Hoofdstuk 13

143 11 6
                                    

In die laatste paar seconden schoten herinneringen door mijn hoofd. Ik ging op een been staan en maakte me klaar om te springen. Ik dacht aan mijn zus. Ze zou me niet missen want ze was me zelf al voorgegaan. Ik hoopte dat ik haar terug zou zien daar boven maar als hemel en hel echt bestonden dan zou ik haar nooit meer zien. Ik hoorde immers thuis in de hel terwijl zij in de hemel hoorde. Echt gelovig was ik niet maar ik had er al eerder over nagedacht sinds het voorval. Ik hoorde een klik en de stem van mijn zus. Ze zei dat ik niet mocht springen. Het had volgens haar weinig zin. Weinig zin? Die stem was niet de stem van mijn zus, besefte ik plots. Die stem was van de persoon die achter me stond. Ik dacht meteen aan Juffrouw De Wit. Ik werd woedend en riep dat ze moest gaan. Haar preek zou me niet van de sprong weerhouden. Het werd stil achter mij en ik dacht dat ik haar hoorde weglopen. Toen zei ze iets was ik nooit verwacht had. Ze zei dat ik beter meteen kon springen omdat ik anders van gedachten kon veranderen. Wat was dat nou voor uitleg? Ik werd geïrriteerd en besloot dat ik zou springen. De wereld was dan van mij af en ik zou de wereld ook kwijt zijn. Ik schreeuwde en ik sprong terwijl ik mijn ogen nog steeds gesloten hield. Dit was het einde en er was niemand die me tegenhield. Had ik dan ergens gehoopt van wel? Mijn gedachten stopten en toen was alles weg.

Ver weg van jouWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu