21. De monsters van het woud

36 7 12
                                    

Het viertal liep door het NachtWoud, hun zintuigen alert en scherp op elk mogelijk gevaar

Deze afbeelding leeft onze inhoudsrichtlijnen niet na. Verwijder de afbeelding of upload een andere om verder te gaan met publiceren.

Het viertal liep door het NachtWoud, hun zintuigen alert en scherp op elk mogelijk gevaar. Mara liep voorop. Zij kende het woud als geen ander, had ze gezegd. Kat had gemompeld dat er waarschijnlijk ook weinig anderen waren, maar was toch achter Mara gaan lopen. Daarachter liep Caelum, zijn ogen gesloten en zijn oren gespitst. Hij luisterde naar de wind, maar in het NachtWoud werd de wind geblokkeerd door de bomen. Hij vind slechts flarden van wat er buiten gebeurde op.

Nox sloot de rij, zijn handen in zijn zakken geduwd. Hij voelde zijn magie knetteren onder zijn huid, alsof er elektrische kabels door zijn bloedvaten liepen. In de gevangenis van Valderi was zijn magie afgezwakt, maar de bloeddorst die bij zijn gave hoorde werd alleen maar groter nu hij in de bewoonde wereld was. Hij hoorde de magie smeken en jammeren. Smeken om meer.

Meer levens, om te nemen.

Krampachtig strekte hij zijn vingers. Hij moest het onder controle krijgen. Hij moest kalm blijven. Hij moest er niet aan denken wat er zou gebeuren als hij zijn magie losliet, en eindelijk toegaf aan de drang om te moorden. Hij had het eerder gedaan. Hij had zich eerder overgegeven aan die drang, en hij had hele dorpen afgeslacht.

Zoiets mocht nooit meer gebeuren.

Mara's zachte stem onderbrak zijn gedachten. 'We komen nu in het gevaarlijkste deel van het NachtWoud. Hier wonen de monsters van het woud. Zielenzuigers, GrafWolven en Schaduwelven verbergen zich hier voor het daglicht. Houd je oren gespitst en je ogen open. Als je ook maar iets denkt te zien, zeg het dan. Ook al is het slechts een schaduw tussen de bomen.' ze omklemde de boog in haar hand. Haar andere hand lag op haar dolk.

'Waar heb je die dolk vandaan?' vroeg Nox. Hij ging naast haar lopen.

Ze fronste. 'Lang verhaal.'

'Er staat een koninklijk wapen op.' merkte hij op. 'Had je dat gezien?'

Ze schudde haar hoofd en wendde haar blik af. 'Nee. Nooit gezien.'

Hij trok een wenkbrauw op. 'Het metaal is van één van de beste smederijen in Ravendal, dat is duidelijk te zien. Er is een koninklijk wapen in de onderkant van het lemmet gegraveerd, en het handvat is ingelegd met een Maansteen. Tenzij je het gestolen hebt valt er maar één conclusie te trekken; je bent van koninklijke bloede.'

Even zweeg ze. Haar ogen flitsten zenuwachtig heen en weer, totdat ze uiteindelijk maar naar haar voeten staarde.

'Mijn ouders zijn de leiders van de Boselven.' mompelde ze.

'Waarom woon je dan in het NachtWoud?' vroeg Caelum, vanachter hen. 'En niet in een paleis, of zoiets?'

Ze liet een kort, vreugdeloos lachje horen. 'Het feit dat ik een hoormoordenares ben lag niet zo lekker bij het volk. Zodra ik erachter kwam hoe sterk mijn gaven waren, en wat ik ermee kon, begon ik geld te vragen voor de levens die ik nam. Ik heb honderden gouden munten verdiend. En toen ben ik verbannen. Ik heb geluk dat ik een prinses was, anders zou ik onthoofd worden.'

Even daalde er een stilte over hen neer. Meteen voelden ze de aanwezigheid van de monsters, overal om hen heen. De wanhoop werd sterker. Een dikke, ondoordringbare mist vormde zich rondom hun voeten.

'Blijf doorpraten.' zei Caelum. 'Dat werkt.'

Kat knikte. 'Heb je trouwens al een plan, voor als we bij het kasteel van de koning aankomen?'

'Ik neem aan dat de Magiër van de Idiote Plannen toch wel een plan heeft.' zei Nox grinnikend.

'Dat heb ik zeker.' antwoordde Caelum kalm. 'Maar het plan is flexibel. Als er iets misgaat kunnen er dingen aangepast worden.'

'Is de kans groot dat er iets misgaat?' vroeg Mara.

Alle vier negeerden ze het geritsel in de bosjes. Dat was het beste. Ze moesten doorlopen, totdat ze hieruit kwamen.

'Er gaan altijd dingen mis, Mara. Dat gebeurt altijd. Niets gaat zoals je het wilt. Daarom moet je je kunnen aanpassen. Ik ben momenteel aan het wachten op een bericht van Altar. Hij zou met prinses Alice praten, en ervoor zorgen dat ze ons hulp en informatie verleent vanuit het paleis.'

'Wacht, wat?' Mara schudde haar hoofd. 'Alice Abbadon? De prinses? Zij zou nooit meedoen. Dat is inderdaad een idioot plan.'

'Misschien.' zei Caelum. 'Misschien niet. Tot nu toe hebben al mijn idiote plannen gewerkt. Kat en ik zijn de soldaten van de koning ontvlucht, we hebben Nox uit de gevangenis van Valderi bevrijd en nu zijn we hier, in een levensgevaarlijk woud. En we leven nog steeds.'

'Ik ben onsterfelijk.' wierp Nox tegen. 'Dat telt niet.'

'Niemand is onsterfelijk, Nox. Iedereen heeft een zwakte.'

Nox rolde met zijn ogen. 'Dat zal wel.'

Naarmate ze verder liepen werd de mist dikker, totdat ze nauwelijks elkaar konden zien.

'Pak elkaars handen vast.' zei Kat.

'Heel grappig, Kat.' mompelde Nox.

Ze zuchtte. 'Pak dan iemands kleding vast. Of iets anders. Houd je in ieder geval vast. Het ergste wat er nu kan gebeuren is dat we elkaar kwijtraken.'

Maar het was al te laat. Hun handen reikten naar elkaar, maar ze vonden niemand. Slechts een dikke deken van mist, die hen het zicht benam.

Kat negeerde de opkomende vlaag van paniek en liep door, haar handen voor zich uitgestoken, in de richting waar naar haar mening de uitgang van het bos zou zijn. Ze kon niet veel anders dan erop rekenen dat de anderen hetzelfde zouden doen. Angst was het gevaarlijkste wat haar nu kon overkomen, en dus moest ze haar kalmte behouden.

Dat was nog best moeilijk, in een duister woud vol monsters, omringd door mist. Ze slikte, maar bleef doorlopen.

Ze keek hoopvol op toen ze geritsel naast zich hoorde. 'Hallo?'

Geen antwoord.

Ze zette een stap in de richting van het geluid. 'Caelum? Nox?'

Er klonk een laag, grommend geluid, als het tikken van regen. Een donkere schaduw bewoog zich naar haar toe, langzaam en sluipend. De mist was te dicht om doorheen te kijken, maar nu het wezen recht voor haar stond was hij duidelijk te zien.

Hij was zeker een kop groter dan haar. Een vreselijke stank kwam van hem af. De geur van dood en verrotting drong in haar neusgaten. Ze onderdrukte de neiging om te kokhalzen.

Het wezen gromde nog eens. Zwarte, verkoolde huid lag half over zijn schedel heen. Hij droeg een zwart, gescheurd gewaad, waaronder zijn skelet te zien was. Verrotte tanden ontblootten zich, tot iets wat nog het meest leek op een akelige grijns.

Het was een Zielenzuiger.

Een klauw strekte zich uit. De lange nagels grepen haar kin vast. Zijn bloedrode ogen glinsterden. Een zucht ontsnapte uit zijn mond. Zijn stinkende adem waaide in haar gezicht toen hij haar naam fluisterde, zacht en dreigend.

'Katherine.'

'

Deze afbeelding leeft onze inhoudsrichtlijnen niet na. Verwijder de afbeelding of upload een andere om verder te gaan met publiceren.
How to kill a king | DUTCHWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu