5: De Sleutelbewaarder

663 49 85
                                    

Boem. Er werd opnieuw geklopt. Dirk schrok wakker. Oom Herman kwam binnenstormen, met een geweer in zijn handen- nu wisten ze wat er in dat pak had gezeten.
"Wie is daar?" schreeuwde hij. "Ik waarschuw je - ik ben gewapend!"
Even was het stil en toen - KRAAK!

"Alsjeblieft niks gevaarlijks. Alsjeblieft niks gevaarlijks." fluisterde Lily.

De deur kreeg zo'n geweldige klap dat de scharnieren afscheurden en hij met een oorverdovende dreun op de grond viel.
Er stond een reus in de deuropening. Zijn gezicht ging bijna helemaal schuil achter zijn lange haar en ongekamde baard, maar tussen al dat haar kon je nog net twee ogen zien.
Hij raapte de deur op en drukte hem moeiteloos terug in het kozijn. Hij draaide zich om en keek ze allemaal aan.

"Oh ik weet al wie het is!" zei Remus opeens. "Het is Hagrid! Je weet wel, die gast die af en toe dingen brengt naar Perkamentus en van eerder in het verhaal. Hij was de gene die Harry had opgehaald en naar de Duffelingen had gebracht."

"En daar hebben we Harry!" schalde de reus. "De laatste keer dat ik je zag, was je nog maar een kotertje." zei de reus. "Je bent net je pa maar je hebt de ogen van je ma."

"Dat blijft leuk om te horen."
"Dit is pas de eerste keer dat ze het zo hebben gezegd, James." zei Remus.
"Ja, dus?"

Oom Herman maakte een raar, raspend geluid. "Ik eis dat u dit pand onmiddellijk verlaat, meneer!"
"Oh hou je kop toch, Duffeling, saaie drol die je d'r bent." zei de reus. Hij boog zich over de rugleuning van de bank, waar hij zat, trok het geweer uit oom Hermans handen en legde er net zo gemakkelijk een knoop in alsof het van rubber was gemaakt.
Oom Herman maakte nog een raar geluidje, alsof hij een muis was waarop werd getrapt.

"Watje." mompelde Sirius.

"Hoe dan ook." zei de reus die weer naar Harry keek. "Ik wens je een hartstikke fijne verjaardag. Ik heb wat voor je - misschien is ie een beetje geplet, maar hij smaakt vast nog tof." Uit een binnenzak van zijn zwarte overjas haalde hij een enigszins verfomfaaide kartonnen doos. Harry maakte hem met trillende vingers open en zag een grote, kleverige chocoladetaart met Fijne Verjaring Harry in letters van groen glazuur.

"Ahw, Hagrid. Dat is zo aardig van je." zei Lily.

Harry wilde hem bedanken, maar op weg naar zijn mond verdwaalden die woorden en wat er uitkwam was: "Wie bent u?"

"Nou, we weten ook waar hij zijn manieren vandaan heeft." Lily keek boos naar James. James grijnsde met een gigantische neppe glimlach naar Lily en blies haar een kus.

"Klopt, ik heb me eigen nog niet voorgesteld. Rubeus Hagrid, Sleutelbewaarder en Terreinknecht van Zweinstein."
"Het spijt me vreselijk meneer, maar ik weet nog steeds niet echt wie u bent."
"Zeg maar Hagrid." zei hij. "Zoals ik zei, ben ik de sleutelbewaarder van Zweinstein. Zweinstein ken je tuurlijk."
"Eh-nee." zei Harry. "Sorry."
"Spijt 't jou?" blafte Hagrid. Hij draaide zich om en staarde naar de angstige Duffelingen. "Hullie mot 't spijten! Ik wist best dat je die brieven niet kreeg, maar ik had nooit gedacht dat je niet eens van Zweinstein wist. Heb je je dan nooit afgevraagd waar je ouwelui al die dingen geleerd hebben?"
"Wat voor dingen?" vroeg Harry.

"WAT VOOR DINGEN?" riepen de tieners.

"WAT VOOR DINGEN?" bulderde Hagrid. "Ho es effe, ho es effe!" Hij sprong woedend overeind. De Duffelingen drukten zich tegen de wand. "Willen jullie me wijsmaken." gromde hij tegen de Duffelingen. "Dat deze jongen - deze jongen! - niks weet van  - van NIKS?"
"Ik weet wel iets. Ik best goed in wiskunde en zo." zei Harry.

Dat wuifde Hagrid weg. "Ik bedoel in onze wereld. Jouw wereld. Mijn wereld. De wereld van je ouwelui."
"Wat voor wereld?"
Het was alsof Hagrid op het punt stond te ontploffen. "DUFFELING!" brulde hij.

Een saaie vakantie (COMPLEET)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu