024 • Angmar

12 1 0
                                    

Angmar roffelde met zijn knokkels tegen de deur van Jaynes kamer. Toen er na een minuut nog geen reactie volgde, herhaalde hij de handeling. Zonder resultaat. Zijn zus was een vrij lichte slaper, zelfs als ze de dag ervoor stevig had door gedronken. Het was al aan de late kant en eigenlijk wilde hij wel op tijd vertrekken. Het zou stom voelen om straks in de wildernis te overnachten terwijl ze slechts twee uur reizen bij een heerlijk bed vandaan waren.

'Jayne?'

Geen reactie.

Angmar blikte nog even geërgerd naar de deur, alsof die schuld had aan Jaynes afwezigheid. Zou ze naar Elrond zijn toegegaan? Hij kon het zich niet voorstellen. Jayne was zo gek misschien nog wel, maar de elfenprins leek hem een type dat liever niet met een mensenmeisje in bed werd aangetroffen.

Hij besloot alvast naar de eetzaal te gaan, waar hij naast Elros aan tafel schoof. De keramiek van zijn bord was bijna niet meer zichtbaar door al het voedsel dat er bovenop gestapeld was.

'Ben je van plan om tijdens de hele reis op dit ontbijt te teren?' vroeg Angmar met opgetrokken wenkbrauwen. Elfen aten altijd licht en het ontbijt stelde in zijn ogen normaal gesproken al helemaal niets voor.

'Doorgaans neem ik alleen lembasbrood mee als ik op reis ga. Ik wil hier nog even goed van genieten.'

'Wie weet kun je straks een hapje draak proeven,' grinnikte Angmar. Hij trok een schaal met brood en een kommetje jam naar zich toe. 'Misschien is dat wel een gat in de markt. Ik heb nog nooit mijn hand op een portie drakenvlees kunnen leggen.'

'Je praat over draken alsof het kippen zijn.' Annatar zakte op de houten bank naast hem neer. Gezien hij niet in het paleis woonde en Angmar betwijfelde of hij wel voor dit ontbijt was uitgenodigd, was hij helemaal niet op zijn komst berekend. Zijn wangen werden zelfs een beetje warm door het horen van de afkeuring in Annatars stem. Hij weerstond de neiging om zijn wangen aan te raken en vroeg zich af wat dit in vredesnaam te betekenen had. Vrij laat drong het tot hem door dat hij helemaal geen antwoord had gegeven. Annatars stem, koud als een najaarsbries, ging alweer verder.

'Draken zijn ouder dan de mensheid zelf. Ze verdienen wel wat respect, tenzij je vindt dat je je eigen soortgenoten ook op de markt verkocht mogen worden.'

'Sommigen mogen dat zeker,' antwoordde Angmar met een zuur gezicht, denkend aan zijn zanikende buurvrouw die zijn tovenarij een schande vond. Als het stadsbestuur niet zo met hem had weggelopen, had ze hun huis vast eens in brand gestoken.

'Mensen hebben al zo'n akelig kort leven. Gun ze die paar jaren toch.' De mondhoeken van Annatar krulden omhoog, zodat de puntjes van zijn iets te lange snijtanden zich een fractie van een seconde lieten zien. 'Al weet jij daar natuurlijk alles van.'

'Gelukkig is mij een langer leven beschoren dan de meeste mensen.'

'Ah. Ja, je bent een van de Dúnedain, is het niet?' Hij hield zijn hoofd schuin, bestudeerde Angmars gelaat. 'Je hebt de val van Númenor overleefd, hebt krachten waar normale mensen alleen maar van kunnen dromen én je bent ook nog eens gezegend met een prachtige tweelingzus. Je moeder moet zowat met Manwë zelf hebben geslapen. Interessant.'

Hoewel Angmar normaal gesproken zijn woordje wel klaar had, bracht die haast godslasterlijke praat hem van zijn stuk. Het was niet dat hij zich gebelgd voelde over deze oneerbiedige woorden over Manwë, maar dat uitgerekend een elf zoiets durfde te zeggen in een koninklijke zaal ging zijn verbijstering te boven. En die van zijn vriend ook, merkte hij toen Elros hun tafelgenoot met grote ogen aanstaarde.

'Wat?' Angmars ogen glinsterden baldadig. 'Wat denk jij dan? Jij weet net zo goed als ik dat de Dúnedain doorgaans maar één kind ter wereld brengen en dat ze al helemaal niet begiftigd zijn met gaven waar wij alleen maar van kunnen dromen.' Hij zette een glas water aan zijn lippen, maar voordat hij ervan dronk, voegde hij nog toe: 'Al heb ik jou nog weinig zien doen, vriend.'

Bevroren watervallen ✔Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu