14. Zij

391 48 3
                                    

'Hoe was je dag op school?'

Het bord landt met een klap op tafel. Ik staar naar de pasta - de kronkelende slierten, net zo verward als ik me voel. Een diepe zucht ontglipt mijn lippen.

'Goed.'

'Niets meer?' vraagt mijn moeder. Haar grijze ogen haken zich vast aan de mijne en laten mijn blik niet meer los. Haast alsof ze probeert om de antwoorden uit me te trekken.

'Les, pauze, les,' ik adem diep in. 'En nog eens les. Het was al bij al een heel opwindende dag.'

Mijn moeders blik zakt naar beneden, teleurgesteld. Ik zie het aan de manier waarop haar schouders gaan hangen, haar ogen dof worden en haar mond een dunne lijn vormt.

Ik voel niet de aandrang om meer te zeggen. Mijn lichaam voelt moe. Het is een leeg, bleek omhulsel dat de ziekte die binnen in me woedt probeert te verbergen, maar niet sterk genoeg meer is. Nu wordt het eerder een weerspiegeling, een reflectie die laat zien hoe ik er vanbinnen aan toe ben.

Vaak voelt alsof ik vanaf een afstand naar mijn eigen lichaam kijk, als ik terug denk aan vroeger, hoe ik toen was. Gezond. Springlevend, vrolijk, lachend. Niemand die me iets kon verhinderen. Ik was vol goede moed, stralend van geluk.

Tot die ene dag.

De vertrouwde wereld van een paar maanden geleden werd aan het wankelen gebracht. Allemaal door een stom orgaan , een spier, ik heb geen idee, dat zijn werk niet meer uitvoerde zoals het hoorde.

Allemaal door het symbool van de liefde.

Het hart.

Mijn hart.

En toen lachte ze #wattys2015Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu