19. Dag 2.

417 33 4
                                    

'Ren! Ren!' Ik schrik wakker uit mijn slaap. 'De mist is giftig! Rennen!' Verdwaasd kijk ik om me heen. Iedereen begint als een gek te rennen, maar mijn benen willen niet. Ik sta aan de grond genageld. 'Gale, kom!' hoor ik iemand schreeuwen. De mist komt dichterbij. Hoezo, de mist is giftig? Hij doet toch niks? Katniss pakt me bij mijn arm, maar de mist raakt mijn hand. 'Aaaaah!' schreeuw ik keihard. Verdomme, dat deed pijn! Er verschijnen witte bultjes op mijn handen en langzaam begint er pus uit te stromen. Dat was mijn teken en Katniss en ik rennen naar de andere. De pijn is verschrikkelijk. Het steekt en de bultjes jeuken. De mist raakt nog een paar keer mijn benen en ik heb in de gaten dat ik een beetje ga stuiptrekken. Als een idioot begin ik nog harder te rennen, maar mijn been steekt alle kanten op. Ik huppel als een paard naar de andere, waar we heel even veilig zijn. Iedereen kijkt elkaar verdwaasd aan en Johanna loopt te vloeken. Ik kan alleen nog maar denken aan de pijn in mijn been. Het doet zo'n pijn! Opeens horen we geschreeuw. Er klinkt een kanon. Opeens verschijnt er iemand uit de struiken. Hij loopt ook de strompelen en hij huilt. Johanna schijnt hem te herkennen. 'Finnick!' Finnick valt op de grond en begint te huilen. De mist komt alleen langzaam dichterbij. 'Rennen!' schreeuw ik. Wiress en Beetee rennen alweer weg en Katniss en ik helpen samen met Johanna Finnick overeind. 'Kom op, Finnick!' gilt Johanna. De mist komt dichterbij. En het is al te laat. De mist raakt nog een keer mijn benen en dit keer de benen van ons allemaal. Iedereen schreeuwt en Finnick staat eindelijk op. Op elkaar leunend strompelen we zo snel mogelijk verder. Het is heel moeilijk om te lopen. Mijn been gaat steeds spastischer doen. De mist is op onze hielen en elke seconden krijg ik er wel een bultje bij. Alles word steeds waziger. Ik ben er niet meer echt bij. 'Gale?' hoor ik iemand roepen. 'Gale, bij ons blijven!' Ik voel me verdoofd en val bijna op de grond. Het is dat ik op de andere leun, anders was ik allang gevallen. Ik merk alleen nog dat ik van een soort heuvel afrol, met de andere die langs me rollen en dan word alles zwart.

'Rol hem erin!' 'Hij is zwaar, hoor.' 'Het zou toch moeten gebeuren.' Getrek. Ik voel iets nats. Ik plof in water. De pijn die er nu volgt is nog niks bij dat van daarnet. Ik schreeuw als een speenvarken. Mijn hele lichaam schokt. Het pikt nog steeds. Maar dan merk ik iets. De bultjes verdwijnen! Ze gaan weg! Iemand wast de bultjes weg. 'Gale, word wakker,' hoor ik de persoon snikkend fluisteren. Ik durf mijn ogen niet open te doen. Er zitten nog bultjes op. Opeens word ik door de persoon onder water geduwd en de bultjes verdwijnen. Het lijkt wel of de persoon gedachtes kan lezen. Ik kom weer boven en open heel zachtjes mijn ogen. 'Gale!' gilt de persoon. Ik zie het gezichtje. Het volmaakte gezichtje van Katniss. 'Je leeft!' Ik word geplet van het knuffelen. 'Kun je opstaan?' hoor ik nog een bekende stem vragen. Het is Johanna. Ik knik. Mijn benen luisteren eindelijk weer eens naar mij en langzaam sta ik op. Even ben ik weer duizelig, maar alles word langzaam weer helder. Iedereen zit in een kringetje. We zitten nog steeds in het pikdonkere oerwoud, naast een klein meertje zout water. Katniss geeft me een blad met zoet water uit een boom en gulzig klok ik het naar binnen. Even lijkt alles weer vredig. Maar ook dat is maar voor een paar minuten.

We zitten nog steeds in een kringetje als Finnick opeens in paniek naar boven begint te kijken. ‘Finnick?’ vraagt Johanna. Maar we hoeven geen antwoord op de vraag als we naar boven kijken. Grote apen kijken ons met niet-natuurlijke ogen aan. Ze hebben ontzettend grote tanden. Het zijn een soort bavianen, alleen dan groter. Ze lijken me ook niet echt zachtaardig. Dat gevoel word al snel bevestigd als een aap opeens keihard begint te schreeuwen. Hij ontbloot zijn mega tanden en iedereen rijkt naar zijn wapens. Ik ontdek ook dat er steeds meer apen verschijnen. Het worden er met de seconden steeds meer. Iedereen kijkt in paniek om zich heen. De apen staan in een houding om elk moment aan te gaan vallen. Wij ook, trouwens. Tot dat de eerste aap op Johanna springt. Johanna laat zich niet kennen en gooit haar bijl met een rot snelheid in de aap. De apen beginnen allemaal aan te vallen en dan weet ik wat het zijn. Multilanten.

Lang tijd om na te denken heb ik niet. Een aap rent op me af en ik hak zo zijn kop van hem af. Alweer twee andere apen springen op me af. Finnick gooit zijn drietand en ik sla wild in het rond met mijn mes. Ik tast in het donker naar de andere pijl en boog, en vind hem al snel. Ik pak de wapens en schiet en hak op alle apen die ik maar zie. Ik heb al snel door dat we geen kans maken. Het worden er steeds meer. Het houdt gewoon niet op. Ik maak nog meer apen af. ‘Rennen!’ gil ik na een tijdje zo hard als ik kan. ‘Naar rechts!’ Iedereen slaat apen uit de weg en we beginnen te rennen. De apen springen steeds op ons, maar samen jagen we ze weg. Het wordt een apenbloedbad. Ik ren keihard naar rechts, waar voor mijn neus steeds meer apen verschijnen. Ik schiet verschillende pijlen en spring en ren weer keihard verder. Iedereen rent achter me aan. Veel apen vallen neer, maar er komen er net zo hard weer terug. Opeens valt me iets op. We rennen nu in een soort andere helft van de jungle. Iedereen staat al in het gebied, maar de apen kunnen er niet door. We staan veilig (nou ja, veilig) in een soort koepel. Het is geen krachtveld; als je het aanraakt, doe je je geen pijn. Maar je kunt er niet door heen. Verdwaasd kijk ik iedereen aan. De apen hebben door dat ze niet bij ons kunnen komen en rennen weer weg. De apen zijn net zo hard verdwenen als ze gekomen zijn.

‘Wat waren dat?’ vraagt Katniss angstig. ‘Vast weer zo’n “leuk” idee van President Snow,’ zegt Johanna chagrijnig. Ik zie dat iedereen zweet van het rennen en ik heb ook verschrikkelijke dorst. Volgens mij iedereen. Ze kijken allemaal uitgedroogd. Ook zit ik onder het bloed. Echt, gadver, zo vies. Dat is nep apen bloed, denk ik. Iedereen kijkt omhoog en opeens verschijnen er wolkjes. Zouden ze ons nu eindelijk iets gunnen? Iedereen kijkt gulzig omhoog en het begint langzaam te regenen. In het pinkdonker valt er liters water naar beneden. Het gaat heel hard en iedereen houdt zijn mond wagenwijd open. Ik ook. Het is bijna bij me en het eerste water valt in mijn mond. O…. o nee. Dit kan niet waar zijn! Het is geen water. Het is bloed.

Ik sta even versteld en het bloed gutst verder mijn mond in. Ik begin te kokhalzen. Het is warm, rood, vies bloed. Iedereen lijkt het door te hebben en ik zie dat Finnick al aan het overgeven is. Ik hou het zelf ook lang niet meer uit. Ik val van de buikkramp op de grond en gooi alles wat ik vanochtend heb gegeten uit me. Het bloed blijft maar door gaan. Het valt serieus met bakken uit de hemel. Uit de nep hemel dan. Als ik denk dat ik echt gewoon niks meer in me heb, ga ik weer staan. Ik sta wankelend toe te kijken hoe iedereen word onder geregend door het bloed en vervolgens begint over te geven. Ik sta zelf ook nog te kokhalzen. Het is dat ik niet meer kan overgeven, anders had ik het allang gedaan. Het bloed drijft door mijn pak heen en komt op mijn lijf. Het stinkt ook gewoon naar echt bloed en het is heel warm. Ik kokhals rond en besef dat we moeten gaan. Duizelig zoek ik steun aan een boom. ‘We…’ roep ik kokhalzend. Ik kan gewoon niet fatsoenlijk meer praten. ‘We moeten gaan!’ Ik haal weer even een pauze om een beetje braaksel uit te kotsen. ‘Naar het strand!’ Ik zoek wankelend naar Katniss en vind haar brakend in de struiken. Het is gewoon zo ontzettend vies hier. Het ligt hier gewoon onder de kots en bloed. Duizelig trek ik haar mee en zie in de verte het strand al liggen. Johanna en Finnick strompelen achter ons aan en ik zie dat Beetee Wiress met zich mee trekt. Gelukkig komen we na een tijdje bij het strand aan en iedereen valt op de grond.

Het is vreselijk. Iedereen voelt zich vreselijk. We liggen wel een half uur gewoon uit te rusten. Het wordt ook alweer langzaam licht. Na een tijdje sta ik langzaam op. Ik moet me schoonmaken. Finnick loopt achter me aan en ik plons in het water. Het water is koel en fris. Ik voel me al een stuk beter als ik in het water lig. Katniss plonst hijgend naast me neer en samen zwemmen we een stukje verder dan de andere. Ik ben zo verdoofd en voel me zo vies dat ik mijn hele pak uittrek. Ik trek hem helemaal uit en plons weer in het water. Katniss doet hetzelfde en plonst naast me neer. Misschien raar, maar ik schaam me niet voor Katniss. Daar ken ik haar al lang genoeg voor. Het is alleen heel vervelend dat heel Panem me nu ziet. Ik steek mijn middelvinger in de lucht en begin me daarna schoon te schrobben. Ik was al het bloed van me af. Ik wil gewoon geen spoor meer op me hebben. Als ik schoon ben, begin ik mijn pak te wassen en kleed me daarna weer aan. Eerdat ik klaar ben is Katniss ook klaar en samen zwemmen we terug naar het strand. Johanna, Finnick en Beetee hebben zich ook al gewassen, maar Wiress zit opgekruld op de grond. Ze mompelt wat. ‘Tik tok….’ ‘Tik… tok…’ Ze kijkt verdwaasd voor zich uit. Vragend kijk ik Beetee aan. ‘Wat is er met haar?’ vraag ik aan hem. ‘Ze is in shock,’ zegt hij op doodnormale toon terug. Ja, ik denk dat we dat allemaal zijn.

Heellooowww,

Stukje van 1745 woorden, surprise J

Enjoy <3 XXXX

Gale's Games ~Part 2Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu