Verdwaald, drentelde ik met mijn boeken tegen mijn buik gedrukt door de gangen. Ik was hetzelfde groepje meiden al drie keer tegengekomen en ze hadden me ook al drie keer niet opgemerkt. Ik was op zoek naar de kluisjes en ondanks dat ik ondertussen de gang waar de kluisjes waren gevonden had, had ik het nog steeds niet voor elkaar gekregen om te ontdekken waar mijn eigen kluisje was. Mijn hart maakte een opgelucht sprongetje, toen ik iemand zag die ik kende. Jij was het en je stond te praten met drie andere jongens. Ik stak mijn hand uit om je aan te tikken, net op tijd trok ik mijn hand terug. Ik hoorde mijn naam en een spottende lach. Ik slikte en zette een stap achteruit, tijdens mijn actie botste ik op tegen een jongen. Mijn boeken vielen uit mijn handen en over de vloer verspreidden zich de bladen met aantekeningen voor wiskunde.
"S-sorry." Stotterde ik tegen de jongen achter mij. Vanuit mijn ooghoek zag ik dat een van de bladen met aantekeningen tot voor jou voeten was gegleden. Je pakte het op.
"Maud Mens..." Las je op. Ik zag je opkijken en hoofdschuddend lachen toen je me zag zitten op de grond. Je stapte lachend naar me toe en liet het blad voor mijn neus op de grond vallen.
"Hier, heb je je punctueel-correcte aantekeningen terug." Zei je.
"Is dat de Maud waar je ons over vertelde?" Roept een van de jongens waar je mee aan het praten was.
"Ja..." Mompelde je. Een andere jongen begon te lachen.
"Dat meisje wilde je net al aantikken, maar ze deinsde terug." Riep hij. Beschaamd keek ik naar de vloer en streek ik een van mijn blonde, gegolfde lokken achter mijn oor. Ik legde al mijn boeken op een stapel en stond op. Ik keek recht in je vragende gezicht.
"Ik wilde vragen waar kluisje nummer 135 is." Zei ik toonloos. Je wees naar de gang achter mij.
"Nummer 120 tot 140 zijn in die gang." Zei je net zo toonloos.
"Dankje." Zei ik zacht, mijn ogen nog steeds teneergeslagen. Ik draaide me om en liep de gang in. Mijn eigen 'dankje' deed me denken aan jou 'dankje' van vanmorgen. Je had de pen gehouden, maar wat had ik dan gedacht? Mensen geven niets terug aan meisjes die onzichtbaar zijn. Mensen merkten me nooit op, of toch bijna nooit. Alleen als ik iets stoms deed, zoals toen, dan leek plotseling iedereen naar me te kijken. Ik opende mijn kluisje en legde mijn boeken erin, wat had ik na de pauze? Geschiedenis of Frans? Op mijn mobiel zag ik dat ik beide had. Ik zuchtte. Niet dat ik de vakken niets aan vond, nee helemaal niet, maar Frans had ik met jou. Dat bezorgde me kippenvel en deze keer wist ik wel waar de kippenvel vandaan kwam: Ik vond je maar een engerd.
JE LEEST
De pen die ik nooit terugzag
Tiểu Thuyết ChungHet was de eerste dag van de lente, ik was verhuisd, het was de eerste dag op mijn nieuwe school én ik kende er niemand. Kortom: de perfecte dag om een frisse start te maken. Ik was naast je gaan zitten, omdat jij, net als ik, niet naast iemand zat...