Hoofdstuk 3

71 6 0
                                    

Ik draaide de kraan uit en stapte uit de douche. De stenen vloer was echt veel te koud. Snel sloeg ik een handdoek om mij heen en liep naar de slaapkamer toe. Er was niemand. Niet dat ik iemand had verwacht, maar je kan beter voorbereid op het onverwachte zijn. Ik pakte een schoon slipje en een bh en trok dit aan. Morgen zou ik wat kleding gaan kopen. Ik moest rustig aan doen, want veel geld had ik niet. Ik moest maar eens een baantje gaan vinden. Ik pakte mijn broek en shirtje van de grond en trok ze aan. Deo. Dat kon dit shirt wel gebruiken. Ik liep weer terug naar de badkamer en spoot wat Axe op. Als Kay erachter kwam, dan was ik dood. Ik pakte mij horloge van de wastafel en deed hem om. Zes uur. Nog een half uur en dan kon ik gaan eten. Ik liep maar weer naar mijn bed en plofte neer. Eindelijk in een normaal bed dacht ik. Ik ging relaxed zitten en dacht weer terug aan mijn ontsnapping en de lange weg naar hier.

Ik griste een rugzak van onder mijn bed en gooide deze op een stoel. Ik rende naar beneden, gooide een aantal kasten open en haalde er voedsel uit. Vooral muslirepen. Ik pakte twee flesjes water en rende weer terug naar boven. Ik gooide alles in mijn rugzak en pakte wat kleding. Ondergoed, een extra broek, twee witte en een zwart shirt. Klaar. Ik trok mijn groene Nikes, een zwarte broek een een wit shirt aan. Ik pakte mijn zwarte leren jasje van de stoel en trok deze ook aan. Ik slingerde de rugzak op mijn rug en opende het raam. Iedereen zou mij wel begrijpen. Een meisje dat geen krachten heeft en geen man. Verstoten door iedereen. Alleen Caiden zou mij niet begrijpen. Hij weet dat ik mijn krachten heb. De reden dat ik toch wegga is omdat als ik vertel dat ik mijn Gave heb ontdek, dan accepteren ze mij wel. Dat is juist iets waar ik niet op zit te wachten. Ze accepteren mij omdat ik dan hetzelfde ben zoals zij. Maar ik wil helemaal niet zoals zij zijn. Ik keek uit het raam. Het was rustig op straat. Iedereen was waarschijnlijk bij de jaarlijkse markt. Het was een groot feest én het perfecte moment voor mij om te ontsnappen. Ik deed het raam dicht en liep naar mijn vader zijn kamer. Ik pakte wat geld uit zijn lade. Ik wist dat hij daar geld bewaarde. Voor noodgevallen. Ik vond dit een noodgeval. Ik liep naar beneden. Naar de kast. Daar stond het boek van mijn vader. Zijn bezit. Ik pakte het op. Het woog best wel zwaar. In het boek stond alles dat je over de Gave vuur moest weten. Ik zou het mijzelf wel aanleren. Ik stopte het boek en het geld in mijn rugzak. Ik liep naar de voordeur en wilde hem net openen. Plots hoorde ik stemmen. "Ze heeft echt wat gemist." Zei mijn broer zachtjes. "Ik weet het ik weet het." Hoorde ik mijn vader zeggen. "Ik kan haar gewoon niet laten gaan. Ze zou dood gaan alleen. Ze zou het nog niet eens een dag alleen overleven." Zei hij. Ik wist dat hij mij er niet mee wilde kwetsen, maar dit deed echt pijn. Ik rende naar boven, gooide mijn deur dicht en deed hem op slot. Ik liep naar mijn raam en opende deze. "Hey Kyra, we zijn thuis!" Klonk de stem van mijn broer. "Hey!" Wist ik eruit te krijgen. Ik hoorde voetstappen de trap op komen. Nu was mijn kans. Ik stak mijn hoofd uit het raam en slingerde mijn ene been over de rand. Geklop op mijn deur deed mij uit mijn concentratie halen. "Kyra, doe de deur eens open." Het was mijn broer. Ik wilde zo graag terug en hem een afscheidsknuffel geven, maar ik kon het niet. Het bonken op mijn deur werd steeds luider. "Doe de deur nou open!" Riep Caiden. Het klonk niet echt boos, eerder bezorgd. Ik slingerde mijn ander been over de rand en sprong uit het raam. De landing was zachter dan ik had verwacht. Ik kwam overeind en begon te rennen. Richting het bos. We woonden niet in het centrum van de stad. Mensen zouden mij dan toch alleen maar lastig vallen en in het bos hadden we de ruimte voor een groot huis. Het huis waarin ik woonde was groot. Erg groot, wat ook niet zo vreemd is als je vader de leider van Ilona is. Ik heb mij nooit echt thuis gevoelt, ook al woon ik hier al heel mijn leven. Vandaar dat ik de weg hier zo goed wist. Ik was niet zo braaf dat ik hele dagen thuis was. Ik liep als het kon weg. Naar het bos. We zo dat ik altijd op tijd thuis was. Één keer was is ik te laat thuis. Mijn vader was woedend. Ik had gezegd dat ik was gaan wandelen. Hij geloofde mij niet. Het klopte. Ik was niet gaan wandelen, ik was naar het bos gegaan. Mijn voeten bereikten de bosgrond. Ik moest verder. Ik zou voordat het echt donker was een geschikte plek gevonden hebben. Ik bleef rennen. Mijn conditie was goed. Erg goed zelfs. Ik zat niet hele dagen op mijn kamer of in het bos. Ik kreeg trainingen. Vecht, kracht en conditietrainingen wisselden elkaar af. Het was zwaar, maar het loonde zichzelf. Ik rende totdat het zo donker was dat ik geen hand voor ogen kon zien. Ik klom maar een boom in. Geld voor een herberg had ik niet. Ja, genoeg voor één of twee nachten, maar daarna was het op. Één week lang bestond mijn dag uit niets anders dan rennen, eten en slapen. Ik oefende af en toe ook met mijn Gave. Je vraagt je misschien af hoe ik heb gevonden, deze school. Dat was vrij simpel. Ik hoorde af en toe wel wat gesprekken. Een kennis liet zijn zoon naar deze school gaan. Hij was een vriend van mijn broer. Ze zaten op een avond te kletsen. Ik zat erbij. Nou ja, ik was in de woonkamer, zij in de keuken. Hij had de routebeschrijving nogal duidelijk verteld. Hij was zo een typje dat iedereen zijn aandacht opeiste en dan uren kon vertellen over één onderwerp. Ik had geluisterd.

Na een week en een dag kwam ik aan bij deze school. Je moet weten dat deze school alleen les geeft aan Begaafden. Mensen met een Gave. Er zijn wel meer mensen zonder Gave, maar die worden van ons gescheiden. Net zoals ze met mij van plan waren.

Bij de school aangekomen ben ik naar de directie gelopen. Die man, Hunter North, was er niet hoor. Een vrouw. Ze was aardig en zei dat ze nog wel plek had. Ze wilde alles over mij weten. Dat heb ik ook verteld. Ze vroeg me wat ik kon. Ik vertelde de dingen die ik kon en daarna werd ik aangenomen. Het was allemaal vrij simpel gegaan. Niet echt moeilijk. Ik had tegenslagen gehad. Kleine tegenslagen. Bijvoorbeeld het weer. Dat was mij niet echt goed gezind. Één keer heb ik een stel rovers ontmoet. Dat was geen leuke ontmoeting kan ik je zeggen, maar mijn Gave was op dat moment al wel redelijk ontwikkelt. Ik heb ze levend gehouden. Bewusteloos en een aantal blauwe plekken, maar levend. Ze hadden geen Gave. Ik begreep hun zwerftocht en plunderingen wel. Ik was per slot van rekening ook weggegaan.

Ik was blij toen ik werd aangenomen. Ik was trots op mijzelf dat ik iets had bereikt zonder de hulp van anderen. Nu zat ik hier. Een kamer, een school, een opleiding en een Gave. Deze gedachte bracht me weer terug bij de werkelijkheid.





________________________________
Don't forget to follow, vote and comment!

Xx Lara

Kyra - (Compleet)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu