15.

314 28 6
                                    

Als we gegeten hebben, draai ik zenuwachtig aan mijn haar. 'Ehm, wat moet ik vandaag nog doen eigenlijk?' vraag ik om de ongemakkelijke stilte te verbreken. Liam kijkt op van het papier dat hij aan het lezen is. Hij zegt: 'Even de tuin uitschoffelen en ontdoen van onkruid en ongedierte enzo. Daarna kan je de was doen en koken. Voor de rest vandaag kijk ik nog wel, op de gewoonlijke dingen na.' Ik knik en ik sta op van tafel. 'Ik zal dan maar nu alvast beginnen met de tuin.' zeg ik twijfelend. Ik voel mijn hart tekeer gaan en harder bonzen dan dat hij hoort te gaan. Ook het gevoel in mijn buik is verergerd en het is echt gewoon moeilijk om het te gaan verbergen en te doen alsof er niks aan de hand is. Des te meer hoop ik dat dit een grote nachtmerrie is waar ik in leef en waaruit ik elk moment wakker kan worden. Het tegendeel is jammer genoeg de harde waarheid. Ik loop snel naar de hal toe en ik pak mijn jas van de kapstok. Gelukkig heb ik mijn schoenen al aan. Het zijn weliswaar nikes, maar alsnog. Beter iets dan niets. Ik werp een blik op mijn jas en dan naar mijn schoenen. Ze doen me denken aan die ene dag, de dag dat mijn leven van het ene op het andere moment drastisch veranderde. Er verschijnt een traan in mijn oog als ik er aan terugdenk. Op een of andere manier denk ik er de laatste tijd heel vaak aan terug, wat ik beter niet kan doen, omdat ze mijn humeur en mijn dag verpesten. Ik loop door de huiskamer naar de glazen schuifdeuren en ik open ze.

Ik stap door naar buiten en ik loop naar de schuur toe. Het is echt heel koud en aan de kou voel en weet ik dat ik hier echt al heel lang ben, langer dan dat ik verwacht heb hier te zijn. Het vriest bijna en ik snak naar handschoenen. Ik vraag me af welke maand het is. Gelukkig zit de sleutel al in het sleutelgat, dus hoef ik hem niet zelf helemaal te gaan zoeken. Ik draai het slot open. De deur open ik en ik stap naar binnen. Het is best donker hierin en ik vraag me af hoe ik ooit alle spullen ga vinden die ik nodig heb. Langzaam wennen mijn ogen aan het donker en zie ik het steeds beter. Ik begin dingen zelfs te herkennen. Ik durf door te lopen, als ik het eenmaal goed kan zien. Ik zie een rekje hangen met daaraan allemaal tuingereedschap. Een schoffel herken ik en ik herken ook een bezem. De schoffel pak ik van het rekje en de bezem neem ik ook gelijk mee. Ik loop de schuur weer uit. Als ik buiten sta, moet ik flink knipperen met mijn ogen, omdat het licht heel fel is, vergeleken met het donkere in de schuur. Het licht verblindt me bijna, daardoor knijp ik mijn ogen tot spleetjes en probeer ik aan het licht te wennen, zoals ik net aan het donker gewend was. Met mijn ogen half dichtgeknepen ga ik op mijn hurken zitten. Ik weet dat het niet handig is om een hele tuin schoon te maken terwijl je je ogen in feite dicht hebt, maar ik ben eigenwijs en ik doe het toch. Ik pak de schoffel en ik kijk er naar. Ik heb werkelijk geen idee hoe ik hiermee het onkruid, dat tussen de tegels zit, weghaal. Na doelloos naar de grond en de schoffel gekeken te hebben, besef ik dat ik wel iets moet doen. Dus pak ik de schoffel weer vast en begin ik ermee in de grond naast de tegels te wrikken. Als ik even bezig ben en wat onkruid heb verwijderd, heb ik eindelijk door hoe dit zit. Ik heb opeens door hoe ik dit veel handiger doe, dus ga ik enthousiast verder.

Juist als ik geconcentreerd bezig ben, hoor ik iemand de tuin binnen stappen. Ik bijt op mijn lip, want ik wil niet omkijken of iets zeggen. Toch kijk ik om. Niet uit nieuwsgierigheid want ik weet al lang dat het alleen Liam kan zijn, maar ik doe het automatisch. Zijn ogen vinden oogcontact met de mijne, wat ik probeer te ontwijken, want straks verraad ik mezelf of doe ik geheel iets onverwachts wat ik niet in de hand kan houden. 'Dat ziet er goed uit.' zegt Liam, terwijl hij kritisch kijkt naar het vlak wat ik al gedaan heb. Ik word zenuwachtig van dat hij zo rustig is, dus pak ik een plukje van mijn haar vast en begin ik er nerveus mee te spelen, alweer. Ik pak de schoffel weer op, want ik wil verdergaan met waar ik mee bezig was. Ik heb hier geen zin in, zo erg geen zin in. Ook al geniet ik stiekem wel van zijn aanwezigheid. Ik moet daar niks van laten merken. Met dat zinnetje in mijn hoofd ben ik al heel de dag door gegaan en ga ik waarschijnlijk de verdere dag door. Ik sta op en ik loop naar een ander plekje in de tuin toe waar ik nog niet geweest ben, om daar het onkruid weg te halen. Ik voel gewoon dat hij als het ware meekijkt over mijn schouders mee. Dat werkt mij gewoon op de zenuwen. Ik doe alsof ik het niet door heb, dus ga ik met mijn rug naar hem toe zitten en ga ik geconcentreerd verder. Ik probeer me althans te concentreren op dit, wat moeilijk gaat omdat hij in de buurt is. Dichterbij dan dat ik eigenlijk kan hendelen. Gefrustreerd haal ik alle onkruid eruit en gooi ik het naar achteren. Ik word hier alsmaar zenuwachtiger en nerveuzer van. Kan ik serieus niet eens meer serieus mijn taken doen zonder dat de verliefdheid in de weg zit? Ik zucht diep en ik slaak een kreet van irritatie.

Stockholm Syndrome || l.j.pWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu