IV Geen gezeik, we gaan gewoon die huifkar in

106 22 38
                                    

IV Geen gezeik, we gaan gewoon die huifkar in

Jerrai voelde de adrenaline naar zijn hoofd stijgen terwijl hij steeds snel om het hoekje keek. De zon was net halverwege de heuvels achter het zwarte paleis. Dat betekende dat de paleis groep elk moment kon vertrekken met de vijf tieners die aan waren komen lopen en natuurlijk hadden die vijf achttien- en negentienjarige nog geen klasse. daarnaast kwamen hun ouders waarschijnlijk uit of de Bisschop of de Toren klasse en er waren geen centauren bij... Hoe Jerrai en Marrin wisten dat ze uit een hogere klasse kwamen kwam door een klein detail: de kleren. In vergelijking tot de tweeling zagen de klasseloze er als vorsten uit. Hun kleren waren in een net grijs of beige met zilveren of gouden randjes bij de kraag en de mouwen van hun shirts en vestjes. Jaloers keek Jerrai naar ze en wilde daardoor al te meer mee naar het hof.

'Hoe gaan we ongezien met ze mee?' vroeg hij aan zijn zus terwijl hij opties probeerde te vinden in de voorwerpen die hij op het plein zag. 'Niks is onopvallend genoeg...' Marrin keek mee om het hoekje en zag de groep langzaam van het plein aflopen.

'Ik denk dat we ze eerst moeten volgen en dan maar op een idee moeten komen,' zei ze en Jerrai wist dat ze niet echt een andere keus hadden. Dus slopen ze van schaduw naar schaduw en verplaatste ze zich langs de muren van de gebouwen die aan het rand van het plein stonden. Het plein van het lot -hoe kon het ook anders heten- was gelukkig niet al te groot en al snel volgden Jerrai en Marrin de paleis groep op de voet. De groep ging in de richting van Het zwarte Paard dat pompeus in de verte keek.

'Ze zeggen dat eens in de zo veel jaar de schaakstukken verplaatsten,' zei een van de Bisschop kinderen en daaruit wisten Jerrai en Marrin dat ze te dichtbij waren. Ze namen wat afstand, maar konden de stemmen nog wel duidelijk horen in de ochtend stilte.

'Volgens mij is dat onzin,' zei een ander en lachte. 'Hoe kan je in hemelsnaam zo'n gigantisch stuk gaan willen verplaatsen?' Daar had de ander niks op te zeggen en Jerrai hoorde aan hun voetstappen dat de twee achterop de groep geraakt waren en ze nu in moesten halen.

'Waar gaan ze echt heen?' vroeg Marrin fluisterend.

'Het rand van het bos lijkt wel...' zei Jerrai en zijn ogen vingen opeens iets op.

'Je ziet iets?' vroeg zijn zus die zijn trekjes maar al te goed kende. Jerrai knikte.

'Ja, daar tussen de struiken,' zei hij en wees vaag een richting op. Marrin die zijn vage wijzen gewend was, zag meteen wat hij bedoelde en glimlachte tevreden. Er stond een grote huifkar tussen de bomen in.

'Dat is inderdaad iets... Maar hoe komen we daar ongezien?' Jerrai dacht na en wist dat de tijd begon te tikken. Daarna gebaarde hij Marrin dichterbij te komen en wees naar een groep struiken.

'Daar doorheen en een kleine bocht naar rechts. Het zou moeten lukken,' zei hij en wist dat ze nu moesten lopen. Gelukkig had Marrin hetzelfde idee en ze zetten tegelijkertijd koers naar de huifkar toe. De hof schaakstukken waren ver genoeg zodat Jerrai en Marrin niet gezien werden op het traject van de rand van de stad naar de struiken toe. Eenmaal in het groen schoven ze voorzichtig naar voren, maar haalden daardoor wel een paar schrammen op.

Ze waren nu dichtbij, heel dichtbij en konden de kar bijna aanraken. Maar het was nog te gevaarlijk. De Toren die hen een tijdje geleden weg had gestuurd stond naast de huifkar te praten met het Paard dat de tweeling de vorige dag op een houten krat had zien staan.

'Zouden er ook centaur vrouwen zijn?' vroeg Jerrai zijn zus zacht zodat ze niet gehoord konden worden.

'Ik hoop het wel,' zei Martin zacht terug en was erover eens dat het raar was dat alle Paarden man waren of de vrouwen leken op mannen, dat kon ook. De Toren, Kalimda, keek opeens om richting de struiken en Marrin en Jerrai hielden hun adem gespannen in.

Het spel van de KoninginWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu