VI Een appel tegen je kop is soms pijnlijker voor degene die niet geraakt word

91 22 6
                                    

VI Een appel tegen je kop is soms pijnlijker voor degene die niet geraakt word

Een steek schoot door Jerrai's hart en hij slikte. Nu kwam het, ze hadden het verpest. Hij had nooit moeten voorstellen te gaan schaken. Het was een vervloekt spel bleek maar weer.

'Ik stel voor, dat jullie gewoon bij de rest gaan liggen,' zei Roman.

'Wat?' zeiden ze in koor. Dat hadden ze niet verwacht. Alles behalve om eerlijk te zijn.

'Het gras ligt ten eerste veel lekkerder en het stink er niet zo,' antwoordde Roman gewoontjes.

'Dus u stuurt ons niet terug?' vroeg Jerrai verbaasd. Roman schudde zijn hoofd.

'Waarom zou ik? We zijn te ver van de stad verwijderd om terug te gaan,' zei hij. 'En daarnaast kan ik jullie moeilijk alleen laten. Er lopen hier wezens rond die je liever niet tegen het lijf wilt lopen...'

'Dus we mogen mee naar het paleis?' vroeg Marrin verbaasd, omdat ze het net zoals haar broer niet kon geloven. Roman knikte weer.

'Daar geven we jullie ook nieuwe kleren... Als jullie dat niet erg vinden natuurlijk,' zei hij daarop.

'Nieuwe kleren?' zei Jerrai en keek naar zijn oude vodden. 'Wauw, het lijkt wel een droom...'

'Geen addertje onder het gras hoop ik?' vroeg Marrin daarna snel. Roman schudde van nee.

'Dat zou ik niet durven.'

'Dan,' zei Jerrai. 'Is dit het beste verjaardagscadeau dat ik ooit heb gehad!' Roman lachte en stond voorzichtig op.

'Als jullie me dan volgen,' zei hij en stapte soepeler dan je zou verwachten de huifkar uit. Jerrai keek Marrin glunderend aan en zij keek even stralend terug. Daarna sprongen ze beide de kar uit en gingen ze achter Roman aan, die plots een stuk groter leek.

De huifkar was aan de rand van een kleine open plek neergezet en in het midden van de open plek stond een vuur met enkele vlammen. Bij het vuur zat een centaur met een gevlekt lichaam de vlammen in de gaten te houden. Al zou hij ook best door de vlammen gehypnotiseerd zijn in plaats van dat hij een oogje in het zeil hield.

'Ara?' vroeg Roman en de centaur keek van het vuur op. Toen ze eenmaal opkeek zag Jerrai dat het geen man, maar een vrouw was. Een klein beetje ongemakkelijk was die realisatie wel en hij keek naar Marrin.

'Ze bestaan dus wel,' fluisterde hij zo zacht dat Marrin zijn lippen moest lezen om te weten wat hij zei. Gelukkig kon ze dat deels en ze knikte.

'Inderdaad,' zei ze daarna zacht en Roman keek naar ze om.

'Ik heb jullie namen nog niet gevraagd,' zei hij, maar zijn stemgebruik was zo dat niemand er wakker van zou kunnen worden.

'Ik ben Marrin,' zei Marrin en keek eerst Roman en daarna Ara aan.

'Ik ben Jerrai,' zei Jerrai en keek de twee Paarden ook een voor een aan. Roman knikte.

'Ik ben Roman en dat is Ara,' zei hij en Ara stak als begroeting haar hand op. De tweeling zwaaide terug. 'Ga bij het vuur zitten zou ik zeggen.' Jerrai en Marrin lieten zich dat niet twee keer zeggen en zochten een gras hoopje uit dat er zitbaar uitzag.

'Er zijn een paar kleine dingen die ik jullie even voor moet leggen,' zei Roman toen ze zaten en hij ook zijn paardenlichaam erbij neerlegde. 'Kalimda zal niet blij zijn met het feit dat jullie hier zijn.'

Het spel van de KoninginWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu