Een vriend

233 18 0
                                    

Met donkere wallen loop ik mijn kamer uit. Ik ben nog steeds getraumatiseerd van wat er is gebeurd gisteravond en schrik van elk geluidje op. De bewaker die met mij meeloopt valt het ook op en is nog beter op zijn hoede dan normaal.
Bij het ontbijt krijg ik geen hap door mijn keel en sta ik snel op van tafel. 'Ik ga alvast naar school', zeg ik tegen niemand in het algemeen en loop weg. Ik kan zijn lippen nog steeds op mijn mond voelen, zijn vingers nog steeds op mijn armen. Ik krijg het koud van de gedachten. Ik loop zo snel dat de bewaker last heeft om mij bij te houden, want vanaf nu komt de bewaker ook mee naar school. Het voordeel is dat de kans veel kleiner is geworden, dat ik word gepest. Het nadeel is, dat ik de hele dag een bewaker achter mij aan heb lopen. Die iedere stap die ik zet in de gaten houd. Maar na wat er gisteren is gebeurd, ben ik wel blij met wat meer bescherming. 

Om eerlijk te zijn kan ik het wel uitgillen van woede, angst en verdriet. De woede voor wat er gisteren is gebeurd, de angst voor de stemmen en de verdriet voor de eenzaamheid. Want elke keer dat ik bij mensen kom, heb ik het gevoel dat ik een masker opzet dat ervoor zorgt dat niemand de echte ik kan zien. Dat niemand ziet dat ik eigenlijk om hulp schreeuw. Dat niemand mij ook maar kan raken. Want wat andere mensen zien is niet de echte ik. Ze zien een versie van mij die ik op zet om het te kunnen overleven. 

Ik schop een steentje wat voor mij ligt weg en kijk hoe hij de berg af rolt naar het onbekende. De bewaker blijft naast mij staan, terwijl ik in de verte staar. 'Kama, sorry om dit te zeggen, maar we moeten opschieten om op tijd bij de school te zijn.' Ik knik en begin weer met lopen. In stilte lopen we verder. Ik heb gewoon geen zin in ook maar iets, om eerlijk te zijn. Het liefst zou ik in mijn bed willen kruipen en er nooit meer uitkomen, maar dat kan jammer genoeg niet.

De rest van de dag gaat langzaam voorbij. Ik ga van klas naar klas en wacht totdat de lessen eindigen, om uiteindelijk mij in mijn kamer te verstoppen en de deur op slot te doen. Dit gaat zo een paar weken door. 

Ik kijk in de spiegel en herken mijzelf bijna niet meer. Mijn haar hangt als sprietjes langs mijn gezicht. Ik ben zo dun geworden, dat al mijn botten erg opvallen en in mijn ogen is de levendigheid verdwenen. Ik doe één van mijn t-shirts aan die nu losjes om mij heen hangt. Zonder mijn haar te borstelen, doe ik het in een staart en loop ik naar buiten. Ik loop gelijk door naar buiten het ochtendeten vermijden. Het is buiten nog donker en ik moet moeite doen om te zien of ik wel goed loop. De bewaker heb ik in het kasteel al verloren. Ik ga naar dezelfde plek waar ik elke dag voor de paar weken al naartoe ga. Het is een open plek in het bos, waar niks groeit. Het enige wat er ligt is aarde. Geen enkel plantje groeit daar, geen enkel dier gaat er naartoe en geen enkel mens is gek genoeg om er te komen, behalve ik natuurlijk. Ik ga er naartoe, omdat dat de enige plek is waar de stemmen in mijn hoofd verstommen, waar ik niet het gevoel van woede voel, want na die avond wordt het alleen maar erger. De stemmen trekken aan mij, ze proberen mij dingen te laten doen, wat ik nooit zou kunnen doen. Ze proberen mij in een monster te veranderen. Ik ga zitten en kan eindelijk even nadenken.
Ik begrijp maar niet hoe dit is gebeurd. Ik had een normaal achtig leven.  Niet perfect, maar het was niet zo slecht, nu ik erop terug kijk. Nee, dit is veel erger. 

Terwijl in gedachte verzonken, voel ik opeens een hand op mijn arm. Geschrokken spring ik op en grijp ik diegene die achter mij staat bij zijn nek. Snel laat ik los als ik Eoin zie staan. Hoe komt hij nou hier? Bijna niemand weet dat deze plek bestaat en wie er al vanaf weet komt hier niet. Alsof hij mijn gedachte kan lezen, haalt hij zijn schouders op en zegt, 'Ik zag ergens naartoe lopen en vroeg mij af waar je naartoe ging, dus ik volgde je.' Oké, echt niet raar of zo. Hij gaat zitten en wijst naar de plek naast hem. Op mijn hoede ga ik zitten. Ik begrijp nog steeds niet wat hij hier doet. 
'Kama, wat is er aan de hand?' 
Niet begrijpend kijk ik hem aan. Hij rolt met zijn ogen. 'Je ziet er zo slecht uit. Volgens mij eet je niet eens meer.' 'Dat zijn jouw zaken niet.' zeg ik botter dan ik bedoel. Hij doet net alsof hij dat niet heeft gehoord en blijft wachten op een antwoord. Na een paar minuten geef ik twijfelend een antwoord.

'Het is... persoonlijk.' 'Zo persoonlijk dat je er niet eens met je broers over praat?' Hoe weet hij dat nou weer? Volgens mij was die vraag van mijn gezicht af te lezen, want hij antwoord er al op. 'Je broers kwamen naar mij toe. Ze zeiden dat je niet meer at. Zelfs een paar leraren zijn naar mij toe gekomen, om te vragen wat er met je was.' 
'En waarom zouden ze dat doen?' 
Hij kijkt verbaasd naar mij. 'Omdat ik je vriend ben. Wat denk je zelf?' Mijn vriend? Dat is iets wat ik een tijd niet heb gehad, maar om hem gelijk alles te vertellen. Ik kan hem misschien delen vertellen, maar niet alles. 

Ik vertel hem over hoe de adviseur van mijn oom mijn kamer binnen kwam en probeerde te doen, wat hij probeerde. Het enige wat ik eruit laat, zijn de stemmen en hoe ik opeens sterker was dan hem. 

Hij staart mij verbouwereerd aan. 'Geen wonder, dat je je zo voelt. Dat is echt erg, kama! Hoezo heb je niks tegen je oom gezegd?!' 'Omdat hij mij toch niet zou geloven. Ze zijn beste vrienden.' 'Heb je het al geprobeerd, om het hem te vertellen? Misschien luistert hij wel naar je.'
 Ik schud nee. 'Zullen we het dan gaan doen?' Terwijl hij dat zegt staat hij op en steek hij zijn hand naar mij uit. Ik pak hem vast en word zo omhoog getrokken. Terwijl ik hem aanraak voel ik een rare tinteling door mijn lichaam gaan. Het is geen onaangename tinteling.
Het stopt jammer genoeg gelijk als ik hij mij loslaat. Samen lopen we terug, naar het gebouw en ik neem mij één ding voor. Ik ga die stemmen onder controle krijgen. Hoe lang mij het ook kost, ik moet dit doen. Anders ga ik op een punt komen dat ik mijzelf niet meer herken. 

Hoi iedereen,

Nog een fijne kerst van mij toegewenst en een gelukkig nieuwjaar. Sorry, dit hoofdstuk was wat saaier dan de rest, maar dat maak ik weer goed in het volgende hoofdstuk. 

Tot volgende keer.

De Parel PrinsesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu