♧ - H 2 - ♧

432 27 11
                                    

De bel luidt, het is twaalf uur. Middagpauze.
Meestal zit ik samen met Annah in ons vaste hoekje van de aula, maar vandaag moest zij de school eerder verlaten voor haar afspraak bij de tandarts. Ik werp een laatste blik op het raam terwijl ik mijn tas inpak. De zon schijnt nogsteeds even prachtig en uitnodigend, alsof ze wil dat ik vandaag mijn pauze buiten zal spenderen.

Na een bezoekje aan het toilet besluit ik om de pauze - nu Annah er toch niet is - eens buiten op het plein door te brengen. Annah houd niet van buiten zitten, ze heeft het echt áltijd koud. Bovendien is ze erg gehecht aan ons vaste plekje, dat mij persoonlijk niet zo interesseert. Met mijn zware rugzak hangent op mijn linkerschouder baan ik mijn weg naar de uitgang. De zon weet mij opnieuw te verblinden, maar ik raak er sneller aan gewend dan ik vanmorgen deed. Mijn ogen bespeuren de bankjes, opzoek naar een vrij plekje. Alle bankjes lijken bezet te zijn, blijkbaar had iedereen hetzelfde idee met dit prachtige weer. Dan valt mijn oog op een bankje waar een lange jongen uitgestrekt ligt te zonnen met een sigaret tussen zijn lippen. Mijn wenkbrauwen schieten ongelovig omhoog. Het is Tobias, die nieuwe. Is hij serieus? Hoe arrogant kun je zijn, een héél bankje voor jezelf bezetten?! En rokent nog wel! Vastbesloten om hier een opmerking over te maken, stap ik op de nietsvermoedende jongen af. Ik kuch luid. Geen reactie. "Pardon.." begin ik iewat nerveus. Eindelijk, een reactie. De brunet plaatst zijn hand tegen zijn voorhoofd in poging om zijn kastanjebruine ogen in een streepje schaduw te brengen. "Ah, goudlokje! Kom zitten." Hij trekt zijn lange benen naar zich toe om plaats voor me te maken. Het bloed schiet naar mijn wangen. "Goudlokje?!" Stamel ik verbaasd. Wat een gekke bijnaam voor iemand die je niet eens kent. De jongen zet een stomme grijns op zijn smoel, en verwijderd de sigaret uit zijn lippen. "Hoe de ochtendzon vanmorgen in het lokaal op je haren scheen, ze leken wel van goud. Ik dacht even dat er een engel in mijn klas zat!"
Mijn wangen worden nog roder van ongemak. Wat zegt deze gozer nou allemaal?!
De vreemde brunet steekt zijn vrije hand naar me uit. "Tobias. Tobias van Eggelen." Twijfelent neem ik zijn hand aan.
"Uh ja, ik had  je naam al gehoord hoor."
Er valt een ongemakkelijke stilte. Tobias staart me schaapachtig aan.
"Wat?!" Blaas ik verontwaardigt.
"Zou ik jouw naam nog mogen weten, of wil je liever dat ik je goudlokje blijf noemen? Of engel.." Hij zegt de belachelijkste woorden alsof het niets is. "Nee, Noach! Ik heet Noach Scholten!" De jongen knikt met diezelfde stomme grijns. Een bruine pluk haar valt voor zijn gezicht. "Zeg, laat je mijn hand nog los?", vraagt hij dan. Geschrokken ruk ik mijn hand met een wilde beweging uit de zijne. Ik heb nog geen idee wie deze vent is, maar het lukt hem nu al om het bloed onder mijn nagels vandaan te halen. Tobias wrijft de pluk naar achteren en speelt met de blouse die op zijn schoot ligt.
"Waarom heb je je blouse uitgedaan? Zo warm is het toch helemaal niet? Ik zou bevriezen in die tanktop als ik jou was", mompel ik. Tobias haalt zijn schouders op en slaat zijn hoofd naar achteren in de volle zon.
"Ik heb het anders snikheet, hoor!"
-"En die sigaret, als de congerge je rokend tegenkomt ben je er geweest!" Met een langzame beweging drukt Tobias de peuk uit tegen de armleuning van het bankje en gooit hij het smerige ding met een zwierige beweging in de prullebak. "Zijn ze zo streng hier dan?"
Deze vent is echt gek.
"Bestaat er een school waar roken op het terrein toegestaan is dan?!"
Tobias knikt uiig. "Bij de school waar ik vandaan kom wel, ja."
Zuchtend neem ik plaats op het vrije plekje naast hem. Hij komt waarschijnlijk dus ver van hier, bedenk ik me terwijl ik mijn rugzak op mijn schoot plaats.
Naast me rekt Tobias zich nog een keer lang uit. Dan bespot ik een plaatje op zijn rechterschouder van een vis. Verbaast breng ik mijn gezicht dichterbij, en voordat ik het weet glijden mijn vingers nieuwschierig over de schouder van de nog-redelijk-onbekende jongen. "En? Vind je het een gave tattoo?"
-"huh? Is dit een tattoo?!"
Tobias lacht trots. "Heb je nog nooit een tattoo in het echt gezien?" Ik schud zachtjes mijn hoofd. "Dit eh.. is niet echt een buurt waar je tattooages tegenkomt", mompel ik terwijl mijn vingers voor de zoveelste keer over de beinkte huid glijden.
-"Waarom een vis trouwens?"
Tobias vouwt zijn benen over elkaar. "Ik hou van vissen. Ik ben opgegroeid in een dorpje waar bijna iedereen vist, en het dus.. tja..", de jongen buigt zijn hoofd naar voren om uit de felle zon te ontsnappen en kijkt me vervolgens met geknepen ogen aan. "Het is een groot deel van mijn leven geworden, vissen. Dus leek het me geining om een karper op mijn schouder te vereeuwigen." Ik knik. Wie doet er nou zoiets, daar zit je je hele leven aan vast!
-"Ik heb nog nooit gevist." En het zou me ook niks aan lijken.
Tobias veert omhoog.
-"Nog nóóit?!"
Ik knik opnieuw.
-"Kom vanmiddag na school mee vissen, ik leer het je!". Het enthousiasme straalt uit zijn opgelichte ogen. Nog nooit heb ik zo'n gesprek met iemand gevoerd. Na een paar woordwisselingen doet hij al alsof we eeuwenlang vrienden zijn!
"Uhm, ik weet het niet hoor..", zeg ik twijfelent. Tobias legt zijn sterke hand op mijn schouder. "Kom op, het is een prachtige dag vandaag! Je weet echt niet wat je mist hoor, zo'n dag is zeldzaam." Nerveus kijk ik naar zijn hand die nonchalant op mijn schouder rust, ik hou er niet van om aangeraakt te worden. "Kun je.. kun je je hand wegdoen?" Mompel ik ongemakkelijk. Meteen trekt de brunet zijn hand weg.
-"Duss, ja of nee?"
-"ik weet het niet."
-"kom op, Noach! Wat is er nou zo erg aan een avondje vissen? Heerlijk toch?" Tobias kijkt me met diezelfde enthousiaste ogen aan. Jemig, wat kan die jongen doordrukken. Dan merk ik dat hij kippenvel heeft, en ik onderdruk een glimlachje. Een beetje stoer proberen te doen met je tattoo, hé? Ik gris de blouse van zijn schoot en druk hem tegen zijn borstkast.
-"wat doe je?"
-"trek aan."
Met een verwarde blik trekt Tobias zijn blouse weer aan. Ik gniffel. "Prima, ik ga mee."
Meteen wordt er een prachtige rij spierwitte tanden aan me blootgelachen.
"Super!"
De bel gaat. Tobias springt in een reflex gelijk op van het bankje. "Zie ik je dan!", roept hij nog, en dan smelt hij samen met de stroom van haastige leerlingen.
Wat een vreemde knakker, die Tobias.

?☆?

LieveheersbeestjeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu