Hoofdstuk 22

293 21 10
                                    

Nadat ik gedaan had met eten en uit voorzorg nog wat voedsel en drinken mee naar boven had gesmokkeld om het in mijn tas te stoppen, zodat we onderweg nog te eten hadden, stonden Mels en ik klaar om verder te gaan

Deze afbeelding leeft onze inhoudsrichtlijnen niet na. Verwijder de afbeelding of upload een andere om verder te gaan met publiceren.

Nadat ik gedaan had met eten en uit voorzorg nog wat voedsel en drinken mee naar boven had gesmokkeld om het in mijn tas te stoppen, zodat we onderweg nog te eten hadden, stonden Mels en ik klaar om verder te gaan.
Op weg naar Ragna.
Ik had graag nog de Makanen willen bedanken, in het bijzonder de gene die mij heeft geholpen met het vuur, maar Mels schudde zijn hoofd.
'Ze horen niet graag complimenten en bedankjes.'
'En waarom is dat?' vroeg ik hem.
'Het zijn Makanen, Aly. Zo zijn ze nu eenmaal.'
Ik mompelde binnensmonds, alsof dat alles zou verklaren. We stonden al buiten en Mels sloot de deur zachtjes achter zich. Ik wierp nog eens een laatste blik naar het landhuis en ik had gevoel dat dit wel de laatste keer was geweest dat we fatsoenlijk ergens konden slapen, lekker eten kregen aangeboden en veilig waren. Deze gedachten liet mij ineenkrimpen en de angst kwam weer naar boven. Ik schudde met mijn hoofd. Nee, ik moet helder denken. We moeten naar Ragna voor antwoorden. Ik hief mijn hoofd op en liep met stevige passen verder. Toen ik na enkele meters doorhad dat Mels mij niet volgde, draaide ik mij om en keek hem vragend aan. 'Kom je nog?'
Hij begon te lachen en wees een andere richting aan. 'Het is deze kant.'
Ik voelde de warmte naar mijn wangen stijgen en ik wist even niets te zeggen. Ik keerde terug en herstelde mij snel. 'Natuurlijk, even een foutje.'
Mels was nog steeds aan het lachen en ik wierp hem een boze blik toe. 'Kappen!'
'Sorry,' hikte hij, 'het was gewoon heel grappig.'
'Ja, dat merkte ik.' snoof ik luidruchtig.
Het gesprek viel daarna vredig stil. Ik was blij dat ik nieuwe kleren had, deze zaten veel beter dan mijn aardse kleding, wat best vreemd was. Deze kleding was ik totaal niet gewend, maar jeans broeken zijn nooit echt gemakkelijk. Ik wreef met mijn vingers over de leren broek en concentreerde mij op de geluiden die rondom mij hoorbaar waren. Vogels, insecten en de wind. Mijn tas beukte zachtjes op het ritme heen en weer. Het voelde zo vertrouwd aan, maar ik wist dat niets meer hetzelfde was. Zelfs ik was veranderd.
Ineens hoorde ik het bekende geluid dat een Makaan verscheen. Wat weer al eens vreemd was, want normaal gezien is het niet de bedoeling dat dingen die tevoorschijn kwamen een gewoonte werden.
Hij verscheen vlak voor onze voeten en gebaarde dat we moesten stoppen. Mels snufte geïrriteerd, maar bleef toch staan. Wat was er zo dringend dat de Makaan ons zelf was achterna gekomen? Of gevlogen, verschenen, hoe je het ook wilt noemen.
'Wat is het probleem?' vroeg ik, wanneer de Makaan zijn gehele vorm had aangenomen.
'We voelen een activiteit. Iets vijandig.'
Ik moest moeite doen om niet met mijn ogen te draaien. Natuurlijk zouden we vijanden tegenkomen, wezens die ons aanzien als een maaltijd, ruilwaarde of speeltje.
'Dus je komt ons waarschuwen?' vroeg Mels, omdat hij zag ik dat ik niet echt ging reageren. Of gewoon aan mijn gezicht zag dat ik een sarcastische opmerking zou gaan maken.
'Onder andere.' Hij deed zijn slanke hand open en begon iets te prevelen. Hij sloot zijn hand weer, zodanig dat het een vuist vormde en deed een sierlijk wegwerp gebaar. Op de plek waar hij had gericht, verscheen een zak.
Hij liep er langzaam naartoe en deed de zak open. 'We hebben een aantal hulpmiddelen tijdens jullie reis.' De Makaan deed zijn hand in de zak en haalde er iets glanzend uit. Ik had niet verwacht dat het een EHBO kist zou zijn, maar wat hij eruit haalde was nu ook weer niet wat ik in gedachten had.
Een prachtig gevormde dolk kwam tevoorschijn, hij deed mij denken aan die van Tray, maar deze leek toch nog helemaal anders. Ik liep een stukje naar voren, zodat ik hem beter kon bekijken, en de Makaan gaf hem aan mij. Het voelde levendig aan. Ik had verwacht dat het warm zou aanvoelen, maar het was koud. De koude prikte in mijn hand als kleine naaldjes, maar ik negeerde het en bekeek het gefascineerd. Hij was doorzichtig met allerlei takken er rond verwikkeld. Vanbinnen was er een paarse gloed die, wanneer ik er mij ook concentreerde, precies zachtjes bewoog. Maar wanneer ik knipperde met mijn ogen leek het alsof ik het mij maar had verbeeld.
'Ik kan hier toch niet mee werken? Ik heb nog nooit een dolk gebruikt?' vroeg ik aan de Makaan.
Als je Maeve niet meetelde, voegde ik er in gedachten aan toe.
'Jij bent maar een drager van de dolk. Het komt goed, je moet vertrouwen hebben in jezelf.'
En dat had ik juist niet.
Ik knikte toch en gaf hem aan Mels, zodat ik de volgende voorwerpen kon aannemen. Het volgende wat hij uit de zak haalde, waren allemaal verschillende dolken. Deze waren kleiner en aan een riem vastgemaakt.
'Als je deze gooit, komen ze normaal gezien terug,' vertelde de Makaan, wanneer hij de dolken aan mij gaf. 'als ze je tenminste waardig vinden.'
'Zoals een boemerang?' vroeg ik. Hij keek mij bevreemd aan.
Oké, niet als een boemerang dus.
Ik schraapte mijn keel en gespte de riem vast aan mijn heupen. Het plotse gewicht liet mij schrikken, maar ik zou er nadertijd wel aan wennen. Als laatste nam hij een boog uit de versleten zak, samen met een koker vol met pijlen.
Ik bekeek het met open mond. Vroeger had ik altijd al boogschutters lessen willen nemen, tot de ergernis van mijn ouders. Ze vonden het niet een hobby of sport voor meisjes, tot grote ergernis van mij. Dat was onze dagdagelijkse ruzie geweest, die ik op dit moment zelfs miste. De boog was prachtig, gewoonweg onbeschrijfelijk. De Makaan gaf hem aan mij en ik ging met mijn hand over de boog. Het hout was zo gesneden dat het elke rukwind kon weerstaan. Er waren verschillende soorten stenen in geslagen, waarvan ik de waarde niet eens van wilde weten, en allerlei woorden waren er op gegraveerd. Hij gaf mij de koker aan, de pijlen waren eenvoudiger, maar alsnog betoverend. Ik nam de koker op mijn schouder, samen met de boog, en gaf een korte knik naar de Makaan.
Ik wilde hem bedanken, maar slikte nog net de woorden in.
'Let goed op wanneer jullie het pad betreden van Ragna. Ze zijn op zoek naar jou, Aly.'
Met deze waarschuwende woorden knikte hij nog een laatste keer en verdween.
Mels tikte mij aan en ik draaide mij om. Hij stak de dolk naar voren. 'Hier.'
Ik keek hem verbaasd aan. 'Wat? Mels, nee. Jij moet ook iets hebben voor je te verdedigen.'
'Nee, ik hou er niet van om wapens te dragen.'
Ik zuchtte geërgerd. 'Ik ook niet, maar doe het. Alsjeblieft. Dan voel ik mij beter, dan heb ik het gevoel dat jij je ook kunt verdedigen wanneer je iets overkomt.'
Hij mompelde iets onverstaanbaar, maar uiteindelijk gaf hij toe. Hij stak de dolk weg in zijn gescheurde broek en sloeg zijn harige armen over elkaar. Opluchting kwam naar boven en zorgde ervoor dat de angst die rond mijn hart was gevestigd ietsje minder werd. Ik glimlachte dankbaar naar Mels, die mijn blik niet beantwoordde. Ik hechte er geen belang aan, het belangrijkste was dat hij nu iets veiliger was.
We vervolgden onze weg in stilte. En ik had gelijk, ik raakte gewend aan de riem vol de dolken en wanneer ze tegen mijn benen botste had ik het gevoel dat alles goed zou komen. Nu konden we echt terugvechten.
Ik was even in gedachten verzonken, terug bij Tray, tot Mels mij uit mijn gedachten haalde.
'Waarom zijn ze op zoek naar jou, Aly?'
Ik tuitte mijn lippen. Ik wist het antwoord, maar ik kon het onmogelijk vertellen. Dat zou hem alleen maar in gevaar brengen. En ik wilde niet dat er nog iemand gedood, ontvoerd of gemarteld zou worden door mij.
'Ik weet het niet.' antwoordde ik uiteindelijk schouderophalend.
Ik zag in mijn ooghoeken dat Mels niet blij was met het antwoord, maar hij liet het hierbij.
'Ik weet het echt niet.' fluisterde ik na een tijdje.
'Het is oké. Ik begrijp het.' was zijn korte antwoord, het teken dat dit onderwerp afgesloten was.
Langs de ene kant was ik hem dankbaar, langs de andere kant wilde ik het uitschreeuwen van onmacht. Ikzelf zou het ook niet leuk vinden als er allerlei dingen voor mij werden verzwegen - in feite werd dat ook gedaan - maar dit was anders. Maar hij was mijn bondgenoot, mijn vriend. Hij vertrouwd mij en ik wil hem gewoon beschermen. Mels mag hier niet betrokken bij raken.
Dat is hij al van het begin toen hij je vond, fluisterde een geniepig stemmetje in mijn hoofd.
Ik negeerde het en dwong mezelf om er geen aandacht aan te vestingen. Ik maakte mijn handen tot vuisten en stapte driftig verder. Het kon niet anders dat Mels mijn stemmingsverandering merkte, maar hij zei er niets over. Hij liep gewoon naast mij, stil.
De rukwinden werden minder en ik voelde dat ik weer normaal kon lopen, niet steeds met mijn hoofd naar beneden om tegen de wind in te gaan. Ik vermoedde dat we het gebied Windhel achterwegen lieten en een andere plek tegemoetkwamen.
'We zijn uit Windhel, het teken dat we er bijna zijn,' verkondigde Mels zo dat mijn vermoedens bevestigd werden. Ik knikte als teken dat ik hem gehoord had, en vroeg mij af in welk stukje van Arigoria we nu waren. De vraag brandde op mijn lippen toen opeens een schel geluid mijn aandacht trok. Ik keek omhoog en donkere vormen waren in de lucht te zien. Ze cirkelde rond en rond, en doken uiteindelijk recht naar beneden. Twee gigantische wezens kwamen tot stilstand en bleven voor ons staan. Ze leken op vogels, maar niet zomaar vogels. Hun kop was net zoals een normale vogel, maar ze hadden klauwen als een roofvogel en een angel op het einde zoals een wesp.
En ze leken niet al te vriendelijk. Rode kraaloogjes volgden elke beweging dat we deden en ze hadden een vlijmscherpe snavel die op het uiteinde naar beneden krulde.
Ik slikte, dit kwam niet goed.
Het beest dat in mijn ogen groter was dan de andere, kwam als eerste in beweging. Hij krijste en stapte met zware stappen naar mij toe. Zijn klauwen waren enorm. Als die mij te pakken kregen was ik er zo geweest. Ineens begon hij te rennen en ik bleef als versteend staan. Hij kwam razendsnel op mij afgelopen en ik wist niets te doen. Plots werd ik helemaal naar links geduwd en kwam ik met een klap op de grond terecht. Ik kreunde zachtjes en schudde met mijn hoofd. Met veel moeite stond ik recht en zag dat Mels voor de vogel stond.
'Mels!' riep ik geschrokken.
'Gebruik je wapens!' riep hij terug, zonder zijn blik af te wenden van de vogel.
Natuurlijk! De wapens, bedacht ik. Ik ben soms zo achterlijk, ik wilde mezelf wel op het hoofd slaan maar daar had ik nu geen tijd voor. Ik voelde het gewicht op mijn heupen en ik nam een dolk van mijn riem.
Hopelijk werkte dit.
De andere vogel had ondertussen zijn aandacht geschonken aan mij.
Zonder na te denken, zonder echt te richten, gooide ik de dolk en hoopte dat ik zou raken. De dolk vloog rakelings langs de kop van de vogel en de vogel brieste. Die was dus mis, angstig nam ik snel nog een dolk van mijn riem af en probeerde nu fatsoenlijker te mikken. Ik kneep één oog dicht, maar zag dat de vogel nu heen en weer bewoog, zodanig dat ik geen mikpunt kon vinden. Ik vloekte luidop, draaide mij om en begon te rennen.
Even dat beest wat gek maken. Het had meteen het gewenste effect. Hij kwam meteen achter mij, alleen niet lopend maar vliegend. Het beest nam een aanloop en vloog door de lucht. Op een bepaalde afstand volgende hij mij woedend. Ik draaide mij om en wurmende nog een tweede dolk los, nu had ik er twee in mijn hand vast en draaide het rond in mijn hand. Ik liep achteruit, dat niet zo gemakkelijk ging als ik dacht, en kneep mijn ogen samen. Geconcentreerd hield ik het beest in de gaten en gooide een dolk naar zijn vleugel. Een golf van euforie ontstond en ik hief mijn vuist in de lucht. Ik had geraakt.
Alleen, ik liet teleurstellend mijn hand weer langs mijn lichaam vallen, hij merkte er niets van. De dolk zat vast in zijn vleugel, maar hij deed nog steeds krachtige slagen als voordien. Ik dacht koortsachtig na, en stak de andere dolk weer in mijn riem. Een ander gewicht trok mijn aandacht. Natuurlijk, pijl en boog. Ik had het liefst gehad dat ik eerst nog eens kon oefenen, maar blijkbaar moest ik er meteen mee aan de slag. Ik spande de boog aan en legde de pijl er tegen. Zonder te twijfelen liet ik hem los en de pijl vloog enkele meters vooruit, waarna hij recht naar beneden viel. De rekker van de boog kaatste op mijn arm terug en ik gilde het uit van de pijn. Een rode striem ontstond op mijn bovenarm en ik wreef er snel over. Dat ging dus niet zoals ik had gepland. Ik nam een nieuwe pijl en spande hem weer aan. Nu richtte ik meer naar boven, op de vleugel die al gekwetst was, en ik voelde de zweetdruppels op mijn voorhoofd. Met al mijn kracht liet ik hem afgaan en de pijl vloog nu in een sierlijke boog op de vleugel af. Hij doorboorde zich door de stevige veren en ik kon het niet laten om triomfantelijk te lachen. De vogel begon te wankelen en viel met een enorme kracht op de grond. Hij stond recht, schudde met zijn kop en krijste woedend.
Oké, dacht ik. Nu is het tijd om écht te gaan rennen. Met de boog in mijn hand begon ik zo snel te rennen als ik kon en liep recht op een boom af. Een idee kwam aanzetten en in plaats van snelheid te minderen, liep ik juist harder. Ik hoorde de klauwen achter mij en zijn gejaagde adem.
Het kon die evengoed van mij zijn.
Net dat ik op de boom zou knallen sloeg ik af en hoopte dat de vogel met al zijn kracht er tegen zou gaan botsten. Maar hij deed net hetzelfde als mij en sloeg ook af. Ik vloekte en zonder dat ik het wist, liep ik ernaar toe. Ik sprong zo hoog als ik kon en belandde op zijn rug, rekening houdend met de angel die vlijmscherp was. Ik bracht mijn boog omhoog en liet hem neer op zijn kop. Hij viel versuft op de grond en ik sprong er zachtjes af. Blijkbaar gaf Arigoria mij niet alleen een ander uiterlijk, maar ook moed en kracht. Ik veegde mijn zweethanden af en hield het beest nauwlettend in de gaten.
'Aly!' Een bange stem riep mijn naam en ik keek snel naar de richting waar het geluid vandaan kwam.
De andere vogel had Mels te pakken gekregen en vloog nu met krachtige slagen door de lucht, naar een andere bestemming. Mels bengelde aan zijn snavel en probeerde zich los te maken. 
Woede kwam naar boven en zijn angstige kreten klonken verder en verder weg. Hij zou hem meenemen! Nee, deze keer niet. Deze keer laat ik niet mijn vriend afnemen, niet nog is. Nooit meer.
Ik kon de vogel niet meer zien, want de vogel was al te ver. Ik sloot mijn ogen en concentreerde mij op het geschreeuw. Ik spande de boog weer aan en legde er een pijl op. Ik ademde rustig in en uit en met al mijn pijn en angst liet ik de pijl los die recht door de wind sneerde, recht op zijn doel af.

------------------------------------------------

Sorry dat het een tijdje geleden was dat ik iets had gepost, ik kon amper uit mijn bed komen door die stomme griep. Ik ben eerlijk gezegd niet zo tevreden over dit hoofdstuk, hopelijk worden mijn andere beter. Ik hoop dat jullie het wel iets vinden!

Kuss

ReturnWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu