11.

360 30 5
                                    

pov Loïs

Het is avond, en ik ruim uit verveling mijn slaapkamer op. Ik haal al mijn kleren uit mijn koffer, en ik leg ze op mijn bed. Ik heb na al die weken dat ik hier ben nog steeds niet mijn koffer uitgeruimd, omdat ik daar geen zin in had en ik daar te lui voor was, dus heb ik daar mooi de gelegenheid voor om dat nu te doen. Als ik naar mijn koffer kijk, moet ik denken aan Niall, Eleanor en Louis, en iedereen van school die niet weten waar ik ben. Ik betwijfel het zelfs of Niall wel hierover de waarheid heeft gesproken tegen Louis en Eleanor. Waarschijnlijk niet, daar is hij te arrogant en te egoïstisch voor en wie zou hem geloven als hij de waarheid vertelt? Het hele verhaal klinkt te onwaarschijnlijk om geloofwaardig te zijn. Op sommige momenten zoals deze mis ik mijn vrienden zo erg, zouden hun weten in wat voor situatie ik verkeer buiten Niall en Harry om? Ik mag Niall eigenlijk niet eens een vriend meer noemen na wat hij heeft gedaan, maar ik doe het toch, omdat ik mis wat we hadden. Althans, wat ik dacht dat we hadden. Hij heeft onze hele vriendschap gelogen en dat vergeef ik hem niet, want zoiets hoor je niet te liegen. Ik vouw alle broeken en shirts die ik op mijn bed heb liggen op en ik leg ze omstebeurt in mijn kledingkast. Daarna stop ik al mijn sokkenparen in een van de twee lades in mijn nachtkast, waarop ook mijn wekker staat, en al mijn onderbroeken, bh's en hemden in de lade daaronder. Als ik dat gedaan heb, zet ik mijn toilettas op mijn nachtkast achter mijn wekker neer.

Ik ga op mijn bed zitten, en ik kijk verveeld om me heen. Dit is een van die avonden waarop ik echt niks te doen heb hierzo en ik snak naar mijn telefoon. Hoeveel gemiste oproepen zal ik hebben, en hoeveel gemiste berichten? Ik heb de neiging om weer mijn telefoon te gaan proberen te zoeken, maar ik hou me in, omdat ik weet dat Liam mij waarschijnlijk weer zal gaan slaan of iets dergelijks. Want dit zou weer tegen zijn zogenaamde regels zijn. Er biggelt een traan over mijn wang als ik denk aan de mensen die me missen en niet weten waar ik ben. Hoe lang nog, hoe lang zal deze hel nog duren? Ik pak mijn kussen vast, en ik hou hem tegen me aan. Mijn ogen zijn nat van de tranen, en daardoor wordt mijn kussen ook nat. 'Kutzooi.' mompel ik, en ik kijk naar mijn kussen waarop een aantal natte vlekken zichtbaar zijn. 'Laat dan maar ook.' zeg ik tegen mezelf, en ik gooi mijn kussen door de slaapkamer. Met een harde plof komt hij aan tegen mijn nachtlamp, die omvalt en op de grond belandt. Ik staar er met open mond naar en ik doe een paar seconden lang helemaal niks. Daarna besef pas ik wat ik zojuist heb gedaan, en sta ik op van mijn bed om te kijken of de lamp nog heel is. Jammer genoeg zitten er een aantal barsten in de lamp, en heb ik geen idee hoe ik dit aan Liam ga vertellen zonder dat hij boos wordt. Ik zucht diep en ik pak de lamp op, waarna ik hem weer op zijn plek zet. Ik ga op de rand van mijn bed zitten en ik blijf er naar staren. Ik bijt op mijn lip en ik kijk verveeld voor me uit. Ik besluit maar gewoon naar beneden te gaan en het te vertellen na lang nadenken, omdat als hij er zelf achterkomt, hij nog veel bozer zal zijn dan wanneer ik het vertel.

Ik ga van mijn bed af en ik loop naar de slaapkamerdeur toe, die ik open doe. Als ik uit mijn kamer ben gestapt, doe ik de deur weer dicht en loop ik van de trap af naar beneden. Als ik in de hal sta, twijfel ik toch weer of ik het wel of niet zal gaan vertellen en krijg ik de neiging om gewoon weer terug naar boven te gaan. Maar als ik er weer aan denk hoe boos Liam zal zijn als hij er achterkomt dat de lamp kapot is, als ik het hem niet vertel, wil ik toch wel gewoon de huiskamer binnengaan. Mijn enige angst op het moment is de boosheid die hij sowieso heeft als ik het vertel. Als gevolg van mijn twijfels, ga ik op de trap zitten en denk ik nog even goed na over hoe ik het zal vertellen. Ik kijk schuin omhoog en het plafond blijkt ineens heel interessant te zijn. Ik pieker en ik twijfel nog steeds over of  ik het nou wel of niet ga vertellen. Aan de ene kant, het is maar een lamp, het is niet eens zo erg dat die stuk is, er zijn veel ergere dingen op de wereld. Aan de andere kant, het is niet mijn eigendom in principe, het is van Liam. Je kan het ermee vergelijken dat je iets leent en je hetgene wat je leent kapot maakt. Expres of per ongeluk. Ik zucht diep en ik krijg opnieuw de neiging om gewoon weer terug naar boven te gaan. Maar ik blijf gewoon hier op de trap zitten, omdat ik geen zin heb om op te staan. Na een paar minuten voor me uit gestaard te hebben, sta ik toch op en wil ik me net gaan omdraaien als ik voetstappen mijn kant op hoor komen. Versteend blijf ik staan, want ik heb hier echt niet op gerekend. Ik wil zo snel als ik kan naar boven rennen, maar mijn benen willen niet meewerken. Ik ga weer zitten en ik wacht af tot de tussendeur open wordt gedaan door Liam. Waarschijnlijk gaat hij me of iets bevelen, of een hele preek geven. In allebei heb ik geen zin, maar het eerste is nog altijd beter dan het tweede.

Stockholm Syndrome || l.j.pWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu