28. De wil om te leven

31 6 28
                                    

Het genootschap zat zwijgend in het gras, met aan hun ene zijde het dreigende NachtWoud, en aan de andere kant een prachtige bloemenweide

Deze afbeelding leeft onze inhoudsrichtlijnen niet na. Verwijder de afbeelding of upload een andere om verder te gaan met publiceren.

Het genootschap zat zwijgend in het gras, met aan hun ene zijde het dreigende NachtWoud, en aan de andere kant een prachtige bloemenweide. Caelum bestudeerde het tafereel, zich verwonderend over de verschillen die Moeder Natuur kende. Zoveel dood, en verderf. En toch zoveel leven, en geluk.

Hij had de kaart van Ravendal in zijn hand, en omcirkelde de Gebergten van Gehenna, de plek waar ze hun vijfde en laatste bondgenoot zouden vinden. Als alles goed zou gaan, natuurlijk.

'We moeten naar Noord-Ravendal voor onze volgende bondgenoot.' mompelde hij.

'En wie is dat?' vroeg Kat, die een grote hap van een appel nam.

Nox zat tegen de boom aan. Hij leek afwezig, maar volgde het gesprek alert. Hij vestigde zijn ogen op Caelum, wachtend op antwoord.

'Aztarius, één van de laatste draken in Ravendal.'

Kat veerde overeind. 'Een draak?!' riep ze uit. 'Eerst zeg je me dat je een demon uit een gevangenis wilt redden -niet gemeen bedoeld, Nox-, dan halen we levensgevaarlijke elf op uit een nog gevaarlijker woud, en nu zeg je dat we een draak moeten overtuigen om mee te gaan? Laat me raden, Aztarius woont ook in een levensgevaarlijk gebied, nietwaar?'

Caelum was even stil. 'Allereerst wil ik zeggen dat alles wat we tot nu toe gedaan hebben gelukt is. Iedereen heeft het overleefd, en niemand is gewond. En om antwoord te geven op je vraag: ja, Aztarius woont in de Gebergten van Gehenna.'

Ze opende haar mond, maar klapte hem meteen weer dicht. Ze hief haar handen in de lucht. Een gebaar dat wilde zeggen "wat moet ik daar nou mee?". Ze keek naar Nox, hopend dat hij het plan net zo idioot zou vinden als zij.

Nox haalde zijn schouders op. 'Er is tenminste geen monnikskap in het Gebergte.' mompelde hij.

'Nee, maar wel actieve vulkanen, Schaduwelven, Taurons, een enorm hoge luchtdruk en wie weet wat nog meer. Misschien is dat alles voor jou niet dodelijk, maar voor ons wél, Nox.'

'Dat weet ik best.' antwoordde hij kalm.

Er daalde een kille stilte neer. Kat gooide het klokhuis van haar appel weg, en sloeg haar armen nijdig over elkaar. Nox had zijn blik van de ongemakkelijke situatie afgewend. En Caelum was de reis aan het plannen. Hij wist dat Kat wel zou instemmen. Dat deed ze altijd.

Mara sliep. Ze lag bewegingsloos op de grond, en ademde onregelmatig. Nox bestudeerde haar. Ze was lang niet zo onschuldig als ze in eerste opzicht leek. Ze was een moordenares.

Maar hij vertrouwde haar meer dan wie dan ook.

Vreemd, eigenlijk. Hij kende haar nog maar net. Misschien was het omdat ze zo open was. Ze kende weinig geheimen, in tegenstelling tot Kat en Caelum.

Het was alsof ze voelde dat hij naar haar staarde, want op dat moment schrok ze wakker. Hij wendde snel zijn blik af, maar zag vanuit zijn ooghoek hoe ze gedesoriënteerd om zich heen keek.

'Nachtmerrie?' vroeg hij.

Ze wreef een straaltje zweet van haar voorhoofd en glimlachte flauwtjes. 'Ja.' Ze sloot kort haar ogen en ging rechtop zitten. 'Zullen we verder gaan?'

Kat stond op, haar armen nog steeds over elkaar heen geslagen. 'Je hebt het niet gehoord, Mara, maar Caelum hier wil ons allemaal de dood insturen. We gaan nu op zoek naar Aztarius, een draak die in de Gebergten van Gehenna woont. Geweldig, nietwaar?' de sarcasme droop van haar stem.

Mara stond op. 'Klinkt goed. Zullen we gaan?'

Kat staarde haar verbijsterd aan. 'Waarom is niemand het met me eens dat dit een zelfmoordmissie is?! Hebben jullie dan geen wil om te leven?!'

Nox trok een wenkbrauw op. 'Ik ben dood. Veel wil om te leven heb ik sowieso al niet.'

Mara fronste en staarde naar de bloemenweide. Een heerlijke lavendelgeur kwam op hen af.

'Veel hebben we niet te verliezen, Kat.' zei ze.

'Wat dacht je van ons leven?' wierp ze tegen. Toen er een lange tijd geen antwoord kwam zuchtte ze. 'Prima, maar kom niet klagen als we doodgaan.'

Caelum veerde overeind, een kalme glimlach om zijn lippen gekruld.

'We gaan allemaal dood, Kat. De vraag is slechts wanneer. En zolang ik in de buurt ben, zal ik mijn best doen ervoor te zorgen dat jullie nog niet doodgaan.'

Ze rolde met haar ogen. 'Nu voel ik me echt gerustgesteld, Caelum.'

~*~*~*~*~*~

'Ik heb alles.' zei Alice, terwijl ze de benodigdheden op het bed legde. Ze overhandigde hem de fles wijn, en zag vanuit haar ooghoek hoe hij een grote slok nam.

Hij zette de fles op de grond en veegde met de rug van zijn hand langs zijn mond. 'We moeten het ijzervijlsel in een cirkel strooien. Maak het niet te groot, maar je moet er wel in passen.'

Ze pakte het potje met ijzervijlsel en begon te strooien. Hoewel ze eerder had geaarzeld, was er nu geen twijfel meer. Ze moest dit doen.

'En nu?' vroeg ze, toen de cirkel voltooid was.

Samuel was druk in de weer, en deed verschillende ingrediënten in een potje. Hij wenkte haar.

'Kom.'

Ze liep op hem af. Zonder waarschuwing greep hij haar hand vast, en haalde een mes door haar handpalm.

'Au!'

Ze wilde haar hand terugtrekken, maar Samuel hield haar hand stevig vast, en hield die boven het potje. Bloed drupte omlaag. Hij liet haar hand los.

'Je had ook gewoon kunnen zeggen dat je mijn bloed nodig had.'

'Dat klopt.' gaf hij toe. Hij overhandigde haar het potje. 'Ga in de cirkel zitten en drink dit.'

Ze staarde naar de gelige drab, die langzaam oranje kleurde door haar bloed.

'Wat gebeurt er dan?' vroeg ze wantrouwig.

'Je zult zien welke gave je hebt.' antwoordde hij eenvoudig.

Ze haalde diep adem. Ze moest dit doen. Voor haar eigen vrijheid, en voor dat van het volk.

Ze ging op haar knieën in de cirkel zitten en goot het drankje zonder aarzelen naar binnen. Ze zette het potje neer en wachtte tot er iets zou gebeuren.

In eerste instantie voelde ze niets. Ze keek naar Samuel, en wilde net gaan zeggen dat er misschien iets mis was, toen ze een vreselijke duizeligheid voelde. De wereld draaide voor haar ogen. Ze leunde met haar handen tegen de grond. Zwarte vlekjes dansten voor haar ogen. Ze probeerde weg te komen, en uit de cirkel te kruipen, maar het lukte niet. Het werd zwart voor haar ogen. Ze zakte ineen, slap als een lappenpop.

En toen begon het.

Deze afbeelding leeft onze inhoudsrichtlijnen niet na. Verwijder de afbeelding of upload een andere om verder te gaan met publiceren.
How to kill a king | DUTCHWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu