Een raar paleis

311 26 7
                                    

Chase

Ik stond langzaam op. Morgen zou ik met de professor naar het paleis gaan en vandaag zou ik Henry wegbrengen en mijn spullen inpakken. Ik kleedde me aan en liep naar Henry's kamer. Hij was in de laatste week niet echt beter te worden, dus ik ging hem naar het ziektegebouw brengen.
"Henry?" Vroeg ik terwijl ik zijn kamer inging.
"Chase! Godzijdank! Je moet me beschermen." Zei Henry en ik wist weer dat hij ijlde.
"Wat is er?" Vroeg ik vermoeid. In het begin was het was grappig, maar nu niet meer.
"Er zit een draak in mijn kast en een onder mijn bed." Ik zuchtte en liep naar Henry's bed. Ik keek eronder en zag dat er iets zat. Het ding begon naar me toe te lopen. Langzaam kwam het onder het bed vandaan en ik grinnikte. Het was een hagedis, een kleintje. Ik legde mijn hand neer en het diertje liep erop.
"Het is maar een hagedisje." Zei ik tegen Henry.
"En die in mijn kast dan?" Vroeg Henry. Ik rolde met mij ogen deed de kast open. Er vloog iets uit, een chippy. Ik liep naar het raam en deed dat open zodat de chippy naar buiten kon.
"Henry, ik ga je naar een huis brengen waar ze je veilig zullen houden, want ik moet weg voor een paar dagen." Zei ik. Henry keek me angstig aan.
"Maar alleen jij kunt me beschermen." Zei hij. Ik schudde mijn hoofd.
"Het moet gewoon eventjes. En ze kunnen je ook vast weer beter maken." Zei ik. Henry zuchtte.
"Ja, je moet je lot volbrengen." Zei hij. Ik knikte om mee te spelen. Henry begon de kamer uit te lopen. Ik volgde hem naar buiten. Daar zetter ik de hagedis op de grond.
"Wees vrij." Zei ik tegen het diertje. Daarna pakte ik mijn fiets en fietste, met Henry achterop, naar het ziektegebouw.
.
Ik zette mijn fiets neer en liep met Henry naar het gebouw. Henry volgde me braaf, het voelde raar. Ik liep naar de receptie.
"Hallo meneer, hoe kan ik u helpen?" Vroeg de mevrouw aan de andere kant van de tafel.
"Ik wil graag mijn voogd Henry hier laten voor een tijdje." Antwoordde ik.
"Wat heeft hij?"
"Dat weet ik niet zeker, maar hij moet deze pillen nemen." Zei ik en ik liet de pillen aan de vrouw zien.
"Dat is best ernstig, maar ik denk dat we hem kunnen helpen. Ik denk dat dokter Rosenberg vrij is nu. Hij zit in kamer 15 op de eerste verdieping." Ik knikte en liep naar de trap toe. Jammer dat ze geen lift hebben, maar niet iedereen kan de kracht opwekken ervoor. Maar ik weet zeker dat de professor dat op kan lossen.
Eenmaal boven liep ik naar kamer 15 en klopte op de deur.
"Kom binnen." Zei een stem. Ik gokte dat het een niet al te oude man was. Ik liep naar binnen met Henry. Ik zag dat de dokter in een donkere hoek van de kamer stond. De gordijnen waren dicht dus zag ik niet meer dan alleen een donker figuur.
"Ik verwachtte jullie al." Zei de man.
"Echt?" Vroeg ik verbaast. De dokter deed de gordijnen open.
"Natuurlijk niet. Dit klink gewoon gaaf." Zei hij. Ik keek hem met een opgetrokken wenkbrauw aan.
"Ik ben nog niet oud dus mag ik dat best." Zei hij. Hij liep naar zijn bureau en ging zitten. Hij wees naar de andere stoelen en ik ging zitten. Ik keek naar Henry en hij keek naar de dokter als een klein kind kijkt naar een enorme, levende knuffelbeer.
"Ga maar zitten." Zei de dokter en Henry ging snel zitten. Hij deed me echt denken aan een klein kind.
"Waarom zijn jullie hier?" Vroeg dokter Rosenberg.
"Ik moet voor een tijdje weg en mijn voogd Henry is ziek en ik kan hem niet alleen laten. Ook is het de laatste tijd steeds erger geworden." Zei ik.
"Ben je al naar een dokter geweest?"
"Ja en hij gaf deze pillen en die heeft Henry al meer dan een week genomen." Zei ik en ik gaf de pillen aan de dokter.
"Hmm, dit is best erg. Waarom heeft je dokter je niet verteld om hier naar toe te gaan?" Ik haalde mijn schouders op.
"We zullen hem hier houden en voor hem zorgen. Ik word zijn vaste dokter. Hoe lang zal je weg blijven?"
"Hooguit een week." Antwoordde ik. De dokter knikte.
"Goed dan zal ik u mijn tele-uhum-rooster geven, dan kun je zien wanneer ik er ben en of ik beschikbaar ben." Zei hij en hij stond op. Hij pakte een stuk papier van een kast af en gaf dat aan mij.
"Dan is alles geregeld volgens mij. Dan zie ik je over een week of minder." Zei de dokter. Ik knikte en stond op. Ik schudde zijn hand en keek naar Henry.
"Dag Henry. Ik zie je later weer." Zei ik tegen hem.
"Dag. Veel succes met je lot. Je mag me hier langer laten blijven hoor, neem alle tijd die je nodig hebt om het te leren beheersen." Zei hij en hij zwaaide naar me.
"Dat is volkomen normaal." Zei dokter Rosenberg. Ik knikte en verliet de kamer.
.
Ik zette mijn fiets weg en begon naar binnen te lopen. Ik zag iets bewegen in mijn ooghoek en keek opzij. Het hagedisje zat er nog steeds.
"Jij nog steeds hier?" Vroeg ik. Het hagedisje knikte. Ik deed een stap achteruit. Het hagedisje liep naar me toe en klom via mijn been en lichaam naar mijn hand.
"Wat ben jij?" Vroeg ik. Het hagedisje keek me aan. Het kon natuurlijk niet praten.
"Ben jij een raar wezen?" Vroeg ik. Het hagedisje schudde zijn hoofd.
"Een hele slimme hagedis?" Het hagedisje knikte.
"Wil jij mijn huisdier zijn?" Het hagedisje knikte.
"Goed, dan noem ik je, eh, Kaito." Ik wist niet waarom, maar die naam was opeens in me opgekomen en ik vond hem wel passen. Het hagedisje knikte alsof hij het goed vond.
Ik liep naar binnen en naar mijn kamen, ik moest mijn spullen nog pakken. Ik zette Kaito neer op mijn nachtkastje en begon wat kleren in mijn tas te doen. Ik pakte ook een boek en mijn wekster. Opeens bedacht ik me dat ik die nog nodig zou hebben de volgde dag, dus ik pakte mijn wekster weer uit.
"Nou klaar." Zei ik toen ik klaar was. Ik liep naar Kaito en liet hem op mijn hand komen. Hij klom via mijn gezicht naar de bovenkant van mijn hoofd en ging daar liggen.
"Serieus?" Vroeg ik tegen hem, ook al wist ik dat hij niet kon antwoordden. Ik haalde mijn schouders op en liep naar buiten. Ik had even zin in een wandeling om de tijd te doden.
.
Ik kroop mijn bed in. Het was niet zo laat, maar ik moest er de volgende dag vroeg uit. Kaito lag op een beetje stof op mijn nachtkastje. Ik had besloten hem morgen mee te nemen. Langzaam viel ik in slaap.
"Hey Chase!" Riep een jongen. Ik draaide me naar hem om. Hij had blauwe ogen en zwart haar. Ik voelde hoe mijn mond bewoog, maar ik hoorde er geen geluid uit komen. Maar de jongen wel. Hij begon te lachen. Opeens kwam er een naar geluid en leek de scène over en over te gaan. Het lachen van de jongen klonk niet meer natuurlijk, maar gewoon helemaal verkeerd. Alles leek grijzer en wazig te worden. De benen van de jongen plakten aan elkaar en snel had hij er maar een. Hij leek het niet te merken en bleef doorlachen. Mijn lichaam begon pijn te doen. Ik deed mijn ogen dicht en viel neer. Toen ik mijn ogen open deed keek de jongen me kwaad aan. Hij bewoog zijn handen en ik kreeg een golf water over me heen, het brandde, het deed ontzettend veel pijn. Op de achtergrond zag ik opeens een enorme vlam en hoorde ik een gil.
Ik schoot overeind. Ik was aan het hijgen en was helemaal bezweet. Die droom was heel erg intens geweest. Ik keek over naar Kaito en zag dat hij nog heerlijk lag te slapen. Ik ging weer liggen en deed mijn ogen dicht. Ik hoopte nu goed te kunnen slapen, want ik had wel genoeg slaap nodig.
.
Ik deed langzaam mijn ogen open. Ik was net wakker geworden, maar niet door mijn wekster. Opeens begon de wekster me te prikken.
Net voor de wekster wakker dus. Grappig. Tijd om op te staan dus.
Ik stond op en zette mijn wekster uit. Ik pakte het ding op en deed het in mijn tas. Ik liep naar mijn kast en deed die open. Ik deed simpele kleren aan, ik hoefde toch niks moois aan te doen als ik zo'n beetje de hele dag op reis zou zijn. Ik maakte Kaito wakker en zette die op mijn schouder, mij hij liep al snel door naar mijn hoofd. Volgens mij vond hij mijn haar fijn. Ik liep maar de keuken en maakte voor mezelf een boterham klaar. Ik voelde Kaito bewegen.
"Wil je ook wat?" Vroeg ik. Ik voelde Kaito naar voren kruipen. Hij kroop op mijn gezicht en hing voor mijn ogen. Hij schudde zijn hoofd en kroop weer naar de bovenkant van mijn hoofd. Ik schudde mijn hoofd en maakte ook een beetje voor Kaito. Ik ging aan de keukentafel zitten en begon te eten. Kaito liep via mij naar de tafel en begon mee te eten.
Opeens klopte iemand aan de deur. Gelukkig was ik net klaar. Ik liep naar de deur en opende die. Ik moest mijn best doen om niet te lachen. De professor stond voor de deur, maar niet in zijn gebruikelijke kleren. Hij droeg precies wat je zou verwachten bij een verstrooide professor, maar dan wel een belachelijke combinatie van kledingstukken.
"Ben je klaar om te gaan?" Vroeg hij enthousiast.
"Ja. Even mijn koffer pakken." Antwoordde ik.
"Wacht even Chase, er zit iemand op je hoofd."
"Ja, weet ik. Ik vond hem en hij wilde bij me blijven. Ik hem Kaito genoemd."
"Interessante naam, hoe kwam je erop?" Ik haalde mijn schouders op.
"Nou ga je koffer maar halen." Zei de professor. Ik knikte en draaide me om. Ik draaide me snel weer terug.
"Wacht maar even op me." Zei ik en ik rende naar boven. Ik pakte mijn koffer, keek snel mijn kamer rond om te zien of ik niks was vergeten en liep weer naar beneden. De professor stond nog steeds buiten. Ik gaf hem een vragende blik.
"Iemand moet even op de wagen letten." Antwoordde hij. Ik knikte en keek naar de wagen. Het was technisch gezien een koets, maar omdat deze er niet mooi en deftig uitzag-zoals koetsen altijd deden-noemde iedereen het nog steeds een wagen. Er stond een paard voor en er zat een dak op, dus het was goed genoeg voor mij.
Ik deed de deur dicht en op slot. Ik draaide me om en volgde de professor naar de koets. Ik ging achterin zitten en de professor voorin, om het paard te leiden. Het zat best comfortabel achterin. Ik was best moe dus een dutje kon vast geen kwaad. Ik sloot mijn ogen en bereidde me voor op een lange rit.
Een jongen met zwart haar en blauwe ogen. Hij veranderde langzaam in water. Hij begon langzaam weg te stromen.
"Help me!" Riep hij uit.
"Hoe?!" Riep ik uit.
"Help me! Help. Blububub." De jongen was weg en er bleven alleen een paar spetters water over.
Ik opende mijn ogen. Ik ging rechtop zitten en wreef in mijn ogen.
"Hoe ver zijn we al?" Vroeg ik aan de professor.
"Ik denk bijna halverwege. Hoezo?" Antwoordde hij.
"Ik weet het niet. Gewoon." Ik hoorde de professor een beetje grinniken, maar negeerde hem. Ik voelde op mijn hoofd en voelde Kaito zitten. Hij kroop via de zijkant van mijn hoofd omlaag en ging op mijn schouder zitten. Hij wreef tegen mijn wang aan met zijn kop, alsof hij wist over mijn droom.
.
"We zijn er Chase." Zei de professor opeens. Ik keek uit het raam en zag een paleis staan. De professor stopte de wagen en ik stapte uit. Er stond een meneer naast de wagen. Ik keek hem aan, maar het leek alsof hij me negeerde. Hij leek ons pas op te merken toen de professor uitstapte.
"Meneer, zal ik uw koets in de stallen zetten?" Vroeg hij aan de professor.
"Dat is goed." Antwoordde hij.
"Dan zal ik meteen voor uw paard zorgen." Zei de man en hij liep meteen weg. Ik had niet echt een idee waar we nu heen moesten en de professor ook niet echt, dus begonnen we maar naar het paleis te lopen. Eenmaal bij de deuren klopte de professor op de deuren. Een butler deed de deur open. Hij bekeek de professor met een vieze blik, maar liet ons wel binnen.
"Ik zal u naar de ontvangstkamer brengen." Zei hij en hij leidde ons naar die kamer. Hij zette ons neer op een paar mooie stoelen en liep weg. Ik keek de professor onzeker aan en hij keek me bezorgt aan, bijna alsof hij het niet vertrouwde.
"Is er iets?" Vroeg ik aan hem. Hij draaide zijn gezicht naar me toe en gaf me een geruststellende blik.
"Nee hoor. Het is gewoon anders dan ik me had voorgesteld." Zei hij. Ik knikte bedenkelijk. Hij kwam niet heel overtuigend over, maar dat was vaker zo als hij nerveus was. Dus ik liet het gaan.
Opeens hoorde ik voetstappen onze kant op komen. Ik keek naar de deuropening en zag de koning binnenlopen, samen met een vrouw. Ze leken erg op elkaar, dus ik nam aan dat ze familie waren.
"Jullie zijn er, mooi. Laten we naar een andere zaal gaan zodat jullie de uitvinding kunnen demonstreren." Zei de vrouw. Ik keek haar aan met een verbaasde blik, maar zij beantwoordde die niet. Ze koning en de vrouw begonnen weg te lopen en wij volgden hen. We liepen langs een trap en ik zag iets bewegen op de trap. Ik keek, maar zag niks. Ik liet het gaan, het was vast een bediende of zo.
We liepen niet zo lang en kwamen uit in een zaal waar een paar uitvindingen stonden.
"Ik wist niet welke u bedoelde, dus ik nam alle uitvindingen die ik de laatste tijd gemaakt heb maar mee." Zei de professor. Ik vond het raar, aangezien hij eerder elke keer zei dat hij wist welke hij mee moest nemen.
Ik keek naar de uitvindingen en zag een paar bekenden en een paar onbekenden.
"Laten we maar beginnen." Zei de professor. "Welke eerst?" Vroeg hij aan de koning.
"Dat scherm daar." Zei de vrouw. Opeens had ik door waarom zij praatte en niet de koning. Hij kon niet praten en zij deed het voor hem. Omdat ze familie waren, hadden ze zeker een band waarmee zij wist wat hij wilde zeggen.
Ik liep met de professor mee naar het scherm en maakte me klaar voor een demonstratie.
.
"En dit is jou kamer." Zei de bediende. We hadden net een deel van de uitvindingen laten zien en het begon laat te worden. Het was bijna etenstijd.
"Eten zal klaar zijn over een halfuur en dan zal ik iemand sturen om jullie te halen." Zei de bediende en hij liep weg.
"Volgens mij vinden ze ons niet zo aardig." Zei ik tegen de professor.
"Ze zijn zulke simpele mensen niet gewend. Dat is het waarschijnlijk." Antwoordde de professor.
"U heeft waarschijnlijk gelijk."
"Je gaat nooit leren om me gewoon je te noemen en niet u, of wel soms?"
"Nee, waarschijnlijk niet." Zei ik eerlijk. De professor zuchtte overdreven en ik moest grinniken.
"Ik ga naar mijn kamer voor een tijdje. Waarom ga jij niet eens het kasteel bekijken?" Zei de professor. Ik hoorde iets in zijn stem, maar ik begreep niet wat. Maar om een of andere reden had ik de neiging om te doen wat hij zei. Dus ik deed dat ook. En terwijl ik het kasteel verkende bleef ik goed op mijn hoede. Ik wilde niet dat iemand me zou vinden, ik had het gevoel dat dat heel slecht af zou lopen.
.
Ik liep langzaam de stenen trap af. Ik had een vreemd gevoel dat ik hier moest zijn en ik door moest blijven gaan, ook al duurde het voor eeuwig. Maar aan de andere kant voelde het heel fout, alsof ik hier echt helemaal niet mocht zijn. Maar toch bleef ik doorgaan. Uiteindelijk was ik beneden de trap en bij een grote deur. Ik opende de deur langzaam, met het gevoel dat ik nu iets heel belangrijks ging zien.
Ik zag een jongen staan. Hij had zwart haar met blauwe punten en blauwe ogen. Hij was de jongen die ik de laatste tijd in mijn dromen had gezien.
"Ik ken jou." Zei ik langzaam.
"Wat?" Vroeg de jongen
"Jij, jij zat in mijn droom." De jongen keek me verbaast aan.
"Oké mooi, maar ik moet weg. Kun je uit de weg gaan? Dan kan ik ontsnappen." Ik bleef even stil. Ik wist niet wat ik nu moest doen, maar een stem in me schreeuwde dat ik hem moest helpen.
"Ik help je wel." Zei ik na een tijdje. De jongen keek me dankbaar aan.
"Hoe heet je?" Vroeg ik.
"William, maar iedereen noemt me Will. En jij?" Antwoordde de jongen.
"Ik heet Chase." Zei ik.
"Laten we gaan."
"Waar kwam je vandaan?"
"De kerkers." Ik bekeek Will even en vroeg me af waarom hij in de kerkers zou zitten.
"Dan moeten we voorzichtig zijn wanneer we je naar mijn kamer brengen. Daar zal ik je verstoppen en als ik weer wegga neem ik je mee naar huis en dan zien we wel weer." Zei ik.
"Klinkt als een plan." Zei Will.

Sorry dat het lang duurde, maar het is wel een langer hoofdstuk dan normaal. Dus dat is dan weer mooi. Dat was het wel. Tot de volgende update.

Elements (gestopt, lees de beschrijving voor details)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu