Proloog

241 29 27
                                    

De schemer nam langzaam de macht over het landschap en liet de zon als een rode vuurstreep achter de heuvels verschijnen. De rode avondzon gaf een oranje gloed aan het witte gebouw dat voor de heuvel stond en uitkeek over een enorme stad, een enorm bos, tuinen en valleien. Het gebouw werd het witte paleis genoemd en als iemand naar het zwarte paleis wilde, kon dat in vier weken als die in een rechte lijn zou blijven lopen. Beide paleizen waren zo gemaakt dat ze het spiegelbeeld van elkaar waren. Daarnaast hadden ze allebei een toren die aan het paleis vast zat waardoor het leek alsof ze een gigantisch schaakstuk van de koning ingemetseld hadden. En in die toren, in het witte paleis, stond de jonge Koning naar de heuvels toe te kijken. Hij keek naar de schemer die langzaam de overhand nam en daarna plaats maakte voor de avond waarin de sterren helder leken te stralen, omdat de maan die avond ontbrak. De jonge Koning leek in gedachten verzonken te zijn terwijl hij naar het vallen van de nacht keek, maar hij hoorde alles. Ook de voetstappen die hem zachtjes naderden. Hij keek op en zag de Koningin, die hem altijd beschermde, achter hem staan. Ze maakte een imposante indruk, maar dat kwam vooral omdat ze haar harnas aan had. Op het schouderblad van haar uitrusting stond het teken van het land: een vierpuntige ster waarvan de twee punten, die horizontaal hadden moeten staan, een hoek van ongeveer twintig graden met de verticale sterpunten maakten. Door het midden van die ster was een scheiding van zwart en wit, zoals die er altijd met schaakstukken was.

'Majesteit,' zei de Koningin en de jonge Koning zag dat ze haar handschoenen, die bij haar harnas hoorden, uit had gedaan. 'Het is tijd om te slapen.' De Koning knikte en wilde zijn kroon afzetten, maar merkte al snel dat hij dat al had gedaan. Het kostbare voorwerp lag, het zij misschien een beetje verloren, op zijn grote bed tussen de melkwitte lakens. De Koningin pakte de kroon op en legde die op het nachtkastje naast het bed neer. Ze deed dat terwijl de Koning zijn warme mantel afdeed en zijn kleren verwisselde voor een pyjama. De Koningin keek toe hoe hij daarna in bed stapte en stopte hem in. Ze haalde zijn witte haar voor zijn bruine ogen vandaan en uit zijn bruine gezicht. Daarna boog ze voorover en plantte een kus op zijn voorhoofd.

'Slaap lekker,' zei ze en haalde haar handschoenen tevoorschijn die ze aantrok.

'Idaiya?' zei de Koning vragend, de koningin keek op.

'Wat is er?' De Koning keek weg en een pluk van Idaiya's zwarte haar viel achter haar linker oor vandaan.

'Ik durf niet te slapen...' fluisterde de jonge Koning die niet ouder dan negen kon zijn.

'Waarom is dat zo?' vroeg Idaiya terwijl ze het licht uit deed. Toen het licht eenmaal uit was leek ze door haar bleke huid en witte harnas bijna wel een geest.

'Ik weet niet,' gaf de Koning eerlijk toe en draaide zich op zijn zij.

'Je hoeft nergens bang voor te zijn,' zei de Koningin, zijn beschermvrouw. 'Ik sta de wacht. Er zal niks gebeuren.' Ze glimlachte, al was dat bijna niet te zien in de donkere kamer.

'Welterusten Idaiya.'

'Welterusten Majesteit.' Daarna verliet ze de slaapvertrekken en deed ze de deur stevig achter zich dicht. De Koning zuchtte. Meestal viel hij bijna meteen in slaap, maar in deze maanloze avond leek de slaap niet te willen komen. Het werd steeds donkerder waardoor hij wist dat alle lichten van het paleis langzaam een voor een uit werden gedaan. Uiteindelijk bereikte de nacht zijn donkerste punt en was het enige licht dat de Koning zag afkomstig van de sterren die hij door zijn raam kon zien. Zijn ogen gingen naar de deur waarvan hij wist dat aan de andere kant de Koningin stond, zijn Koningin, zijn beschermster in tijden van goed en kwaad. Ze zou altijd aan zijn zijde staan totdat hij te oud zou worden voor het koningschap, maar dat zou nog wel wat jaren duren.

Langzaam vielen uiteindelijk toch de oogleden van de Koning naar beneden terwijl hij zijn hoofd dieper in het zachte kussen nestelde. Maar zijn ogen sprongen open toen hij voetstappen hoorde die hij niet herkende. Ze waren zwaar, veel zwaarder dan de voetstappen van een Koningin in volle uitrusting. Daarna hoorde de jonge Koning een stem een die hem later in zijn nachtmerries zou achtervolgen. Idaiya zei iets terug al was het niet te verstaan wat dat was. Plots begon de koning te rillen van angst, maar ook van nieuwsgierigheid. Dat laatste kreeg de overmacht en daarom stapte de Koning op blote voeten zijn bed uit. Hij sloop de hele afstand van zijn bed naar de deur en legde zijn oor tegen het witte hout van de deur aan. Nog steeds waren de stemmen onduidelijk, maar het was helder dat de onbekende een indringer was. Pas toen een zoefend geluid de Konings oren bereikte, wist hij dat er iets mis was. Geschrokken duwde hij de deur open.

'Stop!' gilde hij en zag het bloed voor zijn ogen de lucht in vliegen.
De onbekende keek hem geschrokken aan waardoor Idaiya de kans had hem te verwonden met haar zwaard. Maar het was niet zo fataal als de wond die hij bij haar aangebracht had. De man schreeuwde en woedend trok hij zijn zwaard weer. De Koning stond als bevroren en zag hoe de vreemdeling het hoofd van zijn Koningin afhakte en daarna het lichaam bloederig op de grond liet zakken. De indringer richtte zich nu tot de Koning, maar kon niks uithalen doordat de wond, die Idaiya hem had aangebracht, hem te veel werd. Zijn enige optie was wegrennen, want de versterking had het geschreeuw gehoord.

Toen een Bisschop en een Paard de gang in kwamen gestormd, was de indringer al weg. Het tafereel was bloederig en ze sloegen ze uit onmacht hun handen voor hun mond. Hoe kon de sterkste Koningin vermoord zijn?

• • •

'Hij praat niet meer. Hij eet niet meer,' zei de Bisschop zuchtend en voelde zich verslagen. 'Wat kan ik doen?' Het Paard dat steeds naast haar stond haalde zijn schouders op.

'Ik denk dat we een nieuwe Koningin nodig hebben,' zei hij uiteindelijk.

'Ja, want die komt zo een twee drie uit de lucht vallen,' zei de Bisschop en sloeg haar armen uit frustratie over elkaar. 'En naar de stad gaan duurt bijna twee weken om daar te komen!'

'Dan moet er nu een boodschapper vertrekken,' zei het paard en keek om zich heen, opzoek naar iemand die dat zou kunnen doen. 'Een Paard zou het snelst zijn.' De Bisschop knikte.

'Daar heb je gelijk in,' zei ze. 'Wil jij het doen?'

'Ik zou graag willen als ik niet nog een stel andere centauren tot Paard moet trainen,' antwoordde hij. 'Maar ik kan de snelsten voor je uitkiezen.'

'Snel en sterk hoop ik,' zei de Bisschop daarop. 'Het is niet het veiligste bos dat er is.' Het Paard knikte en liep even later in een draf weg. De Bisschop ademde zwaar uit en begon haar klim de trap van de koningstoren op.

'Majesteit?' vroeg ze en klopte op de deur. Na geen gehoor te krijgen duwde ze de deur langzaam open. De kleine Koning zat bij het raam en keek verloren naar buiten.

'Majesteit,' herhaalde de Bisschop nog een keer en zuchtte. 'We gaan een bericht naar de stad sturen voor hulp,' zei ze. 'Over iets van vier weken zullen er pas mensen komen die Koningin kunnen worden.'

'Kunnen worden,' zei de Koning zacht en draaide zich met tranen in zijn ogen om. 'Niemand kan zomaar Koningin worden! En niemand kan zomaar Idaiya's plaats innemen!' De tranen dropen in grote hoeveelheid zijn kin af.

'Dat weet ik,' zei de Bisschop en probeerde de Koning te kalmeren. 'Maar u heeft wel bescherming nodig.'

'Ik mis Idaiya,' zei de Koning jammerend en stortte zich even later in de armen van de Bisschop. 'Ik wil geen nieuwe Koningin.'

'Dat begrijp ik,' zei de Bisschop en aaide de Koning over zijn rug. Even later werd er weer op de deur geklopt en het Paard waar de Bisschop niet lang geleden mee gesproken had, kwam binnen.

'Majesteit,' zei hij en boog. Daarna richtte hij zich tot de Bisschop. 'Er zijn twee die zich vrijwillig opgeven.' De Bisschop knikte en de Koning keek ze verbaasd aan.

'Waarvoor?' vroeg de Koning.

'Om bericht aan de stad te geven over de situatie,' het Paard haalde even adem. 'Daarnaast willen er een stel samen met een toren het zwarte paleis bezoeken voor antwoorden.' De Koning keek verschrikt.

'Je denkt dat ons zuster paleis hier achter zat?' vroeg hij angstig terwijl de tranen nog niet gestopt met stromen waren.

'Er is een kans,' zei het Paard. 'Maar dat zegt niet alles.'

'Laat ze zo snel mogelijk vertrekken,' zei de Bisschop en keek naar de Koning. 'Maakt u maar geen zorgen, we zullen de moordenaar vinden.' De Koning knikte en veegde uiteindelijk zijn tranen snikkend weg. Even later gaf het Paard hem een zakdoek en snoot hij zijn neus.

'Bedankt,' zei hij en gaf de zakdoek weer terug.

'Als er meer nieuws is,' zei het Paard en vouwde de zakdoek weer op. 'Laat ik het u meteen weten.' De Koning knikte weer.

'Ik hoop snel van u te horen.'

• • •

Woorden: 1565
(Dus nog minimaal 23435 woorden te gaan)

Het spel van de KoninginWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu