Kapitein Ravol & goudschip

12 1 0
                                    

Een spookschip. Tientallen schepen zijn er vergaan. De Roackway Cliffs in Groenland is benoemd tot de meest gevaarlijke plaats op aarde.

Ik zit op de boot. Op mijn eigen schip. Het is een schip waar honderd man op kan. Allemaal zijn we op expeditie naar het verloren schip. Waarom dit schip zo veel gezocht wordt? Heel eenvoudig.

Er zit voor een miljard aan juwelen in.

Goud, zilver, robijnen, diamanten, zwaarden die met juwelen zijn bezet, zelfs landkaarten van de zee van honderden jaren oud!

Tot nu toe heeft iedereen gefaald bij de Roackway Cliffs. Maar ik heb een gevoel in mijn zeemanshart dat het gaat lukken.
Dagenlang voeren we naar de Roackway Cliffs toe. De bemanning was ongerust, maar ze putten moed uit de houding van de bootsman en de stuurman en mij. Af en toe kwamen ze naar me toe, en ik hoefde alleen maar 'Henry' te roepen of de bootsman kwam eraan. Hij ging vertellen waarom ze hier waren. Hij verzint er verhaaltjes omheen, waarvan de bemanning smulde. Nadat hij dat had verteld, gingen de matrozen vol moed weer aan het werk. Een aantal vertrokken er naar de machinekamer en olieden de machines. Anderen gingen koffie zetten of gingen de boot schoonmaken. Maar daar waren we hier niet voor. Voor de gezelligheid waren we er vooral. We spelen spellen, drinken bier. We lachen met elkaar en dat vind ik ook het belangrijkste. Gezelligheid hebben. Maten waarop je kunt vertrouwen, die je niet in de steek laten.

Na zo lang waren we eindelijk bij de Roackway Cliffs aangekomen. We haalden de duikpakken uit het ruim en ik dook naar beneden met een aantal jongens. We zagen de schepen liggen en ik besloot om op zoek te gaan naar de oorzaak waardoor ze gezonken waren.

'Kap!' roept één van de matrozen. We kunnen praten door kleine speakertjes in onze duikhelmen. Ik zwem naar hem toe en ik zie dat er een enorm gat in de romp van het schip zit. 'Heb je enig idee hoe dat komt?' vraag ik hem. 'Nee'. De matroos draait zich om en zwemt naar het gat toe. 'Nee! Doe niet!' roep ik en meteen draait hij zich om. 'Er kunnen haaien in zitten, ja?' zeg ik. De jongens kunnen af en toe zo onvoorzichtig zijn. Ik zwem naar de opening toe. Ik haal mijn waterproof pistool tevoorschijn. Voor het geval dat. Ik kijk snel achterom en zie dat de matroos, die Freddy heet, hetzelfde heeft gedaan.

Samen zwemmen we naar binnen. Ik haal mijn zaklamp tevoorschijn en schijn rond. Meteen slaak ik een gil. Een skelet zit me eng aan te gapen. In mijn speakertje hoor ik de jongens allemaal dingen zeggen van: wat is er kap? of: waar bent u nou weer? Wel een beetje wijvenachtig, om zo te gillen. Ik druk mijn gevoelens aan de kant en ga naar de wand. 'Freddy, you got my back, ok?' vraag ik Freddy. 'Ja', antwoordt de matroos. 'Top', zeg ik tevreden. Ik zie langs de wand nog een gat en schijn erin met mijn zaklantaarn, om niet nog een keer onaangenaam verrast te worden. Het is alleen een oude machinekamer. De machines zijn overdekt met zeewier en waterplanten. Het ziet er een beetje horrorachtig uit. Gelukkig koester ik geen angst, alleen als ik ergens van schrik.

We doorzoeken het hele schip en gaan erna weer uit, omdat we niks kunnen vinden. Het schip blijkt 'Oceaanvaarder' te heten, waar we uiteraard niks aan hebben. Dus gaan we weer aan boord van de 'Yellow Tullip'.

We zijn bij de ingang naar het goudschip aangekomen. Het is er erg smal en we passen terdege op dat we niet tegen rotsen aan varen. De eerste dagen lijkt het goed te gaan, totdat we in een sterke stroom terechtkomen waardoor de motor bijna overspannen raakt en we rustig aan moeten doen.

Een kleine vijf dagen later komen we bij rotsen aan. We hebben nog steeds last van de stroming, maar het is al minder geworden.

Het schip koerst tegen de stroom in. Daarachter staat het schip een scherpe bocht te wachten, die het schip tamelijk makkelijk neemt. De kapitein, Ravol, beveelt om wat zachter te gaan. Het zweet staat pinkdik op zijn voorhoofd. De bemanning zwoegt en wil sneller. Het gezag en respect voor Ravol echter laat ze zacht gaan. Hun geduld wordt beloond als ze uiteindelijk merken dat als ze sneller gegaan zouden zijn, ze op de vlijmscherpe rotsen geklapt zouden zijn. Dan waren ze vergaan. Ravol veegt het zweet van zijn voorhoofd met zijn inmiddels kletsnatte zakdoek. De bootsman komt naast de kapitein staan en uit zijn mening. Ravol reageert er fel op met gebaren. De bootsman wilde dat ze sneller zouden gaan, maar Ravol krijgt  toch zijn zin. Dagenlang voeren ze door nauwe bochten, waar de stroom hen altijd tegen is, en ze worden ook weleens verrast,  waardoor er halsoverkop gehandeld moet worden om het hackje te redden. Toch lukt het.

Vol geduld varen ze voort.

Het geduld wordt beloond.

Ze komen in een groot meer.

'Ravol! Kapitein!' hoor ik van buiten. Ik sta op van mijn stoel en zet meteen mijn benen uit elkaar om niet te vallen. Zo waggel ik naar buiten en ik krijg ogen, zo groot als schotels. 'Waar zijn wij beland?' vraag ik verbaasd. 'In een groot meer', zegt de enthousiaste Freddy. Met mijn mond vorm ik een 'oh' en ik kijk om me heen. Ik hoor de stuurman bevelen om iets harder te varen, wat ik helemaal niet erg vind. 'Volgens mij zijn we best ver gekomen', zeg ik. De opmerking wordt volledig genegeerd door Freddy, maar ik vind het niet erg. We varen het meer rond en ik zie dat er aan één kant allemaal zeewier hangt. Ik loop naar de stuurman en vraag hem daarheen te varen. Hij knikt alleen maar en begint meteen commando's te geven aan de jongens van de machinekamer.

We varen naar het zeewier toe. Matrozen zijn boven gekomen en beginnen het zeewier weg te trekken. Een enorme opening wordt zichtbaar, groot genoeg voor het schip. We varen erin en na een kleine tijd komen we weer aan bij een minder groot meer. Aan de overkant staat een schip op de kant.

Het goudschip!

Hoe deze daar was gekomen:

Schepen voerden altijd langs de Roackway Cliffs. Ze besloten om hij koers te wijzigen, omdat de stroming de schepen op een één of andere manier 'naar zich toe trok'. Eén schip raakte uit koers, en dat was het goudschip, die 'Queens Ship' heette. De stroming zoog haar mee naar de rotsen. Ze raakte erdoor, omdat de stroming sterk genoeg was. Zo kwam ze terecht in het tweede meertje. Daar was een waterwelling, die niet water warm maakte, maar het juist naar zich toe zoog. Het schip werd daar naartoe gezogen, en kwam vast te zitten. Het blokkeerde simpelweg de welling. Maar doordat het niet gelijk lag, ging het water wegstromen. Bij eb is het te laag om er te komen, maar daar zul je niet eens de kans toe hebben, want dan zou je allang tegen de rotsen aan geknald zijn.

Doordat het goudschip als een kurk diende gebeurde dit: de stroming wijzigde, dus soms was het motor niet eens krachtig genoeg om er doorheen te komen. Als dat wel zo was, moest je een klein schip hebben, zoals dat van Ravol, om door de scherpe bochten heen te kunnen. Bovendien waren de meeste schippers nogal ongeduldig en knalden ze tegen de rotsen op, wat hun schip volledig deed vergaan. Heel de bemanning zonk en stierf. Zo konden ze ook niet doorgeven dat het er gevaarlijk was. Ze konden er ook niet vast blijven zitten in de bochten door de sterke stroming.

Kortom:

Door een heleboel geduld, gezag, een klein schip met sterke motor is kapitein Ravol erdoorheen gekomen.

Hierna is hij er uitgekomen met het miljard aan goud en juwelen. Hij heeft de helft aan zijn bemanningsleden gegeven. Zelf heeft hij zijn helft aan goede doelen weggegeven. Hij heeft verder een heel gelukkig leven geleid met zijn vrouw, ook al ging hij tot het onmogelijk werd, nog varen. 

Het gezegde luidt:

Een zeeman aan wal is als een vis op het droge.

Oké, die wilde ik er gewoon even in doen. Het is erg lang geleden dat ik dit boek heb bijgewerkt, zeg. Ik hoop dat jullie dit hoofdstukje over kapitein Ravol leuk vinden.

1400 woorden

RandomWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu