De plek waar we nu aan het lopen waren, Windhel deed zijn naam de eer aan. Volgens de sater was dit één van de plekken in Arigoria waar het, het koudst was en het klimaat zonder een waarschuwing kon veranderen van zachte wind naar rukwinden. Een rilling liep over mijn rug wanneer er weer eens een windvlaag voorbij vloog en mijn haren helemaal in de war maakte. Ik had nog steeds mijn zwarte truitje en jeansbroek aan die niet veel hielpen tegen de koude en keek ongelovig naar de sater, die geen koud leed, ondanks zijn bloot bovenlijf.
'De Makanen zullen ons helpen en ons onderdak bieden in hun landhuis,' vertelde de sater.
'De wie?' vroeg ik. Weeral eens nieuwe wezens, mensen of wat het ook was hier allemaal, bedacht ik gepikeerd. Mijn humeur was van nul graden, naar min tien graden gedaald. Het ging volgens mijn gevoel allemaal te traag en ik was het beu om steeds met het idee rond te lopen dat je elk moment kon opgegeten worden. Ik leefde op automatische piloot met een voortdurende angst dat ik Ratel en Tray nooit meer terug zou zien. Angst die langzaam naar boven kroop en mijn hart samenkneep.
Ik had wel medelijden met de sater, al uren aan een stuk met een gedeprimeerd meisje rondlopen.
'De Makanen,' herhaalde de sater, 'zijn bewoners van Windhel. Er zijn meerdere bewoners, maar deze zullen ons onderdak geven voor niets in tegenstelling tot andere schepsels.' Ik knikte opgelucht, dan konden we eindelijk fatsoenlijk slapen.
'Het is nog wat wandelen, maar dat halen we wel,' zei hij optimistisch. Zoals hij al de gehele dag was, altijd opgewekt en zag altijd het positieve in alles. Helemaal het tegenovergestelde van mij die op dit moment alleen maar negatief dacht. Mijn tas op mijn schouder begon pijn te doen, maar ondanks de pijn genoot ik van de stilte die Windhel met zich meedroeg.
Ook al genoot ik van de stilte, ik was de gene die na een lange tijd de stilte verbrak.
'Zou ik nu je naam mogen weten? Ik zit al bijna een hele dag te lopen met iemand waarvan ik de naam niet eens van weet.' Mijn woorden werden meegevoerd met een rukwind die mij kippenvel op de armen bezorgden en de sater draaide zich om en stampte met zijn hoeven op de grond.
Hij kuchte even. 'Ja, dat is waar. Maar jij hebt ook niet altijd fatsoenlijk om mijn vragen geantwoord.' Ik beet zachtjes op mijn droge lippen. Daar had hij gelijk in. 'Jij vertelt mij jouw naam, dan vertel ik die van mij. Zo goed dan?' stelde ik zuchtend voor.
Hij huppelde opgewekt en knikte instemmend. De sater draaide zich om en stak zijn hand uit.
'Ik ben Mels.'
Ik trok mijn beide wenkbrauwen op, nam zijn hand aan en schudde hem zachtjes op en neer.
'Aangenaam, Aly is de naam.'
'Wel, Aly. Nu zijn we echte bondgenoten.' Ik glimlachte flauw, maar Mels leek het niet te merken.
Tray was of is nog steeds mijn bondgenoot, net zoals Ratel. Ik vloekte in stilte, waarom moest ik bij elk gesprek, elk woord, of in het algemeen wanneer ik in de rondte keek, aan hen denken.
In Windhel waren de bomen kaal en wiegde de stammen mee met de windvlagen. Het was hier donker, in tegenstelling tot het andere gedeelte waar ik mijn reis in Arigoria begon. Daar zag je onwerkelijke kleuren, prachtige planten, het felle groene gras met allerlei bloemen, maar hier was alles verlaten en dor. Alsof hier alles uitgestorven was. Mels stopte vlak voor een oud, gebrokkelde grindpad en leek te wachten op iets. Ik keek hem vragend aan, maar hij wierp mij alleen een blik. Een blik die ik niet meteen kon plaatsen, iets tussen "je zult wel zien en ik heb totaal geen idee wat we hier doen."
Ik masseerde mijn slapen met mijn vingers en sloot mijn ogen. Ik verlangde zo hard naar nieuwe, propere kleren en ik had nog steeds hoofdpijn. Ik opende mijn ogen weer en zette verschrikt een paar passen naar achter. Op het grindpad stonden opeens drie mensen. Alleen waren ze bleek, hadden ze een ingevallen gezicht en een dof kijkende blik. Ze staarden Mels en mij aan met open monden, zonder tanden. Ik vermoede dat dit de Makanen waren, die ons onderdak zouden bieden.
Mels knikte mij toe, als teken dat ik hen moest volgen, en liep dan zelf verder. Ik ademde diep in en volgde de Makanen. Ze liepen geruisloos verder en het zwarte gewaad dat ze droegen wervelde net zoals de wind rond hun lichaam. Zelfs dat maakte geen geluid. Ik staarde gefascineerd naar hun sierlijke bewegingen en hun eeuwige stilte. Ik heb nooit het gevoel gehad dat ik luidruchtig was, maar toen ik achter ze liep, had ik het gevoel dat ik te slordig, lomp en mij veel te onhandig voortbewoog. De Makanen bleven staan voor een landhuis. Het was oud, maar het leek gezellig. Het huis was helemaal van oud hout dat leek alsof het onverwoestbaar was. De daken waren bedekt met groen mos en onkruid, maar dat maakte juist het plaatje compleet en totaal niet lelijk. Ik keek verwonderd mijn ogen uit en zag in mijn ooghoek dat één van de drie Makanen mij aankeek. Ik besliste dat ik er geen aandacht aan moest schenken en zag dat er een schoorsteen was, waar lichte wolkjes dansend uitkwamen die langzaam naar boven gleden en uiteindelijk helemaal mee met de wind verdwenen. Er waren een paar ramen waar je licht zag en een deurtje met een afdak. Er verscheen een glimlach op mijn lippen, hopelijk was het zo mooi vanbinnen als het eruit zag vanbuiten.
De Makaan die mij had aangestaard liep naar voren en bleef voor de deur staan. Hij stak zijn hand uit en legde hem op de deurklink. De Makaan prevelde een paar woorden en de deur vloog open. We stapten alle vijf binnen en ik zuchtte opgelucht. Het was hier lekker warm en het eten stond al klaar op een kleine tafel met houten, eenvoudige stoelen.
Het volgende moment verdwenen de Makanen zo snel als ze gekomen waren. Een tel geleden stonden ze nog vlak voor mijn neus en opeens vervaagden ze met een vingerknip. Ik liet het eten voor wat het was, met de bedoeling mij eerst op te frissen, en liep naar boven via een krakende trap. Mels volgde mij en bleef voor een deur staan. 'Dit wordt je kamer, die van mij is hiernaast. Deze gebruik ik altijd als ik hier ben. De derde daar helemaal achteraan is een soort van badkamer, waar jij je kunt opfrissen,' hij gniffelde zacht, 'want, Aly, dat heb jij nodig. De modder zit tot achter je puntoren.'
'Mijn wat?' vroeg ik verschrikt. Zijn onbegrijpelijke blik deed mijn buik omdraaien, iets koud greep naar mijn hart en greep het vast, met de bedoeling het niet meteen los te laten.
Hij liep mij voor en bleef staan voor de deur van de badkamer. 'Heb je iets op je hoofd gekregen, toen je de weg was kwijtgeraakt, en mij tegenkwam? Want zo lijkt het wel.'
Ik wilde antwoorden, maar er kwam alleen gepiep uit mijn mond. Ik kuchte even en deed de deur open. Ik zag een sierlijke wastafel staan, met daarboven een goud omlijste spiegel. Twijfelend liep ik naar voren en bleef vlak voor de spiegel staan. Ik wist dat ik donkere kringen onder mijn ogen had, een slordige staart vol met klitten, mijn kleren klef en overal zweetplekken van de voortdurende angst, maar ik wist dat ik het andere wat Mels zei niet wilde zien. Ik keek naar mijn hoofd en ik hapte verschrikt naar adem. Mijn haar was zoals ik verwachtte vol met klitten en helemaal slordig, maar leek nog meer zwart dan anders. Mijn felgroene leken ook nog meer groen als anders, net zoals Tray zijn prachtige ogen en mijn wenkbrauwen waren ook op één of andere manier donkerder en meer gebogen. Mijn huid was zoals altijd bleek, maar door mijn ravenzwarte haar en nog groenere ogen, leek ze nog bleker. Mijn ogen vielen meteen op dingen aan weerszijden van mijn hoofd. Er staken twee sierlijke, puntige oren uit. Ik raakte ze zacht met mijn hand aan. Ik was écht het meisje dat voor de spiegel stond. Als ik knipperde met mijn ogen, deed het spiegelbeeld het ook. Als ik mijn tranen probeerde tegen te houden, zag ik dat het spiegelbeeld een krampachtig gezicht trok. Ik liep geschokt naar achter en sloeg mijn hand voor mijn mond. Niet in staat om dit te geloven. Mijn hersenen konden het niet vatten en waren het ook nooit van plan. Mels leek nog steeds niet te begrijpen waarom ik zo vreemd naar mezelf stond te staren en deed zijn mond open om iets te zeggen. Ik hief mijn hand op en keek hem strak aan. 'Geen woord.' Mijn stem klonk stand vast, verbazingwekkend kalm, maar zonder enige emotie. Van binnen schrok ik er zelf van, maar ik bleef met een harde blik hem aanstaren. Hij hof geschrokken zijn gezicht op en keek angstig in mijn ogen. Ik had geen idee hoe ik eruit zag, hoe ik keek, maar het kon mij niet schelen ook al wist ik goed genoeg dat ik Mels veel pijn deed. Uiteindelijk draaide ik mij verward om, ik wist totaal niet wat er net gebeurd was en wat er met mij aan de hand was. Ik liep naar mijn slaapkamer, Mels alleen achterlatend.
Ik liet mij vallen op het bed met zachte kussens en al had ik willen huilen, ik kon het toch niet. Ik had geen tranen meer over. Ik staarde naar het plafond en volgende de lijnen die erin gegraveerd waren. Allemaal sierlijke bogen, geen enkele fout, geen enkele mislukking. Ik ging wanhopig met mijn handen door mijn haren, waardoor ik botste tegen mijn oren. Ik trok er onverschillig aan en een steek schoot door mijn beide oren. Verdomme, de steek ging over naar dof geklop. Waarom kon dit alles niet gewoon een gruwelijke droom zijn, buiten Tray dan.
'Ik ben niets.' Ineens drong er een scherp geluid mijn gedachten binnen en zorgde ervoor dat ik opschrok. Ik kantelde mijn hoofd en luisterde aandachtig.
'Ik ben niets.' Ik haalde beverig adem. Was dit een gedachten, misschien was ik de gedachten van Mels aan het lezen? De woede maakte plaats voor opwinding en ik ging zitten op de rand.
'Ik ben niets, ik kan niets en ik ben waardeloos.' Ik slikte zacht, Mels had verschrikkelijke gedachten. Niet zo optimistisch als ik dacht. Waarom was hij zo negatief over zichzelf en had hij zo een angstaanjagende gedachten?
Ineens hield het negatieve op, en maakte het plaats voor vragen. Opeens drong de waarheid binnen en kwam ik tot de schokkende conclusie. Dit waren helemaal de gedachten van Mels niet. Ik was zo van slag dat ik mijn eigen gedachten niet herkenden.
Dit waren mijn gruwelijke gedachten.
JE LEEST
Return
FantasyDeel 1 van de opkomende reeks. Eerste verhaal hierop gepubliceerd. [Nog bewerken] De eerste hoofdstukken zijn wat minder, even doorbijten en (dit vind ik persoonlijk) dan zal het beter worden. Geef dit boek een kans :) Aly is een doodgewoon meisje...