‒ ‒ ♛‒ ‒
Odo liep de werkkamer van Robert binnen. Hij keek om zich heen en zag Robert lui liggend in zijn stoel. 'Er is weer een klachtenbrief binnengekomen.' mompelde Odo. Robert ging snel rechtop zitten. 'Wat?! Weer van die akelige mensen die zich mijn volk noemen?' vroeg hij. Odo knikte. 'Jep, dit keer van de hoefsmid. Robert, je moet hier iets aan doen. Als je niet uitkijkt heb je zo het hele volk tegen je.' zei Odo ernstig. Robert kwam langzaam overeind en keek Odo wanhopig aan. 'Maar waarom zijn ze dan zo boos? Wat heb ik misdaan?' vroeg hij. Odo zuchtte en maakte de brief open en begon hardop voor te lezen.
'Geachte heer Robert,
Ik en een heleboel andere hebben vernomen dat u het geld dat u van ons krijgt nota bene, uitgeeft aan de manschappen voor uw leger, dat tegen uw broer strijdt. Ik verzoek u om daar onmiddellijk mee te stoppen. Het is ons geld en wij hebben er hard voor gewerkt. Alvast bedankt.
P.s. Als u verbaasd bent dat zo'n simpele ziel als ik kan schrijven, de dominee heeft dit voor mij geschreven. Hij is het met mij eens en is ook kwaad en denkt dat God u hierom zal straffen!'
Eindigde Odo. Hij keek op van de brief en keek naar Robert, die met open mond had staan luisteren. Robert deed zijn mond dicht en toen weer open en barstte los. 'Wie denken ze wel dat ze zijn! Denken ze dat dit mij ook maar iets kan schelen?! Egoïstische luie donders zijn het! "Het is ons geld en wij hebben er hard voor gewerk.." Natuurlijk is het hun geld niet! Ik heb het toch ingenomen? Dan is het dus gewoon van mij en mag ik bepalen wat ik ermee doe.' ratelde hij. Odo knikte. 'Goed. Dus we zijn het eens dat het volk gestraft moet worden voor deze brutale daad?' vroeg Odo. Robert keek hem verrast aan. 'Straffen? Waarom?' vroeg hij. Odo zuchtte. 'Misschien omdat dit niet door ons wordt getolereerd? Jij bent landheer Robert! Niet een of andere slaaf die hun bevelen zo maar opvolgt.' zei hij streng. Robert knikte bedachtzaam. 'Dat is waar. Wat stel je voor?' vroeg hij nieuwsgierig.'Ophangen. Laat de man die dit heeft geschreven ophangen, dan zal het volk wel anders piepen.' opperde Odo. Robert keek Odo verbijsterd aan.
'Ophangen? De man die dit schreef is de priester! Die mag niet zomaar worden opgehangen!' riep Robert. 'Dat weet jij zelf ook als bisschop.' voegde hij er verontwaardigd aan toe. Odo haalde zijn schouders op.
Hij was een bisschop, maar gedroeg zich niet als één. 'Ik kan me wel ontfermen over de kerk waar hij diensten deed.' zei hij kalm. Robert schudde resoluut zijn hoofd. 'Nee. Dat gaan we dus niet doen Odo. We gaan niet de priester ophangen. Dat is niet wat God wil.' zei hij. Odo keek hem geïrriteerd aan. 'Hoe weet jij dat Robert? Wat stel jij dan voor? De hoefsmid ophangen? Dan helpt de priester de volgende keer gewoon de bakker met een klachtenbrief schrijven!' zei hij fel.
Robert draaide zich om en liep naar het raam, met zijn armen op zijn rug. 'We doen het zo Odo: we geven de priester een waarschuwing en hangen de hoefsmid op. Het was tenslotte zijn idee om de brief te schrijven, dat staat in de brief.' zei Robert, in zijn toon hoorde Odo dat hij geen tegenspraak dulde. Odo boog zijn hoofd. 'Goed dan. Ik zal een boodschapper naar de priester sturen met een waarschuwing en ik zal de beul laten weten dat hij binnenkort een taak heeft.'Het was een drukste van jewelste op het grote plein. Om het plein heen stonden allemaal kraampjes, maar de mensen gaven er geen aandacht aan. Het was markt, maar op het plein bevond zich een veel groter spektakel. Een grote galg torende boven de kraampjes uit en de mensen keken vol ontzag naar de drie mannen die bij de galg stonden. Er werden niet vaak mensen opgehangen in Druma en mensen maakten er een dagje uit van. Één van de mannen herkende ze als de hoefsmid, een grote, gezellige man met rode krullen en een knalgele wambuis aan. Ondanks dat hij zometeen zou worden opgehangen, had hij een enorme glimlach op zijn gezicht. In zijn wangen waren kuiltjes zichtbaar en hij zwaaide lachend om zich heen naar mensen die hij kende. Net alsof hij een beroemdheid was. De andere twee mannen droegen allebei zwarte kleding en hielden hem stevig vast. Dat waren wachters van het kasteel van Druma, wisten de mensen. Nog een man voegde zich bij hen, ook in het zwart gehuld. Het was Odo. Met ergernis keek hij de hoefsmid aan.
'Wat lach je nou? Je wordt zo opgehangen man. Gedraag je als een gevangenen en ga hier niet een show staan houden!' siste hij in het oor van de hoefsmid. Hij gaf de wachters een bevel en ze drukten zich nog steviger tegen de hoefsmid aan, waardoor hij in elkaar werd gedrukt. Odo liep naar een man in de menigte en wenkte hem. Ook deze man was in het zwart gehuld en hij had een grote bijl in zijn handen. Odo knikte met zijn hoofd naar de bijl. 'Waarom heb je die? Je hangt de man op, je vermoord hem niet met die reusachtige bijl van je!' zei hij. De beul haalde zijn schouders op. 'Een gewoonte baas.' grinnikte hij. Odo keek hem vuil aan. 'Noem me geen baas. Vooruit, ga bij de galg staan en zorg ervoor dat de vrouw van de gevangene niet te veel naar voren dringt. Zometeen bevrijd ze hem misschien nog.' zei hij. Hij draaide zich om en glimlachte kil naar een diepbedroefde vrouw, vooraan in de menigte. Odo liep naar haar toe. Nog voor hij bij haar aankwam draaide ze zich om en boorde haar ogen in de zijne. 'Sterkte mevrouw, met dit uiterst spijtige verlies.' zei Odo spottend. De vrouw keek hem kalm aan en hief haar hoofd wat verder op. 'Hij is nog niet dood. Ik heb er vertrouwen in dat het goed komt.' zei ze dapper. Odo lachte. 'Vast.' zei hij hard.
De menigte werd stil toen de priester, die was uitgenodigd om een toespraak te houden voor de hoefsmid, naar voren kwam en over de menigte heen keek. 'Lieve toeschouwers, lieve Lia (hij keek de vrouw van de hoefsmid troostend aan), welkom bij dit vreselijke spektakel. De man die zo wordt gestraft, is onschuldig. Hij probeerde het voor ons op te nemen. We hebben bijna geen geld meer en Fabian moet hiervoor als eerste boeten. We zullen hem nooit, maar dan ook nooit vergeten. Leve Fabian!' riep de priester alsof hij een revolutie ging starten. De mensen op het plein namen de kreet over. 'LEVE FABIAN, ONZE TROUWE HOEFSMID!' schreeuwde ze. Vooral Fabian's vrouw, Lia, riep de kreet hard over het plein.
Odo stond in een hoekje van het plein toe te kijken en siste tegen een wachter: 'Maak er een einde aan. Haal die verdomde priester weg!' De wachter knikte en hij beende naar voren. Hij greep de priester vast, maar die verzette zich. De wachter duwde de priester ruw weg van de galg, terwijl de menigte woedend schreeuwde en joelde tegen Odo en de wachters. Toen kwam de beul in actie. Hij greep Fabian bij zijn nekvel en beval hem op een krukje te gaan staan, vlak onder de galg. De menigte schreeuwde en bewoog onrustig.
Fabian stribbelde tegen, maar de beul liet dreigend zijn bijl zien. Fabian deed wat er hem werd opgedragen. Hij ging op de kruk staan en terwijl hij een handkus naar zijn vrouw blies, deed de beul de strop rond Fabian's keel. Het publiek stopte met schreeuwen en keek met ingehouden adem toe. Niemand had verwacht dat het echt zo ver zou komen. 'Zeg maar dag tegen de wereld.' grinnikte de beul gestoord. En met die woorden schopte hij het krukje onder de voeten van Fabian vandaan. De menigte gilde. Fabian bungelde slap aan de galg.
Een steen werd door het raam van de werkkamer heen gegooid. Robert schrok op van zijn werk en dook onder zijn bureau. Glas klingelde op de houten vloer en boven Roberts hoofd. Onder de steen lag een briefje. Toen Robert zeker wist dat er verder geen gevaar was voor vliegende stenen, kroop hij voorzichtig onder zijn bureau vandaan en pakte het briefje van onder de steen vandaan. Hij las de tekst die er op stond. Zijn gezicht vertrok.
'Stom volk.' mompelde hij. Hij stond op en liep snel zijn werkkamer uit. Tegen de wachters voor de deur van zijn werkkamer zei hij: 'Bewaak mijn kamer goed, nu het volk in opstand tegen ons is wil ik dat jullie extra op je hoede zijn.' De wachters knikte en schuifelde wat dichter naar de deur toe. 'Zullen we doen heer.' zei één van de wachters en hij saluteerde zijn baas. Robert knikte hem toe en liep naar de eetzaal.
Aan een grote, lange tafel zat Odo net zijn lunch naar binnen te werken toen Robert de zaal in kwam. Odo keek op. 'Wat is er? Je ziet zo bleek als een lijk.' vroeg Odo. Robert ging tegenover hem zitten. 'Ze hebben weer een aanslag gepleegd. Ze gooiden weer een steen door het raam. Als het zo blijft doorgaan, vernietigen ze zo meteen mijn kasteel nog!' zei Robert. Odo kauwde langzaam op een stuk brood. 'Zat er weer een briefje bij?' vroeg hij. Robert knikte en liet hem het briefje zien. Odo las het en trok zijn wenkbrauwen op. 'Deze dreiging is nog erger dan de vorige.' zei hij. Robert zuchtte en leunde achterover. 'Ik weet het. Ik had die hoefsmid nooit moeten laten ophangen. Het volk haat me.' zei hij zacht. Odo haalde zijn schouders op. 'Ik vond het een goede actie. En trouwens, het volk haatte je al.' zei hij met een grijns. Robert rolde met zijn ogen. 'Niet zo erg als nu. Ik heb eerst al het geld van Druma verspilt aan manschappen, begon een oorlog met William en daarna hing ik een man op. Ik begrijp wel waarom ze boos op me zijn.' verzuchtte Robert wanhopig. Odo nam een slok wijn en spoelde daarmee de restjes brood weg. 'Maak je nou niet zo druk. Het volk kan dan wel in opstand tegen je zijn, maar dat betekent niet dat je je zomaar mag laten bedreigen! Kom voor jezelf op, man! Doe iets!' riep hij vermanend. Robert keek Odo voor een ogenblik scherp aan. 'Bedankt dat je me zo toespreekt Odo, maar ik weet al iets.' zei hij. Hij stond op van zijn stoel en liep richting de deuren van de eetzaal. 'Oh ja. Wat dan?' vroeg Odo. Hij voelde dat hij controle verloor over Roberts plannen. Dit betekende dat hij macht verloor, iets dat hem niet aanstond.
'Ik ga naar mijn broer.' riep Robert over zijn schouder.
JE LEEST
De Vervloekte Troon en de Familie zonder Glorie
Historical Fiction1178, Henry Winchester, een jonge prins, en zijn broers, Robert en William, krijgen allemaal een stuk land van hun pas overleden vader. Henry's broers zijn het echter niet eens met de verdelingen en krijgen een heftige ruzie. Een ruzie die dreigt t...