14. Alice Abbadon

22 8 1
                                    

'Waarom zou ik dat doen?' Atlar lachte, maar het was een wanhopige lach

Deze afbeelding leeft onze inhoudsrichtlijnen niet na. Verwijder de afbeelding of upload een andere om verder te gaan met publiceren.

'Waarom zou ik dat doen?' Atlar lachte, maar het was een wanhopige lach. Een lach van iemand die zijn verstand begon te verliezen. Misschien was hij zijn verstand al wel verloren.

'Jij wilt de koning ook dood. Je wilt de koning doden, niet ik. Dat weet je zelf ook.' Caelum leek de rust zelve, als altijd. En toch schemerde de angst om gedood te worden door in zijn blik. Ook hij was niet de jongste meer. Ook Caelum kende angsten.

'Kijk.' Atlar stak een beschuldigende vinger in zijn richting. 'Dit is dus het probleem. Dit doe je altijd. Je manipuleert mensen, zodat ze precies doen wat ze van je willen. Maar ik ben er klaar mee! Ik doe niet meer!' Hij hief zijn dolk weer. Het metaal glinsterde in het maanlicht.

'Ik manipuleer niemand.' Caelum stak zijn handen in de lucht, ten teken dat hij onschuldig was. 'Ik vertel je slechts de waarheid. En de waarheid, kan in een wereld waar leugens normaal zijn, soms schokkend zijn. Beangstigend. Maar is angst niet de bron van moed?'

'Mooie woorden,' gromde Altar. 'Maar ik luister er niet meer naar. We weten beiden dat het doden van de koning onmogelijk is.'

'Ik verzamel krachtige wezens. Katherine is zeer bedreven met vergiffen en bezit de gave van Het Vuur. Nox kan mensen in een handomdraai doden.'

'En toch heb ik ze beiden kunnen uitschakelen,' wierp Altar tegen.

Caelum zuchtte. Hij staarde naar Nox, die nog steeds bewusteloos in het gras lag. Hij was nauwelijks zichtbaar, in het donker van de nacht. Zijn blik gleed naar Kat, die op de dekens lag. Ze had haar ogen gesloten, en een gezonde rode blos op haar wangen. Het leek bijna of ze sliep, maar hij wist dat het niet zo was. Hij keek op, in Altars richting, maar keek hem niet helemaal aan. Een deel van hem voelde zich nog steeds schuldig, na al die jaren.

'Luister, ik doe je een voorstel,' zei hij. 'Je kunt ervoor kiezen me te helpen, en dit onrecht te bestrijden wat ons al jaren is aangedaan. Om wraak te nemen. Of je kiest ervoor om weg te lopen. Je te verstoppen, als de lafaard die je bent.'

'Moet jij zeggen! Jij was degene die me achterliet!' Hij zette een stap naar voren. Zijn vingers omklemden de dolk zo stevig dat zijn knokkels wit werden.

'Ik liet je niet achter,' fluisterde Caelum. 'Jij liet jezelf achter. Al lang voordat wij elkaar ontmoeten.'

Altar zuchtte. Hij wilde antwoordden, maar schrok op van Nox, die vlak naast hem stond. Zijn bewegingen waren zo snel geweest dat hij het niet eens door had gehad.

'Ik kan je doden,' siste Nox. 'Ik hoef je alleen maar aan te raken.' Dreigend hield hij zijn hand.

'Kalmeer, Nox.' Caelum zette een stap in zijn richting. 'Altar is een vriend.'

Nox trok verontwaardigd een wenkbrauw op. 'Een vriend?! Hij heeft monnikskap gebruikt! En Kat...' zijn stem stierf weg. Hij staarde naar Kat, die nog steeds bewusteloos op de grond lag, en wendde zich weer tot Altar. 'Je hebt bij haar toch geen monnikskap gebruikt, of wel?'

'Nee, natuurlijk niet,' hakkelde hij.

'Wat dan wel?!'

Altar zette een stap naar achter, in het nauw gedreven door de situatie. 'Dat weet ik toch niet! Iemand op de Schaduwmarkt verkocht het.'

Nox legde een hand tegen zijn voorhoofd en begon te ijsberen. Zijn voetstappen waren nauwelijks hoorbaar in het zachte gras. 'Geweldig,' mompelde hij. 'Wat als ze niet meer wakker wordt?'

Caelum fronste en knielde naast Kat neer. Ze ademde nog. Hij gaf een zacht duwtje tegen haar schouder.

'Kat?'

Enkele seconden was het stil. Het enige geluid wat klonk was de wind, die door de bomen gierde, en de kraaien die boven het bos vlogen.

Toen gingen haar ogen open. Ze hapte geschrokken naar adem en stond op, met enige hulp van Caelum.

'Gaat het?' vroeg Caelum.

Nijdig, maar vooral beschaamd dat ze zich zo makkelijk had laten overmeesteren, duwde ze hem weg. Ze zette een stap op Altar af, totdat ze slechts enkele centimeters van hem verwijderd was. Woedend staarde ze hem aan. Ze duwde een trillende vinger tegen zijn borstkas.

'Wie ben je, en wat doe je hier?'

Altar fronste, alsof hij het zelf ook niet meer wist. Wankelend stapte hij naar achter. 'Ik kwam hier om Caelum te doden,' zei hij aarzelend.

'En..?' Kat zette haar handen in haar zij en zette een stap naar hem toe, wat maakte dat hij verder achteruit deinsde. 'Wat hield je tegen?'

'Jullie missie,' antwoordde hij zacht. 'Het doden van de koning. Het is dapper. Roekeloos, weliswaar.' Hij lachte kort en vreugdeloos. 'En toch wil ik jullie helpen. Ik ben alles kwijtgeraakt door de koning, zoals velen in dit rijk. Als ik zal sterven, dan wil ik dat voor een eervol doel doen. Dus...' Hij hief zijn kin. Zijn ogen schitterden vastberaden toen hij zich tot Caelum wendde. 'Wat kan ik doen?'

Caelum grijnsde, alsof hij dit wel verwacht had. Toch knikte hij Altar dankbaar toe, en wreef nadenkend langs zijn witte baard. 'We hebben hulp nodig vanuit het koninklijke huis. Iemand die weinig vertrouwen heeft in de koning. Iemand die zich langzamerhand van hem afduwt. En ik weet al precies wie.'

'Wie dan?' vroeg Nox. Hij stapte naar voren. Vanuit zijn ooghoek hield hij Altar scherp in de gaten. Hij vertrouwde hem niet. Hij vertrouwde niemand. 'Iedereen uit het koningshuis is trouw aan de koning. De koning heeft macht, Caelum. Heel veel macht. Vergeet dat niet.'

'En toch is er één iemand waar hij geen macht over heeft. Een jonge, strijdlustige vrouw, met een eigen wil en een sterke mening.' Hij keek de groep rond. Een vage glimlach krulde om zijn gebarsten lippen.

'Zijn bloedeigen dochter, Alice Abbadon, de prinses van Ravendal.'

'

Deze afbeelding leeft onze inhoudsrichtlijnen niet na. Verwijder de afbeelding of upload een andere om verder te gaan met publiceren.
How to kill a king | DUTCHWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu