Hoofdstuk 17

180 19 2
                                    

De weken die daarop volgen worden volledig besteed aan training, training en nog eens training. David vertelt me na elke training dat ik ver vooruit ga en ik merk het zelf ook.

Ik leer langzaam hoe ik het bloed moet weerstaan en ik word er steeds beter in. Maar afgezien van de trainingen en tijdens het eten zie ik David nauwelijks. En zelfs als ik hem zie, gedraagt hij zich heel afstandelijk. Alsof hij heel ergens anders is met zijn gedachten.

In het begin dacht ik dat het gewoon een of andere bui was maar daar duurt het inmiddels al te lang voor. Ik vraag hem er tijdens het avondeten vaak naar. Maar elke keer wuift hij mijn vraag weg en zegt dat er niks aan de hand is.

Het begint me te irriteren. Het is namelijk best eenzaam in deze enorme villa. Ik verdoe mijn tijd een beetje met lezen, zwemmen en zitten op het balkon genietend van de lentezon. Zo ook vandaag. Ik zit op het balkon een beetje te piekeren over van alles en nog wat. Over mijn leven en hoe dat verder zal verlopen nu ik niet meer verouder. Over de rare dingen die ik kan, over wanneer ik weer eens de straat op kan en over het feit dat ik me in een nogal vreemde situatie bevind.

Ik bedoel, ik ben een vampier, wat op zich al raar genoeg is, en ik woon bij de jongen die er verantwoordelijk voor is en ik vind hem ook nog eens aardig. Ik maak me zorgen over David en zijn rare buien terwijl ik me eigenlijk zorgen zou moeten maken over mijzelf.

Het is toch mijn leven dat op de kop is gegooid en compleet is veranderd op manieren waarvan ik dacht dat het niet eens mogelijk was. Maar hoe ik mezelf ook probeer te overtuigen van het feit dat ik misschien wel in gevaar ben en dat David misschien gevaarlijk is, geloof ik het niet.

Ik heb gewoon zo'n gevoel dat ik David kan vertrouwen en dat hij ook echt het beste met me voor heeft. Eigenlijk weet ik het wel zeker. En het idee dat het niet zo is, schuif ik snel aan de kant. Ik kan ook niet stoppen met me zorgen maken over hem en ik neem me voor dat ik het hem vanavond weer ga vragen en dat ik hem niet met rust laat totdat ik een goed antwoord heb. 

's Avonds tijdens het eten doe ik wat ik me vanmiddag had voorgenomen. Ik leg mijn bestek rustig aan de kant en kijk naar David.

'David?'

Hij kijkt naar me op en ik kijk hem recht in de ogen en houd zijn blik goed vast.

'Wat is er aan de hand?'

En natuurlijk, zoals al die keren dat ik het hem eerder vroeg, zegt hij: 'Er is niks aan de hand, Emily.'

'Ja, dat maak je mij niet meer wijs. Je gedraagt je al drie week alsof er iemand is doodgevallen. Wat is er, David?'

Ik benadruk mijn woorden en laat zijn blik nog steeds niet los.

 Hij staat op, zucht en zegt weer: 'Er is niks aan de hand.'

Hij maakt aanstalten om de tafel af te ruimen en daarmee het gesprek te beëindigen maar ik ben hem voor. Met een noodgang sta ik op en ren naar hem toe. In een flits sta ik voor hem. Boos kijk ik hem aan. Even zie ik een glimp van verbazing op zijn gezicht. Dit had hij niet verwacht.

'David? Vertel me nu maar gewoon waarom je zo doet en dan ben je van me af. Maar ik ga niet weg voor ik een antwoord heb.'

 Hij zucht en schudt zijn hoofd, nog steeds niet van plan om antwoord te geven. Waarom geeft hij me nooit gewoon antwoord? Dat is toch niet zo moeilijk? Het is gemakkelijker dan dit in elk geval, lijkt me.  

David wil weglopen maar ik grijp zijn pols vast en draai hem weer naar me toe.

'Geef me nou maar gewoon antwoord. Want ik word hier echt stapelgek van.'

Eindelijk bereikt mijn boodschap hem en ik zie dat hij begint te twijfelen over of hij het moet vertellen. Hij komt blijkbaar tot de conclusie dat dat het beste is want hij slaat een getergde, lange zucht en zegt dan: 'Victoria.'

Ho, wacht even. Wat heeft zijn zus hiermee te maken? Ik ben de draad kwijt. Ik bedoel, ik weet dat ze hier niet is maar ik weet ook dat ze nog in leven is. Dat vertelde David me tenminste. Hij ziet mijn verwarring.

'Ik heb je niet verteld wat er met Victoria is gebeurd nadat we waren gevlucht voor Brutus.'

Hij gebaart dat ik moet gaan zitten op de sofa. Hij komt naast me zitten. Dan haalt hij zijn hand even door zijn haar en begint te vertellen:

'Nadat ik met Victoria was gevlucht uit Nederland, weg van Brutus, besloten we om naar Frankrijk te gaan. We waren van plan om een nieuw leven op te bouwen en zo normaal mogelijk te leven. We hadden een rijke familie gehad en nadat het hele dorp was uitgemoord, was onze familie ook compleet weggevaagd. We kregen een gigantische erfenis, één waar je 300 jaar over doet om het op te maken. In Parijs aangekomen, gingen we op zoek naar een huis. We vonden het perfecte huis. Dit huis. Het was wat kleiner destijds maar in de loop van de jaren hebben we er delen aangebouwd. Het huis stond op de ideaalste plek die we ons konden voorstellen. Het stond net aan de rand van Parijs en was zo slecht bereikbaar dat er niemand was geweest in de afgelopen tien jaar. We kochten het huis en namen meteen onze intrek. Maar Victoria... Ze was veranderd door alles wat ons was overkomen. Ze was heel snel boos en agressief. We dronken destijds nog gewoon mensenbloed aangezien er niet zoiets was als een bloedbank. We zorgden er altijd keurig voor dat de mensen niet overleden aan wat wij ze aandeden. En het maakte niet uit dat ze het daardoor konden navertellen. Want wie zou ze nou geloven? De mentaliteit was toen al heel anders. Mensen geloofden niet langer in vampiers en dat soort dingen. Dus was de conclusie dat het slachtoffer gehallucineerd had. Maar Victoria vond het nooit genoeg. Ze had altijd de drang om te moorden. Brutus had ons veranderd in moordmachines. Ik kon het gelukkig van me af schudden, in tegenstelling tot Victoria.  Op een keer vermoorde ze een man nadat ze hem van al zijn bloed had ontdaan. Ze vertelde me dat het een ongeluk was en ik geloofde haar. Ze was mijn zus en ik vertrouwde haar om me de waarheid te vertellen. Maar het begon vaker te gebeuren. En op een gegeven moment beweerde ze niet meer dat het ongelukken waren. En ik wist dat ze het expres deed. We kregen knallende ruzie. Ik schreeuwde tegen haar dat we waren gevlucht zodat we niet langer hoefde te moorden en dat ze het recht niet had om mensen van hun leven te beroven. Ze was het niet met me eens en vertrok die nacht nog. Ze had hier in totaal maar 15 jaar gewoond. Ik bleef achter in deze enorme villa maar ik kon het hier niet langer uithouden. Ik ging door Europa reizen en verhuisde van de ene plek naar de andere. Ik heb gewoond in Italië, Spanje, Griekenland, Engeland en zelfs een tijdje weer in Nederland. Tijdens mijn verblijf daar kwam ik haar weer een keer tegen. Ik kwam erachter dat ze 20 jaar had rondgezwerfd voor ze Brutus weer tegen was gekomen. Ze had zich weer bij hem aangesloten. Haar beweegredenen hiervoor heb ik nooit kunnen achterhalen. Ik keek haar recht in het gezicht maar het was niet mijn zus die ik daar zag. Nee, het was een koelbloedige moordenaar. Toen besefte ik dat mijn zus er niet meer was. Ik had haar verloren aan Brutus. Ik ging terug naar Parijs en eiste het huis weer op terwijl ik deed alsof ik mijn eigen kleinzoon was. Dat is nu 20 jaar geleden.'

Ik kijk David lang aan en probeer zijn verhaal te verwerken. Ik kan het verdriet in zijn ogen zien. Het is echt heel moeilijk voor hem, dat is duidelijk.

Ik neem zijn gezicht eens goed in me op. Zijn halflange, golvende, donkerbruine haar en zijn grijze ogen die verdrietig naar mij kijken.

Ik adem diep in en zeg dan: 'Dat is verschrikkelijk, David. Het spijt me zo voor je. Maar wat ik niet begrijp...en vat dit alsjeblieft niet verkeerd op,' ik leg mijn hand op zijn arm,' ..is wat dit te maken heeft met waarom je je nu zo afstandelijk gedraagt.'

Hij zucht en sluit zijn ogen even.

'Ik kreeg drie week geleden een brief. Van Victoria.'

Hij wacht even voor hij de rest zegt.

'Ze komt op bezoek.'

Ik verstijf. Dit was wel het laatste wat ik had verwacht.

Living in DarknessWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu