Hoofdstuk 5, Verdwaald.

901 10 18
                                    

En hier is dan hoofdstuk 5. Het heeft misschien  een beetje lang geduurd (een week) maar dat komt omdat ik druk was. Veel lees plezier! en vergeet je niet te stemmen, en te reageren? 

Bij een stoplicht blijf ik staan. Ik kijk op de borden of ik iets zie wat mij bekend voor komt. Maar ik zie alleen maar onbekende dorpjes op de borden staan. Dus ik besluit om naar het centrum te gaan van het dorp. In de hoop dat daar mensen zijn die mij de weg kunnen wijzen. Maar om zes uur ’s ochtends is die hoop maar klein.

Na tien minuten lopen kom ik eindelijk iemand tegen. ‘Hallo meneer’ Spreek ik de man aan. ‘Hallo meisje. Wat zie je er erg uit. Wat is er gebeurd.’ ‘Ja’ zeg ik en snikkend begin ik het hele verhaal van gisteravond te vertellen. ‘Kunt u mij de  weg wijzen’ En ik leg uit waar ik woon.’ Sorry meisje. Maar ik weet niet waar dat is.’ ‘Oké, bedankt’ Antwoord ik. En ik loop verder. Het is heel rustig op straat. Eigenlijk loopt er helemaal niemand. Maar wat wil je op een woensdag ochtend. Waarschijnlijk zijn er over een uurtje wel mensen die moeten werken. Dus dan heb ik wat meer kans om mensen tegen te komen. Opeens zie ik Kelly weer voor me staan. ‘Ik ben er achter gekomen waar je langs moet om thuis te  komen!’ Roept Kelly. ‘Maar, er is een probleem; het is hier ongeveer tachtig kilometer vandaan. En dat is dus zestien tot zeventien uur lopen!’ ‘Ow, dat red ik niet in één dag.’ zeg ik op een toon alsof Kelly dat zelf niet had kunnen bedenken. ‘Inderdaad. Het is wel heel ver. Maar ik heb een idee; als mensen zien hoe je er  uit ziet willen ze je vast wel geld voor een buskaartje geven.’ ‘Aha, slim! Maar, waar is hier een busstation?’ ‘Nou, ja dat is het volgende probleem, het dichtstbijzijnde station is een twee uur lopen.’ ‘Ow, ok dat is wel ver maar het moet maar. Kan jij me de weg wijzen naar het station?’ ‘Oké, is goed’

Als ik drie kwartier gelopen heb begin ik al last te krijgen van mijn voeten. Dat komt omdat ik redelijk snel probeer te lopen, en ik dacht dat ik het wel vol kon houden op mijn hakken. Maar zo lang valt toch erg tegen. Dus ik besluit mijn hakken uit te doen. Eindelijk kom ik weer iemand tegen. Ik ben de hele weg niemand tegen gekomen. Behalve een paar voorbij rijdende auto’s. ‘Hallo mevrouw.’ ‘Hallo meisje. Wat zie je er erg uit.’ ‘Ja’ Zeg ik net als bij de man van zeventig minuten geleden. En weer begin ik mijn hele verhaal te ver tellen. Maar nu voeg ik er aan toe dat ik graag een beetje geld wil voor een buskaartje. ‘Ow, wat vreselijk meisje. Natuurlijk wil ik je wat geld geven.’ En de vrouw haalt vijf euro uit haar portemonnee. ‘Bedankt.’ ‘Alsjeblieft, dag’ ‘Doei’ Besluit ik ons gesprek en ik loop  verder. Na drie kwartier lopen kom ik eindelijk weer in de bewoonde wereld. Dus ik vraag aan Kelly: ‘Waar is de bushalte?’ ‘Die is nog ongeveer een kwartier lopen, door het gesprek met de vrouw en omdat je op blote voeten loopt is het wat uitgelopen.’ ‘Oké, welke kant moet ik op?’ ‘De tweede straat rechts dan naar links, vervolgens de derde straat weer rechts en dan moet het daar aan de linkerkant zijn.’ ‘Woow, oké. Zeg maar als ik weer een straat in moet. Want dit kan ik niet volgen.’ Zeg ik lachend. Nog geen minuut later kom ik twee mannen tegen. ‘Hallo’ ‘Hallo meisje’ Antwoord een van de twee mannen. En de ander zegt: ‘Wat zie je er erg uit.’ En in mezelf moet ik lachen omdat alle mensen die ik tot nu toe ben tegen gekomen het zelfde zeggen. ‘Ja’ Antwoord ik. En voor de derde keer leg ik mijn verhaal uit. En weer voeg ik toe dat ik geld voor de bus nodig heb. ‘Woow, dat is heftig.’ Zegt een van de twee mannen. En alle bij halen ze twee euro uit hun portemonnee. ‘Bedankt.’ ‘Oké, dag’ Zeggen de mannen. ‘Tot ziens’ Besluit ik het gesprek. En weer loop ik verder.

Eindelijk kom ik bij de bushalte aan. Daar zie ik een bord staan met de tarieven. En de haltes waar de bus stopt. Ik zie dat het kilometertarief 0,132 cent is. En het is waarschijnlijk ongeveer honderd kilometer naar mijn huis. Omdat de bus niet rechtstreeks gaat. Dus ik moet ongeveer dertien euro betalen. Ik heb nu negen euro van de voorbijgangers gekregen. Dus ik hoop dat de buschauffeur mijn situatie begrijpt en mij voor negen euro mee laat reizen. Nu kijk ik even op de borden hoe vaak ik over moet stappen. Dat is in totaal één keer. De eerste keer moet ik ongeveer zes euro betalen. En de tweede keer ongeveer dus ongeveer 7 euro. Op het digitale bord staat dat de bus die ik moet hebben over zesentwintig minuten komt. Dus ik neem plaats op het bankje in het bushokje. Na een tijdje komt er nog iemand aan gelopen, die wil schijnbaar de zelfde bus nemen als mij. En komt naast mij zitten. ‘Hallo meisje, wat zie jij er erg uit. Als die schrammen over je hele lichaam.’ ‘Hallo meneer.’ En voor de zoveelste keer vertel ik het hele verhaal van gister avond. En ik voeg er aan toe: ‘Heeft u misschien vier euro voor mij? Want dan kan ik mijn kaartje voor naar huis helemaal betalen.’ ‘Natuurlijk.’ En de man geeft me vier euro. ‘Bedankt’ ‘Graag gedaan.’ En zwijgend zitten we naast elkaar op het bankje. Op het digitale bord zie ik dat het nog dertien minuten duurt voordat de bus komt. Langzaam komen er steeds meer mensen in het bushokje. Totdat alle vijf plaatsen bezet zijn. Naast mij zit aan de ene kant die man. En aan de andere kant een vrouw en nog twee mannen. Ze hebben allemaal een netjes pak aan. Ze zijn waarschijnlijk allemaal op weg naar hun werk. De vrouw naast me begint tegen me te praten. ‘Hallo meisje. Is dat de nieuwe mode?’ ‘Haha nee.’ Zeg ik niet echt blij. En weer besluit ik mijn hele verhaal te vertellen. Maar nu voeg ik er aan toe: ‘En nu heb ik van alle mensen die ik tegen ben gekomen wat geld gekregen voor de bus.’ ‘Wat aardig van die mensen. Hier heb je wat geld voor wat eten je zult vandaag vast wel trek krijgen.’ ‘Heel erg bedankt.’ Ook de andere twee mannen die (gelukkig) mee  luisterden (zodat ik het niet nog twee keer hoefde te vertellen) gaven mij een euro. Op de klok van de bushalte zie ik dat het half negen is. Dat betekend dat de bus over ongeveer zes minuten moet komen. Ondertussen is het al helemaal licht. En rijden er al redelijk wat auto’s op de weg.

Eindelijk komt de bus. De bus is nog heel leeg. En iedereen die er in zit blijft er ook inzitten. Dus wij kunnen meteen instappen. ‘Hallo meneer’ Begroet ik de buschauffeur. ‘Hallo meisje. Wat is er met jou gebeurd.’ Ik heb geen zin om nog een keer het verhaal te vertellen. Dus ik zeg: ‘Lang verhaal.’ Ik geef de buschauffeur het geld en ga zitten. In de bus bekijk ik mezelf nog eens goed. Ik zit  inderdaad helemaal onder de schrammen. En eigenlijk alles doet pijn. Vooral mijn voeten. Want het is geen pretje om een uur op blote voeten te lopen. En al helemaal niet over een grind pad. Er zitten nu ongeveer tien mensen in de bus. Helemaal verspreid. Want niemand heeft zin om naast een onbekende te zitten als het niet nodig is. Ik besef me opeens dat  niemand weet waar ik ben. En dat het best zo kan zijn dat Mick in grote gevaren zit. En met die gedachte begin ik te huilen. Plots komt een van de negen andere reizigers uit de bus naast mij zitten. ‘Wat is er meisje.’ Ik vertel hem het hele verhaal. En zeg: ‘Mijn verzorgers weten niet waar ik ben. En ze zijn waarschijnlijk doods ongerust. Ook mijn vriend kan nog heel erg in de problemen zitten. Mag ik alstublieft even bellen met uw telefoon  naar mijn huis?’ ‘Is goed meisje.’ De man geeft mij zijn mobiel en ik toets het nummer in van mijn tehuis. * tuut, tuut, tuut* ‘Hallo, met Mandy Jansen’ Hoor ik aan de andere kant van de lijn. ‘Hallo, met Lynn.’ Antwoord ik. ‘Hoi meisje. Waar ben je. Mick vertelde dat je ontvoerd was.’ Daarop moest ik even na denken, ontvoerd, ja eigenlijk was dat wel zo. Maar dat besef ik me nog niet echt zo. ‘Ik zit in de bus, op weg naar huis. Thuis leg ik het wel uit. Maar wat is er met Mick gebeurt?’ ‘Niet zo veel. Hij vertelde dat een man hem vast pakte. En dat ze toen jou weg namen. En dat hij weer los gelaten werd. Toen is hij op de fiets achter je aan gesprongen. Maar hij kon de auto niet bij houden.’ ‘Oké, dus er is niks met hem gebeurd. Gelukkig’ Ik voel een hele last van mijn schouders vallen. ‘Maar ik moet ophangen. Doei’ ‘Oké. Tot straks. Hoe laat kom je eigenlijk weer terug?’ ‘Ik weet het niet precies vanmiddag een keer.’ ‘Oké, is goed. Doeg’ *Tuut, tuut, tuut* Hoor ik weer. En ik geef de mobiel terug aan de man. ‘Bedankt’ zeg ik tegen de man. ‘Geen dank’ zegt de man terug.

Eindelijk zijn we aangekomen bij de halte waar ik er uit moet. Ik bedank de buschauffeur en loop naar buiten. Daar zoek ik weer een bord op om te kijken hoe laat de bus komt waarin ik moet overstappen. Ik zie dat dat nog bijna een uur duurt. Dus ik  besluit wat te gaan eten in de stad. ‘Het winkelcentrum is een straat verder.’ Verteld Kelly. ‘Oké, dan ga ik daar heen. Daar kan ik vast wel wat vinden om te eten.’ ‘Ja inderdaad.’ Dus ik loop richting het centrum. In de grote winkelstraat zie ik ongeveer zes winkels verder op een grote HEMA. Daar kan ik vast wel een broodje kopen. En inderdaad. In de HEMA hebben ze, net als in mijn stad, een klein restaurantje waar je broodjes kan kopen. Het is redelijk druk hier. Dat komt omdat het bijna half één is. Ik koop een broodje gezond, en een smoothie. En ik ga zitten aan een van de tafeltjes. Als ik het eten op heb zie ik dat het tien voor twee is. De bus komt om twee uur. Dus ik ga maar weer richting de bushalte.  Bij de bushalte is het druk.  Er zitten minstens tien mensen. Ik hoop dat ik niet hoef te staan in de bus, want dat hou ik geen twee uur vol. Om twee minuten voor twee komt de bus. Er zitten wel wat mensen in de bus. Maar volgens mij passen we er allemaal nog wel bij. Ik geef de buschauffeur mijn geld en ga zitten. Als het goed is ben ik binnen drie uur weer thuis! De busrit duurt lang. We stoppen vaak. Maar eigenlijk vind ik het niet zo erg. Het enige waar ik aan denk is dat is straks weer veilig thuis ben. Eindelijk komt de bus bij de halte aan waar ik uit moet stappen. De halte staat midden in de stad. Dus het is nog wel een kwartier lopen naar mijn huis. Maar dat is eigenlijk niks meer. Vergeleken met wat ik  al heb gelopen. Ik bedank de buschauffeur en stap de bus uit. Na een kwartier lopen zie ik eindelijk mijn huis weer. Ik ben thuis!

Dit was het dan weer voor vandaag. Hopelijk vond je het leuk. Binnenkort komt het volgende hoofdstuk. Ik weet nog niet wanneer en ik ga ook niks beloven XD.  Laat je mening even weten in een reactie. En stemmen is ook altijd welkom.

LynnWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu