Hoofdstuk 4

202 17 4
                                    

Alles werd alleen maar moeilijker wanneer ik ergens alleen voor stond. Ik wist niet of het echt moeilijker was geworden maar het leek alleszins wel zo. Misschien had ik dat gevoel omdat ik de volledige last nu op mijn schouders moest dragen. Evy had alle gebeurtenissen ontkend. Ze zei dat alles één grote leugen was. Opgezet spel had ze het genoemd. Ik was geschrokken. Ze had zelf een deel van de gebeurtenissen meegemaakt en waargenomen. Ze had bleek gezien van angst. Ze was bijna spierwit toen. Ik herinnerde het mij goed. Waarschijnlijk zou ik dat beeld nooit uit mijn geheugen kunnen dringen. Ik wist zeker dat ze dat zelf niet meer toe wou geven. Ik had nog wel mijn vriendje. Hij lachte me uit op school net als alle andere leerlingen. Ik kon natuurlijk niet weten wat hij zou zeggen als we alleen waren. Ik wist zelfs niet eens zeker of ik dat nog wel wou. Mijn emoties werden in stukken gesneden. Ik miste hem. Ik wou hem bij me hebben en hem aankijken. Ik wou hem liefhebben en mijn gevoelens verwoorden. Tegelijkertijd besprongen woede en angst mij. Ze overvielen me. Ze kwamen onverwacht en toch zo verwacht. Ik voelde zulke dingen aankomen. Ik was kwaad omdat hij me belachelijk had gemaakt. Ik was bang omdat hij misschien ook over alles zou zeggen dat het een leugen was. Misschien geloofde hij mij ook niet meer. Ik nam mijn mobieltje en toetste zijn nummer in. Het was middagpauze op school dus hij moest mijn telefoontje wel accepteren. Toen kwam het in mij op dat hij me misschien helemaal niet wou spreken. Ik had gelijk. De telefoon sloeg over. Een lange biep was hoorbaar. Daarna nog lange biep die plotseling werd afgebroken door een kort schril piepje. Een dame met een robotstem vertelde me dat hij niet bereikbaar was. Antwoordapparaat noemde men dat. Twee nieuwe emoties overspoelden me. Ik kon door de grond zakken van schaamte omdat ik zo naïef was geweest. Op het zelfde moment maakte mijn woede plaats voor haat. Het was intense haat. Mijn hart brandde. Ik schreeuwde luid van de pijn en plots herkende ik mezelf niet meer. Ik kon mijn eigen lichaam en gevoelens niet langer controleren. Ik hunkerde naar bloed. Ik wou en zou bloed zien vloeien. Het zou ditmaal niet mijn bloed zijn. Mijn pijn was voorbij. Het was nu de beurt van anderen om te bloeden. Ik was iedereen beu en besloot dat ik niet langer over me heen zou laten lopen. Ik wou zijn bloed zien en ook dat van mijn zus. In een vlaag van blinde woede liep ik met twee treden tegelijk de trap op. Ik stormde onze slaapkamer binnen en nam mijn zus vast bij haar pols. Ik trok haar recht en duwde haar brutaal tegen de muur. Ik tilde haar op en ze gilde. Haar gil veranderde in een brul. Toen wist ik het zeker. De duivel zat in mijn zus en de duivel moest kapot. Mijn zus moest kapot en ik zou haar uit haar lijden verlossen.

Ver weg van jouWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu