Het uitje

267 17 3
                                    

Ik voel een paar armen mij hard door elkaar schudden. 'Nog een paar minuten', kreun ik. Terwijl ik mij omdraai, om weer te gaan slapen. 

'Daar komt niks van in', hoor ik iemand zeggen. De dekens worden ruw van mij afgerukt. 'Oke, oké ik ben al wakker', zeg ik gapend. 'Wat is er aan de hand?'
Naast mijn bed staat Noka met zijn armen over elkaar geslagen. 'Je bent echt erg!'
'Wat?' vraag ik, terwijl ik het slaap uit mijn ogen wrijf. 'Je had beloofd om vandaag samen met mij te gaan vissen, weet je nog? Om zes uur in de keuken.'
'Ik heb mij verslapen, hé?' Ik kijk zuur. Dit overkomt mij ook weer.
Hij lacht, 'Nee het is half zes, maar als ik je niet wakker had gemaakt wel.'

'Wacht even, wat?' Ik gooi een kussen naar zijn hoofd, die hij lachend ontwijkt. 'Ik haat je!'
'Och, och zo erg kan het toch niet zijn? Een paar minuten minder van je schoonheidsslaap maken echt niet uit hoor.' 'Uit!' zeg ik boos. Hij blijft mij onschuldig aankijken. 'Nu!' Lachend draait hij zich om en verlaat mijn kamer. Gapend sta ik op en kleed ik mij aan. Als ik buiten kom zie ik de bewakers zachtjes gniffelen. 'Waag het niet', zeg ik boos. Pissig loop ik naar de keuken. 

Eenmaal aangekomen in de keuken pak ik snel een broodje uit de mand voor het ochtendeten en loop ik etend naar buiten. 'Ben je klaar?' vraagt Noka. 'Hmhm,' zeg ik met mijn mond vol brood. 'Niet te veel eten hoor', zegt hij lachend. 'Anders heb ik de picknickmand voor niks gemaakt.' Ik heb al de volgende hap van mijn broodje genomen, waardoor ik niks kan zeggen. Hij zucht. 'Je bent echt een veelvraat.' Ik knik hevig bij dat. Lachend slaat hij een arm om mij heen. 'Nou kom op dan, de paarden staan al opgezadeld.' Ik blijf stil staan. 'De paarden? Maar ik mag niet buiten de poort.' Natuurlijk is mijn mond nog vol waardoor het er, maar half uit komt.

'Ik heb vader overgehaald om je toch samen met mij te laten.' Hij probeert nog iets te zeggen, maar ik sla mijn armen al om hem heen. 'Dankjewel!' Lachend haalt hij zijn schouders op. 'Het is niks voor een mens, om de hele tijd binnen opgesloten te zitten. En haal die grijns eens van je gezicht. Zo meteen denken mensen nog dat we iets gaan doen wat niet mag.' 'Het lukt niet', zeg ik blij.

Eenmaal bij de paarden aangekomen ben ik bijna niet meer te houden. 'Nou, volgens mij ben je erg blij.' Zegt Noka lachend. 'Weet je wel hoe blij je mij hebt gemaakt? Dit is het beste cadeau ever!' 'Haha, nou ik doe alles om op jouw goede kant te staan.' 'Gaan we bijna?'
'Wat ben je, een klein kind? Wacht maar even, het vissen gaat echt niet weg hoor.'
'Schiet wel op', roep ik hem achterna. 'Je bent verwend,' roept hij terug. Na tien minuten ongeduldig te staan wachten, komt hij terug met twee paarden. 'Hoezo duurde het zo lang?' 'Ik was maar tien minuten weg!' Terwijl hij dat zegt, gooit hij mij een cape toe. Ik kijk hem vragend aan. Hij zucht, 'Dit moest je aan van vader als ik je mee naar buiten zou nemen.' Ik haal mijn schouders op en doe hem aan. De cape heeft een donkerpaarse kleur en verschillende soorten tekens erop geborduurd. De tekens heb ik nog nooit gezien, ook al heb ik het gevoel dat ik ze wel ken.
'Dit moet vast heel veel hebben gekost. Hoezo moet ik het dan naar buiten aan? Dat is toch zonde, wat als er iets gebeurd? Wat als hij vies wordt?' 'Ja zeg, alsof ik dat weet. Hij zei alleen maar dat je dit moest dragen. En zo slecht staat het je nou ook weer niet.' 'Nee, duh, alles staat mij perfect.'
'Oke, oke, zo kan het ook wel weer', zegt hij lachend. 'Op het paard jij.'
Vrolijk spring ik mijn paard op. Voor het eerst in mijn leven, mag ik buiten de muren komen!
We rijden naar de poort toe. Ik heb telkens het gevoel dat ze mij zullen tegen houden, maar in plaats daarvan groeten ze ons en laten ze ons door.
'Weet je zeker dat dit geen droom is?' vraag ik Noka. 'Haha, wat denk je zelf?' 'Nou, het voelt wel als een droom.'

Aangekomen bij het grasveldje, leggen we het kleed neer en zetten we het eten erop. Nieuwsgierig vraag ik Noka, 'Hoe heb je het voor elkaar gekregen, dat ik naar buiten mag?' Hij kijkt mij verbaasd aan. 'Ben je serieus je eigen verjaardag vergeten?'
'Ow...' zeg ik domweg. Ja dat was ik dus wel een beetje vergeten. '17 jaar geleden ben je bij ons voor de deur gelegd. Dan moet ik er toch wel iets speciaals van maken?' 'Hoe lang heb je wel niet erover gedaan om dit voor elkaar te krijgen?' 'Laten we zeggen, een lange tijd, maar dat maakt nu niet meer uit. Nu gaan we genieten.' 

Na eerst te hebben gegeten, gaan we door het bos wandelen. 'Noka?' 'Ja?' 'Hoe is het in het dorp? Is het daar mooi? Hoe zijn de mensen daar?' Hij zucht en kijkt mij aan. 'Ik weet dat je graag naar het dorp wilt, maar dat mocht absoluut niet van hem.' 'Ik weet het. Ik wil alleen gewoon weten, hoe het daarbuiten is. Hoe het leven daar gaat.' 
We gaan op een boomstronk zitten, die daar zo te zien al een tijdje ligt. 'Het niet zo mooi als bij ons. Er is veel armoede. Veel mensen die erg dicht op elkaar wonen.' 'Echt? En de huizen, hoe zien die eruit?' 'Alle huizen zijn van steen of van hout gemaakt. Sommige zijn mooier dan andere. De rijken hebben mooiere huizen dan de arme.' 'Waarom?' 'Tja, dat is altijd al zo geweest.' Ik wil nog wat zeggen, als ik gekraak achter ons hoor.

'Hoorde jij dat ook?' Hij kijkt mij vragend aan. Ik hoor weer wat kraken, dichterbij deze keer. 'Zeg mij nou niet dat je dat niet hoorde!' Ik begin mij een beetje zenuwachtig te voelen. Er klopt iets niet, het is te stil.
'Kunnen we alsjeblieft terug?' 'Weet je het zeker?' 'Ja.' Ik sta gelijk op en begin terug te lopen, telkens achterom kijkend. Noka moet nog zijn best doen om mij bij te houden. Mijn cape komt vast te zitten achter een tak. Terwijl ik hem probeer los te raken, hoor ik het gekraak weer. '
Noka, help nou!' Ik kijk bang om mij heen. Noka is nu ook gespannener geworden. En probeert mij zo snel mogelijk los te maken. 'Ik krijg hem niet los.' 

Achter ons komt er een grote wolf uit de bosjes gekropen. Terwijl hij uit de bosjes komt, valt mij iets raars op. Zijn ogen zijn blauw. Ik heb nog nooit gehoord van een wolf met blauwe ogen.

 'Shit', roept Noka. De wolf springt op mij af en haalt zo mijn been open. Bloed begint uit de wonden te lopen. 'Noka, help!' Ik krijg de cape nog steeds niet los.
Ik trek de cape zo hard als ik kan van mij af, waardoor de cape los op de grond valt. Het maakt mij niet uit dat ik heb beloofd hem niet af te doen, het is of dat ding of ik. Zo snel als we kunnen rennen we er vandoor. Met de wolf op onze hielen. 'Hou vol Kama, we zijn bijna bij de paarden.' Rennend springen we onze paarden op en galopperen we er vandoor. Onze spullen achter ons latend. Na een tijdje geeft de wolf het op. Pas als we door de poorten zijn, durf ik weer opgelucht adem te halen. 'Nou,  dat was ook niet hoe ik het buiten had verwacht.' 

'Maar, er horen helemaal geen wolven in dit gebied te zijn,' zegt Noka. 'Ik heb er nog nooit een gezien hier.' Joan komt door de deuren heen gestormd op ons af. En blijft abrupt staan, als hij ziet dat ik zonder cape en vol met schrammen zit. 'Wat is er gebeurd', vraagt hij met een ijzige toon. 'En waarom heb jij je cape niet om?' Pas als hij ziet dat ik op Noka leun om te blijven staan, komt hij naar ons toe om mij naar binnen te helpen.

'Ik vreesde al dat dit zou gebeuren.' Zegt hij mompelend. 'God help ons voor de gevolgen.'

Hoi iedereen,

Weer een volgend hoofdstuk. 

Omdat ik zelf ook jarig ben, een klein beetje daarvan hierin terug ;). 

Zie jullie volgend hoofdstuk weer!

De Parel PrinsesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu