Hoofdstuk 20

297 26 10
                                    

Ik stond in een veld van bloemen

Deze afbeelding leeft onze inhoudsrichtlijnen niet na. Verwijder de afbeelding of upload een andere om verder te gaan met publiceren.

Ik stond in een veld van bloemen. Alles was kleurrijk, gelukzalig en de geur was onbeschrijfelijk. De vogels floten mooie deuntjes en de zon scheen fel, té fel. Ondanks het een prachtige omgeving was, had ik het gevoel dat er iets niets klopte. Onder dat laagje perfectie lag iets donkerder. De vlakte voelde onnatuurlijk aan, alsof er een doek over de werkelijke omgeving was gegooid. Het leek iets te verbergen. Ik kneep mijn ogen samen en probeerde mij in te spannen, mij te concentreren op het gene wat ik zocht. Ik wist niet precies wat, maar mijn gevoel zei dat ik naar iets moest zoeken. En opeens zag ik een glinsterende rand. Iets in mij zei dat ik het weg moest halen. Ik beeldde mij in dat ik een watje had en rustig de goud glinsterende rand weg begon te vegen.
En inderdaad, ik zag de werkelijkheid. 
Ik hoorde nu niet meer vogels, ik hoorde alleen een doodse stilte. Soms werd de stilte onderbroken door een soort van vals gefluit en ik keek naar boven. De zon was verdwenen en iets anders had de plaats ingenomen. Er was nog steeds licht, maar het was toch donkerder. Het leek een andere zon te zijn, maar deze was duister. Hij scheen geen warme zonnestralen, hij straalde alleen maar koude uit. Een rilling liep over mijn rug en ik keek wat er voor mij was. De bloemen waren verdort en het gras dat eerst zo fel was, was nu bruin. Overal waar ik keek zag ik vernieling en modder. De geur was ook helemaal anders, besefte ik geschokt. Het rook naar iets mufs en doods. Ik wilde naar voren lopen, naar het licht dat ik in de verte zag, maar mijn voeten protesteerden. Ik had geen controle meer over mijn lichaam, het leek niet meer te luisteren. Ik wilde schreeuwen van onmacht, maar in de plaats daarvan kwam er alleen maar een jammerende kreun uit. Het licht dat ik eerder zag kwam plotseling in beweging. Op mijn hoede keek ik naar het licht en zag dat het licht gedragen werd door een schaduw. De schaduw stopte enkele meters voor mij en hield de lantaarn - het licht dat ik gezien had - boven zijn hoofd. Hij begon het zachtjes heen en weer te wiegen en toen deed het zijn mond open. 'Aly, je kent Tray toch nog?' De stem was ijzig kalm. 
Ik knikte, niet wetend wat ik nog meer kon zeggen.
'Nee. Je kent hem niet meer, niet hoe hij nu is.'
Ik staarde de schaduw geschrokken aan, wat bedoelde hij in godsnaam? Hij stopte met het wiegen van de lantaarn en plots verscheen er een beeld. Het was wazig, maar toch perfect zichtbaar. Alles was zichtbaar, zelfs de gruwelijke beelden die ik met afgrijzen in mij op nam. De altijd schitterende groene ogen stonden nu dof. Glanzend keken ze naar een punt die ik niet kon zien. Glimmend zweet was op zijn voorhoofd te zien en je kon niet naast het bebloede gezicht kijken. Onophoudelijk gejammer en alle trots leek uit zijn lichaam zijn gevloeid. Tray.
'Wat heb je met hem gedaan?' schreeuwde ik naar de schaduw toe. Ik wilde woedend klinken, onbevreesd en al mijn haat in ieder apart woord leggen, maar het kwam er alleen maar brabbelend uit.
'Zijn verdiende loon.' Was het enige antwoord wat ik kreeg. Tray zijn gekreun zorgde ervoor dat ik mij niet op de grond liet vallen, al hopend dat dit moment snel zou eindigen. Ik keek met tranen in mijn ogen terug naar Tray en hij keek naar mij. Hij leek mij niet te zien, maar het leek alsof hij wist dat er iemand naar hem keek.
'Kom,' fluisterde Tray vlak voor hij zijn bewustzijn verloor. 'Alsjeblieft.' 

****

Gillend schoot ik overeind, nat in het zweet en het beeld van Tray voor eeuwig in mijn gedachten gegrift. Ik kwam razendsnel uit bed, liep naar de deur en trok hem met een wild gebaar open. Al happend naar adem snelde ik van de trap en stopte pas toen ik buiten stond. Ik liep verder zonder om te kijken en liet het landhuis achter. De aarde, modder en gras voelde koud aan mijn voeten maar ik negeerde het en stopte op een open plek. Ik liet mij op mijn knieën vallen en hield mijn hoofd vast in mijn handen.
Ik voelde een onmenselijke kracht in mij sijpelen. Pijn, angst en bezorgdheid werden mij te veel en ik gilde het uit. Mijn schreeuw was te horen over heel de vlakte en ik voelde dat mijn haartjes op mijn armen overeind kwamen. Ik strekte mijn armen naar de lucht uit pure wanhoop en een enorme energie stoot vloog over de vlakte en zorgde dat de bomen begonnen te wankelen. Geschokt staarde ik naar de omgeving. Knipperend met mijn ogen herhaalde ik wat er net was gebeurd.
Plots kreeg ik een stekende hoofdpijn, alsof iemand mij stak met iets vlijmscherp, en er verschenen allerlei sterretjes in mijn gezichtsveld. Ik probeerde ze tevergeefs weg te knipperen, maar ik maakte het daardoor nog erger. Ik voelde een warmte die langzaam naar boven kroop, bezit van mij nam. Het voelde aangenaam aan en het gevoel was prettig. Het verzachtte de pijn, en niet alleen mijn stekende hoofdpijn. Ook de pijn in mijn hart dat ik al van het begin had gevoeld, wanneer ik Tray en Ratel kwijtraakte, zwakte af. Het ontdooide de ijskoude rand rond mijn hart die mij zo veel pijn bezorgde.
Plotseling verscheen er in mijn gezichtsveld een wazig oog. Het leek op een slagenoog, maar toch ook weer niet. Het oog verdween net zo snel als het gekomen was, en maakte plaats voor een waanzinnig beest. Er waren gebarsten schubben te zien die glinsterden in het licht, een lange staart zwiepte achter het beest aan en gekrulde snorharen draaide nieuwsgierig rond en rond. Het dier zuchtte en er kwam hete rook uit zijn neusgaten. Ik hoorde woorden, maar ik kon ze niet verstaan. Zangerige woorden die langzaam een zin vormden. En plots was het moment gedaan. Alsof er een televisie scherm werd afgezet. Zwart beeld.
Het beest verdween, de warmte verdween en de energie verdween. Ik voelde mij leeg, al mijn kracht was gewoon weg. Opgeslokt door dat vreemde beeld. Ik liet mij op mijn rug vallen en keek naar de donkere lucht. Ik wist niet hoe laat het was, wat er net was gebeurd en waarom ik zelfs hiernaartoe was gelopen. Het deerde mij niet dat er waarschijnlijk verschillende paar ogen mij aan het aanstaren waren vanuit hun schaduwen, op de loer, nieuwsgierig naar een onbekende kijkend. Het leek alsof mijn droom echt was, dat Tray echt om hulp riep. Ik legde mijn koude hand op mijn voorhoofd die heet aanvoelde. Ik voelde mij belabberd en futloos, maar ik wist gewoon dat ik de slaap niet meer kon vatten. Zeker niet meer met wat er net was gebeurd. Het dier dat ik zag leek op een echte draak maar wat die energie stoot was en vanwaar het kwam dat wist ik niet. En ik bedacht mij dat ik het misschien ook gewoon niet wilde weten. Ik stond moeizaam op en strompelde naar het landhuis. Ik stond er versteld van dat ik de weg nog terug wist. Ik deed de deur open die luid protesteerde en wandelde naar binnen. De waterkan stond nog steeds op tafel, ik nam de houten beker en schonk hem in. Ik dronk gulzig een paar slokken en veegde mijn mond af met de rug van mijn hand. Ik sloot mijn ogen en zuchtte zacht. 'Ik kan dit echt niet alleen.'
'Wat kan jij niet alleen?' Deze keer schrok ik niet van de stem. Ik keek vermoeid naar de Makaan die mijn kamer ook had schoongemaakt, niet dat er veel verschil zat tussen de Makanen maar iets in mij zei dat het deze was. En ook de gene die naar mij had gekeken toen ik het huis aan het bewonderen was. Een beetje beangstigend, maar ik had al ergere dingen meegemaakt hier op Arigoria.
'Bepaalde zaken oplossen.' luidde mijn korte antwoord.
Hij liep naar een kast, zocht iets en nam dan een kaars. De Makaan liep naar de tafel en zette de kaars op tafel. Ik verwachtte dat hij het in brand ging steken, omdat het vrij donker was, maar hij leek ergens op te wachten.
'Je zal het wel alleen moeten doen.' Eerst keek ik verward, maar besefte dat hij nog had geantwoord op mijn eerdere antwoord.
'Hoe weet jij dat?' vroeg ik lichtjes geïrriteerd.
'Ik ben een Makaan,' was het enigste wat hij zei, alsof dat alles verklaarden.
Dat antwoord negerend en lichtjes geërgerd wees ik naar de kaars. 'Ga je nog iets met die kaars doen?'
Hij sloeg zijn bleken armen over elkaar en schudde zijn hoofd. 'Nee, maar jij wel.'
Ik keek wezenloos in zijn donkere ogen. 'Geef mij dan een lucifer als ik het zo nodig moet doen.'
Eerst zat hij te verkondigen dat ik zijn werk afnam en nu moest ik zo nodig de kaars aansteken.
Het leek alsof hij een afkeurend geluidje maakte en schudde weer zijn hoofd. 'Jij kan het zelf aanmaken zonder een lucifer.'
Mijn mond vormde een geluidloze 'o' en ik staarde hem aan. Hij staarde onbeschaamd terug en leek echt te verwachten dat ik die kaars aan kon steken.
'Ik weet dat jij de verloren prinses bent en dat jij een bepaalde lotsbestemming hebt. Ik wil je al op gang brengen.'
Ik nam schokkend adem en keek hem lichtjes angstig aan. 'Hoezo denk jij dat ik de verloren prinses ben?' vroeg ik zacht.
'Ik ben een Makaan,' luidde zijn zachte, maar krachtige antwoord.
Mijn handen begonnen te trillen en mijn benen leken wel op pudding. Ik probeerde mijn evenwicht te bewaren en greep naar de tafel. De Makaan keek mij doordringend aan.
'Concentreer je op de kaars, ga ervoor staan en doe je ogen dicht.'
Ik opende mijn mond om te protesteren maar zijn blik snoerde mij de mond. Wantrouwig gehoorzaamde ik en sloot mijn ogen.
'Denk aan vuur. De warmte, het gevaar, de kleur en het leven dat er in verscholen zit.'
Ik probeerde mij een vlam voor het zicht te halen en ik voelde de zweetdruppeltjes op mijn voorhoofd verschijnen. Een klein vlammetje dat steeds groter en groter werd. Een verwarmde vlam die brandde van het leven. De kleur die kon veranderen naarmate je warmer ging. En opeens maakte mijn hoofd een klik. Alsof je een deur opende na lang murmelen, omdat de sleutel te stroef was en dan de deurklink naar beneden deed. Ik zag verschillende kleuren door elkaar die ontplofte aan de binnenkant van mijn oogleden. Ik lachte verrukt en ik hoorde dat de Makaan goedkeurend mompelde. 'Focus nu op de kaars en denk dat je het leven wilt geven.'
Ik deed mijn ogen open en keek naar de kaars die mooi op de tafel stond. Ik wist totaal niet wat ik moest doen. Moest ik mijn arm uitstrekken, een spreuk opzeggen of er gewoon naar staren.
Die drie dingen leken mij te belachelijk dus ging ik gewoon voor de kaars staan en beeldde mij in dat ik een lucifer nam, hem aanstak en het lontje aandeed. Ik hield mijn hoofd iets schuin, deed mijn ogen weer dicht en concentreerde mij met al mijn kracht op de kaars. Ik ademde diep in en herhaalde het constant in mijn hoofd. Laat het leven, geef het leven en laat het warmte uitstralen.
En toen ik mijn ogen open deed, zag ik de Makaan een beetje glimlachen dat mij verbaasde. Maar wat mij nog meer verbaasde, was dat de kaars op de tafel in lichterlaaie stond. 

ReturnWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu