hoofdstuk 13

103 8 0
                                    

'Men zegt dat je je beide handen op het glas moet leggen,' oppert Oliver wijs. 

Ik werp hem een quasi-wantrouwende blik toe en scrol met mijn muis verder naar beneden. 'Wie weet staat internet vol met leugens,' zeg ik. Met mijn rechterhand schuif ik een lok haar terug behendig achter mijn oor. Ik speel met de kauwgom in mijn mond en laat een enerverend smakgeluidje horen. 'Dat zou best kunnen,' zegt Oliver. 'Maar we moeten het zeker eens proberen. Je hebt het beloofd.'

Ik draai met mijn ogen. 'Okeee dan geestjongen!'

Ik buig me voorover om de link die me zogezegd naar een foto van een volmaakt ouija-bord zou leiden te bekijken. Met gemengde gevoelens klik ik erop. Joost mag weten of dit werkelijk zal helpen, maar ik geloof er alleszins niet in. Ik pak de computer op. 'Ik ga dit even afdrukken. Bedank me trouwens later maar voor alle verspilde inkt die deze nutteloze tekening gekost zal hebben.'

Ik draai me om voor hij een woord kan zeggen en sprint de trap op naar mijn kamer. Even later laat ik me beneden terug op net dezelfde plek neerzakken en slaak een diepe zucht. 'Hier is je ouija-bord,' zeg ik terwijl ik het inktnatte papiertje aan hem overhandig.

'Oké nu moeten we nog kaarsen hebben om de sfeer op te drijven,' zegt Oliver. 'Ha..,' Mijn cynische blik moet boekendelen gesproken hebben want hij haakt zijn zin abrupt af. 

'Haal die kaarsen zelf meneer commandeur. Je kan heus wel dingen dragen met die geestenhandjes van je, dat heb je me zelf laten zien dus haal ze maar.'

'Waa...'

'Tweede kast links,' ben ik hem nogmaals voor.

Hij staat op en loopt op zijn herkenbare, slungelige manier naar de kast toe. Met een zacht klikje gaat deze open. Twee tellen later krijg ik twee rode kaarsen in mijn schoot geworpen. 

'Wow gentleman,' mompel ik tegen mezelf. 

'Sorry,' mompelt hij nauwelijks hoorbaar.

Hij slentert naar me toe en ploft vervolgens naast me neer op de grond. Zwijgzaam kijkt hij toe hoe ik de kaarsen aansteek en het glas aan de start zet. Ik demp het licht zodat het enige lichtgevende in de kamer de kaarsen zijn. Oliver zit naast me en is nog redelijk zichtbaar. Er hangt een soort blauwe gloed om hem heen. Ik ga in kleermakerszit zitten. 'Ga voor me zitten en leg je handen in de mijne,' draag ik Oliver op. 

Hij kijkt me verward aan. 'Wacht? Moet ik meedoen? Ik bén een geest. Ik kan toch geen geesten oproepen.'

Hier had ik zelf nog niet echt over nagedacht, maar ik moet wel toegeven dat hij daar een punt heeft. 'We kunnen het allebei eens proberen. Ik zal eerst alleen proberen en als het niet lukt doen we samen, oké?'

'Dat is goed,' antwoord hij zacht.

Ik leg mijn handen op mijn knieën en hef mijn kin in de lucht. Meestal komen geesten op het onverwachte moment, wanneer ik bezig ben met luchtige dingen. Daarom probeer ik mijn hoofd nu zo leeg mogelijk te maken. Ik sluit mijn ogen. Omhuld door duisternis en stilte blijf ik zitten. Het voelt ongemakkelijk, vooral door het feit dat Oliver me nu waarschijnlijk zit aan te staren. Na ongeveer een minuut trek ik een oog open. Oliver zit me zoals verwacht recht aan te kijken. Hij blijft zijn blik ongegeneerd op mij gericht houden. 'Heb je al iets?' fluistert hij onsubtiel.

'Shttt!' sis ik. 'Hou je bek! Het moet rustig zijn vooraleer ze komen!'

Hij steekt zijn handen op ter teken van verzoening. Ik sluit mijn ogen terug en tel de tijd. 

Na vijf lange minuten is er nog altijd geen ziel te bespeuren. Vol ergernis strek ik mijn benen waarbij ik een van de kaarsen lompweg omstoot. Oliver schiet achteruit in een reflex. Het tapijt licht op in een hoge vlam. Ik kan mezelf nu wel vervloeken. Hoe lomp kan een mens zijn?! 

'Oliver!' schreeuw ik. 

Hij doet helemaal niks. In de hoek van de kamer blijft hij zitten met zijn handen om zijn hoofd geklemd. Zijn ogen vol angst. Het vuur kan hem niks doen, dat moet hij toch wel weten? Waarom is hij dan zo bang?

Ik ren naar de keuken en vul een emmer met water. Vol afgrijzen smijt ik hem op het oplaaiende vuur. Het dooft een stukje. Ik ren terug naar de keuken en herhaal mijn vorige actie. Dat doe ik zo drie keer en dan dooft het vuur eindelijk helemaal. Opgelucht laat ik me op het plankier zakken. Alleen het tapijt is om zeep. Met gemengde gevoelens bestudeer ik Oliver. 

'Waarom reageerde je zo laf!' roep ik.

'I..iik was bangg oké?' zegt hij bibberend. 

'Maar het vuur kan je niets doen. Je bent toch al dood,' zeg ik.

'Ja, maar ik heb iets met vuur. Vier jaar geleden is mijn huis in de fik geschoten door een kaars.'

'Zeg me dat dan als je bang bent voor vuur!'

'Nou ja, sorry hoor. Ik ben niet zo open dat ik meteen mijn hele levensverhaal aan je ga blootleggen.'

Ik zwijg even, niet wetend wat ik daarop moet zeggen. Moest ik in zijn positie zijn zou ik waarschijnlijk net hetzelfde gereageerd hebben. Daarom verander ik snel van onderwerp. 

'Ik moet dit tapijt wegnemen. Mijn ouders flippen als ze het huis zo aantreffen.'

Hij knikt. 

We gaan aan de slag. 



GhostgirlWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu