Hoofdstuk 11

263 19 1
                                    

 Ik sta in een kamer. Hij is helemaal zwart. Ik zoek naar een raam, maar ik kan hem niet vinden. Dan zoek ik naar een deur, maar er is ook geen deur. Het enige licht in de kamer komt uit een hoek. Dus ik loop naar de desbetreffende hoek. Als ik nog geen 5 meter van het licht afsta zie ik dat het twee paar ogen zijn. Bruine, caramelkleurige ogen. Die ogen zou ik overal en altijd herkennen. Hanna.

 ’Nee!'

Ik zit rechtop in bed. Het zweet zit overal. Het plakt mijn haar vast aan mijn voorhoofd.

'Het was een nachtmerrie, maar een nachtmerrie. Het was Hanna niet. Dat kan niet. Hanna is er niet meer,'zeg ik tegen mezelf.

Als ik na een tijdje weer rustig ben sta ik op en kleed ik me aan. Ik werp even een snelle blik op de klok op het nachtkastje en zie dat het 4 uur 's ochtends is. 

Ik loop door de lange gang en vind de grote kamer. Het vuurtje in de haard smeult nog dus ik gooi een blok hout uit de mand naast de haard op het laatste beetje vuur en het begint weer langzaam te branden.

Ik ga op de sofa zitten en staar in het vuur. Ik denk na over Hanna. Hanna, de enige vriendin die ik ooit heb gehad. Mijn beste vriendin. Tot ze verdween. Het was een totale schok. Gewoon van de één op de andere dag. Poef. Weg Hanna.

Er waren geen sporen, geen aanwijzingen en er was niks verdwenen.  Haar ouders waren volledig in paniek, net als ik. De politie bleef zoeken, maar er werd niks gevonden.

Na 8 maanden gaven ze het onderzoek op. Hanna werd dood gewaand. Al die 8 maanden had er nog een klein sprankje hoop in mij  gezeten. Het kleine deeltje dat nog hoop had dat Hanna weer werd gevonden. 

Maar toen de politie het onderzoek opgaf verdween ook dat laatste sprankje hoop. 2 maanden lang heb ik niet gepraat, niks gedaan en alleen gegeten als ik het gevoel had dat ik flauw ging vallen. Dat is nu 3 jaar geleden, ik was 13 net als Hanna.

Er werd nooit meer iets van Hanna vernomen.

Dan fluister ik: 'Ik mis je, Hanna.'

En ik ga verder met staren in het vuur.

Plots voel ik een hand op mijn schouder en ik draai me verschrikt om.

'O jij bent het,' zeg ik tegen David.

Ik voel dat ik weer gehuild en ik draai me van hem weg en veeg snel de tranen van mijn gezicht, omdat ik niet wil dat David denkt dat ik overemotioneel of zoiets ben.

'Sorry,' zegt hij. "Het was niet mijn bedoeling om je te laten schrikken. Hoe lang zit je hier al?'

Ik haal mijn schouders op en mompel: 'Een tijdje.'

Hij ziet blijkbaar dat ik ergens mee zit, want hij zegt: 'Leg het me zo maar uit. Ik haal even wat te drinken voor je en het is de hoogste tijd dat je weer wat bloed binnenkrijgt.'

En hij loopt de kamer uit.

Als David terug is geeft hij me een grote kop met thee waar zo te ruiken bloed doorheen zit. Ik neem een paar slokken en zet de kop op de tafel. Dan vertel ik David alles over Hanna, terwijl hij luistert en af en toe de tranen wegveegt die over mijn wangen stromen.

Ik geef het toe, misschien komt het toch allemaal goed.

 

Living in DarknessWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu