Hoofdstuk 7

184 16 0
                                    

Toen de auto stopte begon ik nieuwsgierig om me heen te kijken. Een groot wit gebouw duwde de mist opzij zodat het zich trots kon laten zien. Het leek een beetje op een ziekenhuis. Ik begon te hopen dat ze hier aardig voor mij zouden zijn. Misschien wisten ze niet waarom ik hier was. Ik stopte met hopen. Natuurlijk wisten zij dat. De volgende gedachte huppelde mijn hoofd binnen. Waar was hier eigenlijk? Ik bekeek het gebouw aandachtig. Er was niets waaruit ik kon afleiden wat voor een gebouw het was. De agenten liepen samen met mij tot aan de grote metalen deuren. Ze waren zwartgeverfd. De kleinste agent belde aan. Het leek alsof het huis verlaten was. Toen hoorden we gekraak. Het was het geluid van pumps op parketvloer. De deur zwaaide open en er verscheen een jonge vrouw in de deuropening. Ze had zoals voorspeld zwarte pumps aan en een zwarte kokerrok. Daarboven droeg ze een wit hemd dat pofte op haar rok. Haar lange zwarte haren waren opgestoken in een strakke dot. Ze keek me licht afkeurend aan en stak toen haar hand naar me uit. Haar handdruk was steviger dan ik verwacht had. Ze had mijn vingers kunnen breken als ze dat had gewild. Haar stem klonk even streng als ze er uit zag. Ze stelde zichzelf voor. Haar naam was Sofie De Wit en zij was de dochter van Meneer De Wit, die op zijn beurt de baas van het internaat was. Mijn hoofd bonsde. Internaat? Dit konden ze niet menen. Mijn ouders hadden jarenlang gedreigd om me naar een internaat te brengen als ik niet zou luisteren. Het was alsof mijn ergste nachtmerrie werkelijkheid werd. Toen besefte ik dat een internaat al lang niet meer mijn ergste nachtmerrie was. Ik had tegenwoordig andere dingen om me zorgen om te maken. Ik knikte en vertelde haar dat mijn naam Lisa was. Ze gebaarde ons te volgen. Toen we in de hal stonden keek ik om me heen. Het plafond was erg hoog en de ruimte was erg groot. In de hal stonden zwarte zetels. Ze leken me iets te stijlvol om eigendom van het internaat te zijn maar blijkbaar was ik de enige die daar zo over dacht. Op één van de banken zaten enkele internen. Het waren drie meisjes. De meisjes giechelden en ik keek de andere kant op. Ik hoopte dat niet alle internen zo onvriendelijk waren. Aan de muur hingen veel oude foto's en knipsels uit kranten. Op elk van de foto's was het internaat afgebeeld of een van de internen. Het zag er heel netjes uit. Alle internen hadden een uniform aan. Hoe langer ik naar de foto's keek hoe sneller ik begon te beseffen dat dit internaat geen jongens toeliet. Mijn schouders schokten. Jongens lieten me denken aan Mart. Het voelde zoals messteken in mijn hart en het deed pijn. Ik kon het niet langer meer aan hem te moeten missen en in een opwelling vroeg ik aan de agent of ik mocht bellen. Hij keek me verbaasd aan. Toen kalmeerde ik en vroeg ik op een rustigere manier of ik even gebruik mocht maken van zijn telefoon. Hij nam zijn telefoon uit zijn zak en gaf hem aan mij. Ik toetste Mart zijn gsm nummer in. De telefoon sloeg over. Net zoals vorige keer hoorde ik enkele biepjes en werd toen de verbinding verbroken door de vrouw van het antwoordapparaat. Met een luide zucht gaf ik de telefoon terug aan de agent. Ik bedankte hem en volgde juffrouw De Wit door de gangen tot we mijn kamer bereikten.

Ver weg van jouWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu