wisten ze niet. Robert wist alleen dat er een man woonde, die het niet eens was met zijn patriottische ideeën. De vader van Jimmy. Hij had het huis aangestoken en iedereen kwam naar buiten rennen. Iedereen behalve Jimmy's zusje. Toen de vader des huizes zag dat zijn dochter er niet was rende hij naar binnen. Hij redde zijn dochter maar stierf. Het was iets dat alleen hij en Odo wisten en Robert dacht dat zijn vader er achter gekomen was. Want niet veel later verscheen Jimmy op het kasteel als hulp voor Henry.


De Vervloekte Troon en de Familie zonder GlorieWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu