Hoofdstuk 13

40 2 0
                                    

Ze schudt haar hoofd. Ik probeer niet naar de blauwe plekken te kijken. Het doet godverdomme veel zeer om haar zo te zien. Ik wou dat ze me vertelde welke gore klootzak dit op zijn geweten heeft.

"Je was met Wim." "Ja." Ze klinkt alsof ze er spijt van heeft. "Oude gewoontes," ze zegt het met een zuur gezicht.

Ik wil haar kussen. Als ze me daar tenminste permissie voor geeft. Iets wat ik wel hoop te krijgen.  "Wat?" Ze lacht naar me. "Als je gewoon eerlijk was, zou dit allemaal zo veel makkelijker zijn." "Ik ben eerlijk," ze kijkt me niet aan als ze het zegt.

"Mckenzy." "Ik kan het je niet vertellen, nu blij." Ik ben niet blij.
"Altijd." "Je bent onmogelijk. Absoluut onmogelijk." "Voor jou ja," zeg ik haar met een knipoog. Het rood op haar wangen is een welkome afleiding.

"Waar kijk je naar?" "Naar je borstkas," antwoord ik haar stoïsch.
"Lul." "Heb ik ja." "Twintig centimeter naar binnen ja." "Moet ik mijn mannelijkheid aan je bewijzen?"

"Er valt toch niets te zien, ik spreek uit ervaring." Oh jij feeks. Fantastische feeks. "Mckenzy, alsjeblieft." "Wim liet zichzelf gaan, dat is alles." Wim. Ik kan hem wel vermoorden. Hoe durft hij vrouwen zo te behandelen. Mijn moeder heeft me altijd gezegd vrouwen te behandelen of ze allemaal individuele geschenken uit de hemel zijn. Mijn moeder gelooft in engelen en demonen. Ik denk dat ze tegenwoordig alleen nog maar in demonen gelooft. En dan vooral die van haarzelf. De demonen die ze niet onder ogen durft te komen, degenen waar ze elke dag in contact mee moet komen, degenen waar ze nooit meer in contact mee wil komen.

"Het doet zeer." "Wat doet zeer lieverd?" "Alles." Ze klinkt uitgeput. Niet het soort uitputting wat een goede nachtrust verhelpt. Het soort uitgeput wat alleen maar verholpen wordt, als er een einde aan wordt gemaakt. Ik vrees voor het meisje voor me. Ik ben zo bang dat ze zichzelf wat aan doet. Ik ben beschadigd maar Mckenzy is gebroken.

Het is angstaanjagend dat een adolescent persoon als zo door zijn leven gaat, met zo weinig wilskracht, dat het noch een wonder is dat ze op staat in de ochtend. Als ik weer opkijk, zie ik dat ze met haar vingers lijnen volgt die in mijn lakens liggen. Opeens geneer ik me dood, de was doen kost veel geld, de dekens zijn al drie tot vier weken niet verschoond.

Ik kan niet anders doen dan lachen. Hardop. Ze kijkt me geschrokken aan, het is immers het holst van de nacht. "Nathan?" Ik antwoord niet en klap zelfs in mijn handen. Ik kan deze lachbui niet meer stoppen. Voor mij staat het meisje van mijn dromen en wat doe ik? Niets. Ik lach mezelf en mijn sneue leven hard in het gezicht uit. Ik vraag me af waar mijn vader is vanavond. Bij die vrouw die mijn halfbroertje of halfzusje in haar baarmoeder draagt, of bij een andere vrouw, eentje waarvan hij nog gewoon weg kan lopen.

Mckenzy zucht diep en tilt mijn lakens omhoog voor ze eronder kruipt. "Nathan kom hier." Ze kijkt me afwachtend aan en ik stop met lachen. Opeens is het akelig stil in mijn kamer. Ik kan het gesnik van mijn moeder horen, een geluid wat in mijn trommelvliezen gekerfd is. Ik voel me verslagen, ik loop voorzichtig naar mijn bed toe en ga onder de dekens liggen, ver van Mckenzy af.

Mijn ademhaling is onregelmatig en ik probeer me te kalmeren, maar het werkt niet en het voelt alsof ik een hap glas in slik elke keer als ik diep inhaal. "Nathan, gaat het?" Nee. Het gaat godverdomme niet, Mckenzy Fiori, en dat zal het nooit gaan omdat ik in deze buurt woon, met deze mensen samen woon en dit leven leid.

Ze schuift dichter naar me toe. "Nathan, kalmeer. Ik ga je niets aandoen." "Ik ben niet bang, ik krijg gewoon tijdelijk even moeizaam lucht binnen, als ik straks blauw word, moet je het zeggen." Ze giechelt. Dat stopt mijn zelfmedelijden. Wat een pracht geluid.

Ik wil het nog eens horen. Ik moet het nog eens horen. Dat schelle compleet niet melodieuze geluid is als een boei die me toegeworpen wordt, terwijl ik probeer met mijn hoofd boven water te blijven in de storm. Het is een levenslijn, waar ik nog een keertje aan moet trekken zodat ik me verder van het gevaar zal bevinden.

Ze schuift net zolang dichterbij tot ze tegen me aanligt. Haar hand vindt de mijne en ik houd gespannen mijn adem in. "Nathan?" "Ja lieverd?" "Dankjewel dat ik hier mag blijven."

Wat ze dan doet, zorgt ervoor dat mijn hart zich binnen in mijn borstkas over zijn toeren laat gaan; ze legt haar hoofd op mijn borstkas en sluit haar ogen, ze plaats mijn arm om haar middel heen en duwt zichzelf nog steviger tegen mij aan.

Ze ruikt naar kokosnoot en vanille. Twee bijzonder zoete luchtjes. Ergens wijzen die twee luchtjes op een metaforische onschuld. Volgens mij is Mckenzy door een zeer tekende gebeurtenis helemaal van de rails afgeraakt.

"Welterusten Nathan," fluistert ze tegen me. Het geluid wat uit haar mond komt vult de verder lege kamer, wat me even doet opschrikken, maar dan ontspan ik weer omdat alles in orde gaat komen omdat Mckenzy hier is en ik eindelijk het idee heb dat ik weer kan ademen, en kan genieten van de lucht die mij omringt.

De lucht om mij heen verstikt me niet langer, maar lijkt me met open armen te ontvangen, te verwelkomen in haar paradijs van de levende, ademende organismen.

Ik trek mijn armen nog wat steviger om haar middel heen, bang dat als mijn greep verslapt, ik haar zal verliezen, dat ze van me weg glipt.

Ik verplaats mijn gewicht een beetje op het matras en buig mijn hoofd een beetje, dan kus ik haar kruin lichtjes.
Ze beweegt haar hoofd en duwt haar wang steviger tegen mijn borstkas aan.

Wat wil je later worden? Gelukkig. Wanneer ben je voor het laatst gelukkig geweest? Vanochtend toen ik met de vrouw van mijn dromen in mijn armen lag te slapen.

A/n

Hi! Ik typ dit terwijl het half twee in de ochtend is, alle spel- en typfouten komen daardoor en het feit dat ik op mijn telefoon schrijf,
hopelijk vond je het hoofdstuk een beetje leuk!

Sorry dat het zo lang heeft geduurd!

X,

Fleeingpeanuts

Mr. Arrogant & Mvr. DivaWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu