Maanlicht

1.2K 11 3
                                    

Proloog

Het is niet gemakkelijk om in mijn schoenen te staan, echt niet ik zweer het. Het gebeurde allemaal een aantal jaar geleden toen ik 14 jaar oud was. Dat was het moment dat ik ontdekte dat ik een gedaanteverwisselaar was. Ik had het al zwaar met mijn puberteit en toen kwam dat er ook nog bij. Mijn ouders hadden verteld dat ze helemaal niet mijn ouders waren, maar mijn pleegouders. Mijn echte ouders zouden me niet meer hebben gewild en later zijn ze ook nog gescheiden. Na een paar brieven vlak nadat ze me geadopteerd hadden hebben ze geen contact meer met mij of mijn ''ouders'' gezocht. 

Ook op school ging het niet goed. Het kwam vooral omdat ik een buitenbeentje was. Ik had helemaal geen vrienden, zat altijd alleen in de klas en niet eens contact met andere leerlingen. Ze vermeden me gewoon, waarom begreep ik nooit. 

De enige relatie die ik dus had was met mijn pleegouders toen ik nog niet wist dat ze mijn pleegouders waren, maar dacht dat het mijn echte ouders waren. Toen ze mij de waarheid vertelden werd onze band aanzienlijk minder sterk. 

Het probleem was dat ik dus ontdekte dat ik een gedaanteverwisselaar was. Het gebeurde op een nacht tijdens de volle maan. Ik werd wakker door een verschrikkelijke hoofdpijn. Ik wist niet waar het door kwam maar ik moest gewoon naar buiten. Toen ik eenmaal was en mijn instinct mij naar een beschutte plek had geleid begon de verandering. Het deed zo'n verschrikkelijke pijn. Het leek wel alsof al mijn botten vervormden en de vorm van een ander skelet aannamen. Al mijn spieren vormden mee samen met de rest van de inhoud van mijn menselijke lichaam. Na de pijnlijke verandering had ik poten in plaats van handen en voeten, een lange neus met een natte snuit, hangoren en een staart; ik was veranderd in een hond. 

Ik vertelde niemand en dan ook werkelijk niemand erover. Zelfs mijn pleegouders zouden me niet geloven, ook al kende ze mij al bijna mijn hele leven lang. Ik was al stil op school, maar nu was ik ook compleet stil thuis. Ik was verschrikkelijk vermagerd omdat ik door de stress bijna niks meer at. Mijn licht blonde haar had zijn glans verloren, mijn blauwe ogen hadden geen glinstering meer en mijn gezicht was hoekiger geworden. Iedere volle maan veranderde ik weer in een hond, iedere keer even pijnlijk als de eerste keer. En ik kon er niks aan doen, helemaal niks. Ik wist niet eens waarom dit gebeurde. Zo ging het door tot mijn achttiende levensjaar. 

Tot al die tijd had ik het op school volgehouden. In mijn vrije tijd had ik me volledig op school en mijn huiswerk geconcentreerd. Ik moest mijn gedachten ergens op gefocust houden. Ik stond overal heel hoog voor en werd nu eigenlijk als de nerd van de klas gezien. Gelukkig had ik mijn diploma gehaald en kon ik van school af. Mijn pleegouders dachten dat ik zou gaan studeren en ik speelde maar gewoon mee dat ik het zou gaan doen. Ik zou management gaan studeren op Yale en mijn ouders geloofde me wel dat dat zou lukken omdat ik best hoge cijfers had. Maar voordat ik mijn inschrijfformulier naar de universiteit had verzonden was ik al weg uit huis. 

Ik wilde helemaal niet meer studeren, ik wilde eigenlijk helemaal niets meer. Ik was heel erg in de war. Ik wist niet meer wie ik was, ik wist niet meer wat ik was. Ik wist niet meer of ik nog wel een mens was. Ik werd gewoon gedreven door mijn eigen instinct en reisde naar Seattle, waar mijn moeder nog gewoond had toen ze haar laatste brief schreef. Ik verbleef er in een hotel tot de nacht van de volle maan. Ik zocht het adres van mijn moeder, Claire Stevens, op en vond haar huis. Ik weet nog dat ik de deur naar binnen ging, met haar praatte en dat ik daarna veranderde. De rest van de avond was wazig in mijn hoofd. Ik weet nog wel dat ik in de vroege ochtend ergens in een steegje aan het huilen was met bloed op mijn handen en bloed op mijn mond in kapotte kleren (mijn kleren waren kapot gegaan toen ik van mijn menselijke gedaante naar mijn dierlijke gedaante overging, maar je kon ze nog dragen). 

Dat was het moment waarop Charles me vond. Mijn beste vriend en een weerwolf. Hij nam me mee naar zijn huis, verzorgde me, leerde me alles wat ik nu weet. Hij troostte me telkens als ik in een huilbui belandde wanneer ik eraan dacht dat ik mijn eigen moeder had vermoord omdat ze me ter wereld had gebracht en me daarna weer verlaten had. 

MaanlichtWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu