Ik had dus een lange tijd niet geupload omdat ik me op school moest richten voor de toetsweek. Geloof me, dat had geen zin. Mijn cijferlijst is rampzalig.
RIPHet is niet wat het lijkt..
Zwijgend slaat Tobias een arm om me heen. Het plotselinge fysieke contact doet me rillen.
Nooit heeft iemand een troostende arm om me heengeslagen. Ik word altijd overrompelt door een vulkaan van boze woorden als ik iets heb gedaan wat de ander niet aanstaat, maar Tobias blijft stil.Het is een geruststellende stilte.
"Soms voelt het alsof ik een marionet ben", begin ik. Tobias knikt zachtjes, als teken dat ik zijn aandacht heb. "Een poppetje dat slechts uit stof en touwtjes bestaat, waaruit alle emoties en gevoelens onder controle zijn van de bespeler. "
De brunet trekt me nog iets dichter naar zich toe. "Je bent geen marionet, Noach. Je bent meer waard dan dat." De woorden komen zo teder uit zijn mond dat ik even niet weet hoe ik erop moet reageren.
-"Maar je kent me niet eens.."
Tobias drukt zijn wijsvinger tegen mijn lippen. "Iedereen is meer waard dan dat, dus jij ook. Het leven is geen voorgeschreven toneelstuk. Schrijf je eigen script, laat het niet door anderen invullen."Ik knik en glimlach zachtjes, terwijl ik met mijn duim over het relief op mijn pols wrijf. Ik ben nog niet klaar om het over zulke zware onderwerpen te hebben tegen een vreemde, en Tobias lijkt het aan te voelen. Hij schuift zichzelf ietwat verder van me vandaan en tuurt in de verte, over het glinsterende water. Ik richt me ook op het water en denk aan de vis die ik zojuist had vrijgelaten.
"Hey Tobias, ken je het verhaal van Jona en de vis?", vraag ik, in poging om de bedrukte sfeer te verlichten.
Tobias bromt. "Ik heb er welleens van gehoord, geloof ik."Ik schraap mijn keel overdreven.
"Die vis van net deed me even denken aan het bijbelse verhaal over Jona, de man die opgeslokt werd door een vis. Nadat hij de Heer niet meer wilde dienen, vluchtte hij naar een schip om ver, ver weg te varen. Maar de Heer liet een zware storm komen, en om de zee weer kalm te krijgen liet Jona zichzelf in de woeste golven gooien waarna hij opgeslokt werd door een enorme vis. Drie dagen en drie nachten had hij in de maag van de vis gezeten. Nadat hij in de buik van de vis tot God bidde, werd hij uitgespuwd op het droge."
-"En toen?"
"Toen had de Heer hem verteld dat hij de mensen in Ninevé moest waarschuwen, ze zouden door God omgebracht worden als ze niet gingen rouwen. Dus ging hij naar Ninevé, om de inwoners te waarschuwen." Ik keek opzij, naar Tobias. Hij staart me uiig aan, met een scheef glimlachje op zijn lippen.
"Luister je wel?!" Vraag ik beledigd.
-"jazeker, natuurlijk! Ga verder!"
Ik schud koppig mijn hoofd. Tobias trekt een pruillip.
"Nee, had je maar moeten luisteren."
"maar-"
Ik sta op van mijn plek en veeg wat zand van mijn broek. "Het is al laat."De hele terugrit naar huis merkte ik dat Tobias gespannen was. Hij voelde zich duidelijk niet comfortabel nadat hij de opgezwollen lijnen op mijn pols gezien had.
Zelfverwonding. Ik weet niet helemaal precies wanneer ik ermee begonnen ben, of waarom. Ik denk dat ik een keer gewoon het mes heb gepakt, en iets wilde voelen. Iets anders dan de hete adem van mijn vader die blies in mijn nek wanneer ik mijn schoenen niet zorgvuldig genoeg in het rek had geplaatst. Iets anders dan de koele ogen van mijn moeder die door me heen boorden alsof ze me wilde doodsteken wanneer ik een gebed niet oprecht genoeg uitsprak.
Ik wilde mezelf voelen. Was ik daar nog? Was ik uberhaupt nog in staat om iets voelen? Ik voelde me gevangen in het lichaam van een marionnet, een poppetje dat gebrek had aan emoties en gevoelens, maar ik wist niet hoe ik ze eigen kon maken.Het gevoel van leegte was de enige emotie die ik eigen kon maken.
"Hier is de school. Kun je de weg naar je huis beschrijven? Dan zet ik je af."
Nog half verzonken in gedachten kijk ik om me heen. Het schemert al. "Dat hoeft niet, zet me hier maar af. Ik loop wel."
-"weet je het zeker?"
Tobias remt zijn fiets af en draait zich naar me toe, om me vriendelijk aan te kijken. Ik spring van de bagagedrager af en knik.
"Ja, bedankt."
Even blijft het stil. Het is begonnen met waaien en om ons heen circelen dorre bladeren in alle herfsttinten. Tobias' kapsel zit helemaal door de war en zijn hoofd is een beetje bezweet door alle inspanning van het fietsen."Ik zie je morgen"
Met een zwaai springt hij energiek op zijn fiets en vliegt hij ervandoor.
'Tot morgen', antwoordde ik in mijn hoofd. Het lukte me even niet om ook nog maar één woord uit te spreken.Eenmaal thuisgekomen stamp ik mijn schoenen schoon op het tapijt en hang ik mijn jas zorgvuldig aan de haak. Moeder staat in de gang met haar handen in haar zij geplant.
"Waar was jij?"
-"Ik ben gaan vi.. ik heb gewandeld met Annah."
Het leek me het verstandigst om te zeggen dat ik weg was met Annah. Moeder mocht Annah graag, en ze zou veel bozer worden als ik haar vertel dat ik ben gaan vissen met een jongen die ze nog nooit gezien heeft.
"En wat dacht je van het Koor?"
Mijn adem stokt in mijn keel. Dat is waar, vandaag had ik koorles bij de Kerk.
"ik.."
-"meekomen."
Zwijgend volg ik mijn moeder de trap op. Haar vlecht zwiept agressief heen en weer bij elke stap die ze zet."Waag het niet om nog één keer het Koor te missen. Dit is niet alleen respectloos naar Mariët, maar ook tegenover de Heer." Mariët was de begeleidster van het koor. Ze is streng, maar vergeleken met Moeder is ze een engel.
"Het spijt me, moeder. Wilt u het alstublieft niet tegen vader vertellen?"
Moeder vouwt haar armen over elkaar en kijkt me woedend aan.
"Als jij vanavond nog gaat biechten, zal ik het verzwijgen voor Aaron. Je zal niet eten vanavond.""Dank u wel."
Ik kon aan het vuur in haar kille ogen zien dag ze woedend was. Ze is gelukkig niet zo van het fysieke geweld, dat is meer mijn vaders ding. Nee, moeder laat me het liefst zo vaak mogelijk biechten.
Zonder een weerwoord te geven leg ik mijn boekentas opzij en trek ik mijn jas weer aan, om naar de kerk te vertrekken.
JE LEEST
Lieveheersbeestje
Roman d'amourB × B We friemelden met onze blote tenen in het gras Starend met geknepen ogen tegen de brandende zon, naar de zwarte electriciteitdraden die een fel contrast vormden met de helderblauwe lucht. "Zouden wij ooit in de hemel daar boven komen?" Vroeg j...